In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Wajong-uitkering aanvraagt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had eerder, in 2010, een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die was afgewezen. Op 18 juni 2019 diende eiser een herhaalde aanvraag in, waarbij hij een nieuwe diagnose, Autisme Spectrum Stoornis (ASS), overlegde. De rechtbank moest beoordelen of de Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen van de eerdere afwijzing.
De rechtbank oordeelde dat de Uwv de aanvraag van eiser terecht had aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 29 juni 2010. De rechtbank volgde de redenering van de Uwv dat de diagnose ASS geen nieuw feit of veranderde omstandigheid opleverde, omdat de beperkingen van eiser al eerder waren vastgesteld en de nieuwe diagnose geen andere inzichten bood over zijn situatie ten tijde van de eerdere beoordeling. Eiser had geen nieuwe medische informatie aangedragen die de eerdere beoordeling zou ondermijnen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de Uwv de aanvraag op goede gronden had afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de consistentie in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor nieuwe feiten of omstandigheden om een eerdere beslissing te herzien. De rechtbank wees ook op de zorgvuldigheid van de Uwv in de beoordeling van de medische informatie en de afwezigheid van noodzaak voor een deskundige benoeming.