ECLI:NL:CRVB:2020:407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk - Prins
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering en verzoek om terug te komen van eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had in 2001 een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij niet in aanmerking kwam voor een uitkering ingevolge de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW). In 2007 diende hij een aanvraag in voor een Wajong-uitkering, die ook werd afgewezen. In 2017 diende appellant opnieuw een verzoek in, dat door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van de eerdere besluiten. Het Uwv stelde vast dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die de eerdere besluiten onjuist maakten. De Raad benadrukte dat de medische situatie van appellant op zijn zeventiende/achttiende jaar niet wezenlijk was veranderd en dat de door appellant overgelegde stukken niet voldoende waren om de eerdere besluiten te herzien. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden het verzoek van appellant had afgewezen en dat het hoger beroep niet slaagde.