Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2016 in de zaken tussen
[naam] ,
Procesverloop
Overwegingen
c. de naleving van het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag;
d. het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.
3. Met inachtneming van het eerste en het tweede lid zijn als veilige landen van herkomst als bedoeld in artikel 3.105ba, eerste lid, van het Besluit aangewezen de landen die zijn opgenomen in bijlage 13 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0012002/Bijlage13/geldigheidsdatum_15-02-2016) bij deze regeling.’
;
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU(gebezigd voor de Regeling van 10 november 2015, nr. 695431).
Verweerder heeft in de beoordeling vermeld dat er berichten zijn van mishandeling van gevangenen en gedetineerden en dat mensenrechtengroeperingen het gebruik van onnodig geweld en foltering voor het verkrijgen van bekentenissen melden. In de beoordeling, de bestreden besluiten, noch ter zitting, is inzichtelijk gemaakt dat hiertegen op effectieve wijze bescherming wordt geboden. Zo is niet uitgelegd waarom het systeem van rechtsmiddelen in het algemeen voldoende waarborgen biedt tegen schendingen van rechten en vrijheden.
10 februari 2016 met nummer 732095 onverbindend te verklaren voor zover Mongolië daarbij middels een wijziging van bijlage 13 van het Vv 2000 is aangemerkt als veilig land van herkomst, nu de (totstandkoming van de) beoordeling in strijd is met hetgeen de geïmplementeerde bepalingen uit Procedurerichtlijn II (de artikelen 3.105ba van het Vb 2000 en 3.37f van het Vv 2000) voorschrijven.