ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2216
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Informatiebeschikking afgegeven door de inspecteur van de Belastingdienst niet terecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 september 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de inspecteur was afgegeven op 27 maart 2012, waarin de inspecteur stelde dat de belanghebbende niet naar waarheid had geantwoord op vragen over buitenlandse bankrekeningen en vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de informatiebeschikking vernietigd.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd dat de belanghebbende de vragen niet naar waarheid had beantwoord. De inspecteur had zich voornamelijk gebaseerd op gegevens van microfiches uit 1994, maar de rechtbank vond dat deze gegevens onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat de belanghebbende in 2009 niet naar waarheid had geantwoord. De rechtbank benadrukte dat het bewijs dat de verstrekte informatie niet op waarheid berust, in beginsel op de inspecteur rust.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van de belanghebbende vergoed, vastgesteld op € 437. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. J.M.C. Hendriks. De belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor het jaar 2009, waarbij hij en zijn echtgenote een verzamelinkomen van respectievelijk € 17.194 en € 7.093 hadden opgegeven. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende in 1994 gerechtigd was tot de in de microfiches genoemde tegoeden, en dat de informatiebeschikking daarom niet in stand kon blijven.