In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de informatiebeschikkingen van de Inspecteur heeft bekrachtigd. De Inspecteur had belanghebbende verzocht om informatie over een buitenlandse bankrekening bij Van Lanschot Bankiers (Luxemburg) SA, naar aanleiding van gegevens die door de Belgische autoriteiten waren verstrekt. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan haar informatieverplichting op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikkingen die de Inspecteur op 30 september 2011 had afgegeven voor de jaren 2008 tot en met 2010. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en stelde belanghebbende in de gelegenheid om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de Inspecteur de informatiebeschikkingen niet had mogen nemen, omdat de rechtbank geen rekening had gehouden met het tijdsverloop en de bewijsnood waarin belanghebbende zich bevond.
Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Inspecteur terecht om informatie heeft gevraagd. Het Hof oordeelde dat de gegevens van de rekeninghouders zoals vermeld op de renseignementen overeenkwamen met de gegevens van belanghebbende in het BVR-systeem van de belastingdienst. Het Hof bevestigde dat de gevraagde informatie van belang kon zijn voor de belastingheffing van belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2010. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.