3.1.Op grond van de stukken van het geding gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende door de rechtbank in haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als “eiser” en de Inspecteur als “verweerder” heeft aangeduid.
“1. Op 18 februari 2005 hebben de Belgische autoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen fotokopieën verstrekt aan de FIOD-ECD Team Internationaal, welke bij een huiszoeking in België in beslag waren genomen. De belastingdienst heeft naar aanleiding van deze gegevens vervolgens onderzoek gedaan, later bekend geworden als het project Bank Zonder Naam. Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij Van Lanschot Bankiers (Luxemburg) SA te Luxemburg (VLB), waarvan de gegevens waren vermeld op vorengenoemde fotokopieën (de renseignementen).
2. De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [A] ten name van [B] met een saldo op 5 september 1996 van ƒ 308.393,48
(ƒ 1.063,44 lopende rekening, ƒ 290.650 obligaties en ƒ 16.680,04 beleggingsfondsen), alsmede een rekening met nummer [C] ten name van [D], met een saldo op 28 november 1996 van ƒ 362.072,66 (ƒ 1.232,36 lopende rekening, ƒ 354.385,00 obligaties en
ƒ 6.459,30 beleggingsfondsen). Verweerder heeft eiser als houder van die rekeningen geïdentificeerd en hem hierover voor het eerst op 18 november 2008 aangeschreven.
3. Eiser, geboren [in] 1946, was tot [E]1996 gehuwd met [F]
, geboren [in] 1948. Eiser heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2009 en 2010 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een buitenlandse bankrekening bij VLB.
4. Bij brief van 16 oktober 2012 heeft verweerder eiser als rekeninghouder van een buitenlandse bankrekening om nadere informatie verzocht, waaronder de bankafschriften over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. Als bijlage bij die brief zijn een tweetal formulieren gevoegd, te weten een formulier “Verklaring In het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en een formulier “Opgaaf In het buitenland aangehouden bankrekening(en)”. In die formulieren wordt van eiser gevraagd om – onder vermelding van onder andere rekeningnummers, namen van buitenlandse banken en jaren van opening van de rekeningen – aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen hij rekeninghouder is geweest. Bij brief van 13 november 2012 heeft verweerder, onder verwijzing naar de vragenbrief van 16 oktober 2012, een herinneringsbrief aan eiser gestuurd. Eiser heeft op beide brieven van verweerder niet gereageerd. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikkingen gegeven.”