In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 juli 2014 een eerdere beschikking van de Inspecteur van de Belastingdienst heeft bekrachtigd. De Inspecteur had op 6 november 2013 een informatiebeschikking afgegeven aan belanghebbende met betrekking tot een buitenlandse bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg (KB Lux) voor het jaar 2010. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraak op bezwaar op 10 december 2013. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarbij zij oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan zijn informatieverplichting zoals vastgelegd in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de Inspecteur de informatiebeschikking niet had mogen nemen, onder andere omdat de rechtbank geen rekening had gehouden met het tijdsverloop en de bewijsnood waarin hij zich bevond. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2015 zijn beide partijen verschenen en is de zaak gezamenlijk behandeld met een soortgelijke zaak van de echtgenote van belanghebbende.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 10 juni 2015 geoordeeld dat de Inspecteur terecht om informatie heeft gevraagd en dat de informatiebeschikking rechtmatig is. Het Hof heeft vastgesteld dat de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing van belanghebbende en dat hij niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.