3.1.Op grond van de stukken van het geding en het ter zittingen verhandelde gaat het Hof in hoger beroep uit van de door de rechtbank onder 1 tot en met 7 van haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als ”eiseres” en de Inspecteur als ”verweerder” heeft aangeduid.
“1. Op 18 februari 2005 hebben de Belgische autoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen fotokopieën verstrekt aan de FIOD-ECD Team Internationaal, welke bij een huiszoeking in België in beslag waren genomen. De belastingdienst heeft naar aanleiding van deze gegevens vervolgens onderzoek gedaan, later bekend geworden als het project Bank Zonder Naam. Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij Van Lanschot Bankiers (Luxemburg) SA te Luxemburg (VLB), waarvan de gegevens waren vermeld op vorengenoemde fotokopieën (de VLB-renseignementen).
2. De VLB-renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer 1] ten name van “[X]”, met een saldo op 5 september 1996 van ƒ 253.899,58 (ƒ 100,91 lopende rekening,
ƒ 253.798,67 deposito’s), en op 28 november 1996 van ƒ 258.433,08 (ƒ 686,58 lopende rekening, ƒ 53.429,46 deposito’s, ƒ 49.750 effecten, ƒ 154.567,04 beleggingsfondsen). Verweerder heeft eiseres als houder van die rekening geïdentificeerd en haar hierover voor het eerst in 2007 aangeschreven.
3. Eind september 2010 hebben de Franse autoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen een cd-rom aan de belastingdienst ter beschikking gesteld. De belastingdienst heeft naar aanleiding van deze gegevens vervolgens onderzoek gedaan naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij een vestiging van HSBC Bank in Zwitserland, waarvan de gegevens waren vermeld op vorengenoemde cd-rom (de HSBC-renseignementen).
4. De HSBC-renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer 2] met openingsdatum 7 mei 1999, ten name van “[X]”, geboren op [dag en maand] 1936. Het tegoed op die rekening werd gedeeltelijk in de vorm van effecten aangehouden. Het geschatte saldo van die rekening bedroeg in december 2005 en december 2006 respectievelijk $ 181.448 en $ 209.449. In de periode van november 2005 tot februari 2007 bedroeg het geschatte maximum saldo van die rekening $ 210.638. Verweerder heeft eiseres als houder van die rekening geïdentificeerd.
5. Eiseres, geboren op [dag en maand] 1936, heeft in haar aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2008 en 2009 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een buitenlandse bankrekening bij VLB dan wel HSBC.
6. Verweerder heeft eiseres, onder verwijzing naar artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) en de artikelen 25, zesde lid, en 27e van de Awr, bij brief van 19 januari 2011 verzocht om nadere gegevens en inlichtingen te verstrekken ter zake van haar in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Bij brief van 7 februari 2011 heeft verweerder, onder verwijzing naar vorengenoemde vragenbrief van 19 januari 2011 en artikel 47 van de Awr, een herinneringsbrief aan eiseres gestuurd. Als bijlage bij die brief is een formulier “Verklaring In het buitenland aangehouden bankrekening(en)” gevoegd. In dat formulier wordt van eiseres gevraagd om – onder vermelding van onder andere rekeningnummers, namen van buitenlandse banken en jaren van opening van de rekeningen – aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen zij na 31 december 1998 rekeninghouder is geweest. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.
7. Bij brief van 25 februari 2011 heeft verweerder eiseres als (mede)gerechtigde van voormelde VLB-rekening en HSBC-rekening om nadere informatie verzocht, waaronder een specificatie en bewijsstukken van het saldo van de bankrekeningen op 1 januari van alle jaren vanaf de opening tot en met heden. Op 21 april 2011 en 1 juli 2011 heeft verweerder, onder verwijzing naar de eerdere vragenbrieven en artikel 47 van de Awr, een herinneringsbrief aan eiseres gestuurd. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikkingen gegeven, waarin verweerder eiseres heeft verzocht om als gerechtigde van voormelde VLB-rekening en HSBC-rekening nadere gegevens en inlichtingen over die rekeningen te verstrekken, zoals in de brieven van 25 februari 2011, 21 april 2011 en 1 juli 2011 is verzocht. In bezwaar heeft eiseres ontkend voormelde rekeningen te hebben gehad.”