In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2024, behandeld onder de zaaknummers AMS 22/2696 en AMS 22/2673, zijn eisers, bewoners van Amsterdam, in beroep gegaan tegen de intrekking van hun parkeervergunningen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de instelling van een nulplafond in het deelvergunninggebied waar eisers wonen. Dit nulplafond houdt in dat er geen vergunningen meer kunnen worden verleend, wat volgens de rechtbank niet voldoende gemotiveerd is. De rechtbank constateert dat het college geen belangenafweging heeft gemaakt en de negatieve gevolgen voor bestaande vergunninghouders niet heeft betrokken in hun besluitvorming. Dit gebrek aan zorgvuldigheid leidt er echter niet toe dat de intrekking van de vergunningen onterecht is, omdat het college ook een tweede grond voor intrekking heeft aangevoerd: eisers kunnen beschikken over een stallingsplaats. De rechtbank concludeert dat, ondanks de onzorgvuldigheid rondom het nulplafond, de intrekking van de vergunningen op basis van de stallingsplaats terecht is. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.