In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 80-jarige man die ervan wordt verdacht op 8 maart 2023 een zorgbegeleider in een verpleeghuis van haar vrijheid te hebben beroofd en te hebben bedreigd. De rechtbank heeft de vervolging geschorst op grond van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat de verdachte lijdt aan Alzheimerdementie en niet in staat is te begrijpen waarvan hij wordt verdacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder in een PPC verbleef, niet in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en dat zijn geheugenproblemen en cognitieve beperkingen hem belemmeren om effectief deel te nemen aan het strafproces.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging tegen elkaar afgewogen. De verdediging stelde dat de vervolging niet passend was en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank oordeelde echter dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om te vervolgen gerechtvaardigd was, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte en de noodzaak om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft ook de eerdere uitspraken van het gerechtshof Amsterdam in aanmerking genomen, waarin werd geoordeeld dat de verdachte niet in staat was om het strafproces te volgen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de vervolging van de verdachte moet worden geschorst, maar dat de voorlopige hechtenis van de verdachte voortduurt, gezien de ernstige bezwaren en de noodzaak om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft de schorsing van de vervolging gelast, maar de schorsing strekt zich niet uit tot de voorlopige hechtenis.