ECLI:NL:RBROT:2023:2215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
10/292172-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging op grond van psychische stoornis en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, waardoor hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit is vastgesteld op basis van rapportages van deskundigen, die ook hebben aangegeven dat de verdachte niet in staat is om effectief te communiceren met zijn advocaat of de situatie te begrijpen waarin hij zich bevindt.

De officier van justitie heeft verzocht om de schorsing van de vervolging op grond van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en om de voorlopige hechtenis van de verdachte te laten voortduren op basis van artikel 17 lid 2 Sv. De verdediging heeft eveneens verzocht om schorsing van de vervolging, maar heeft bezwaar gemaakt tegen de voortzetting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vervolging van de verdachte op grond van artikel 16 Sv dient te worden geschorst, maar dat de voorlopige hechtenis moet voortduren om de veiligheid van de verdachte en de samenleving te waarborgen.

De rechtbank heeft besloten dat de schorsing van de vervolging zich niet uitstrekt tot de voorlopige hechtenis en heeft het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 11 mei 2023 voor een nieuwe beoordeling van de voorlopige hechtenis. De rechtbank benadrukt dat de wettelijke termijn van maximaal negentig dagen voor de voorlopige hechtenis ook geldt voor de verdachte wiens vervolging is geschorst. De zaak betreft ernstige beschuldigingen van geweld tegen medewerkers van jeugdinrichtingen en politieambtenaren, waarbij de verdachte in een psychisch kwetsbare toestand verkeert.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/292172-22
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
raadsvrouw mr. S.M. den Hollander, advocaat te 's-Gravenhage (toegevoegd op grond van artikel 509c Wetboek van Strafvordering).

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 december 2022 en 16 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
3.1.
Schorsing van de vervolging
In de aanloop naar de behandeling van de strafzaak van de verdachte ter terechtzitting en in verband met de geestesgesteldheid van de verdachte en de vraag of de verdachte in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, is door de deskundigen [naam 1] , kinder- en jeugdpsychiater en [naam 2] , GZ-psycholoog, een rapportage uitgebracht op 13 februari 2023. Uit dit rapport komt – onder meer – het navolgende naar voren.
Bij de verdachte is sprake van een paranoïde houding, desorganisatie in denken en spraak en problemen in het cognitief functioneren. Eerder was ook sprake van hallucinaties (vreemde visuele waarnemingen).
Gegeven de irrealistische uitspraken, de vreemde en incoherente gedachtegang, de hallucinaties, achterdocht, het gedesorganiseerd gedrag en de verminderde sociale betrokkenheid en zelfzorg, en de langere periode waarin deze symptomen voorkomen, concluderen onderzoekers dat bij de verdachte sprake is van een Andere gespecificeerde schizofreniespectrum - of andere psychotische stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik (in remissie), problemen in het sociaal adaptief functioneren (zwakbegaafdheid of een verstandelijke beperking) en een bedreigde persoonlijkheids-ontwikkeling.
Vanwege de vastgestelde psychische stoornis (de Andere gespecificeerde schizofreniespectrum - of andere psychotische stoornis) wordt veel, zo niet alle informatie die wordt aangedragen in een interactie met de verdachte op dusdanig psychotische wijze verwerkt en ingekleurd, dat een zinnig en logisch te volgen gesprek niet tot stand komt. De verdachte begrijpt de strekking van de informatie niet. Vanwege de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, verwarring en gestoorde realiteitstoetsing ontbreekt het de verdachte aan zicht op zijn eigen gedrag. Ook heeft hij nauwelijks begrip van de situatie waarin hij zich bevindt. Dat brengt met zich mee dat de informatie over de ingestelde vervolging en het onderhavige onderzoek niet zijn begrepen door de verdachte. Evenmin is de verdachte in staat om effectief te praten met een advocaat over zijn belangen en over de keuzes die moeten of kunnen worden gemaakt in het strafproces. Ook is het niemand gelukt om hem te spreken over de aan hem ten laste gelegde feiten en begrijpt de verdachte niet wat er op het spel staat. Hij heeft geen inzicht in de reikwijdte van een mogelijk op te leggen straf of behandelmaatregel en de gevolgen daarvan.
Hoewel het beloop en het mogelijke effect van behandeling door middel van medicatie feitelijk niet of nauwelijks te voorspellen zijn, achten onderzoekers het mogelijk dat er dusdanig herstel kan optreden, dat verdachte op enig moment de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging in enige mate zal kunnen begrijpen. Daarbij dient te worden aangetekend dat, mocht het effect van de medicatie dusdanig zijn dat de psychotische symptomen naar de achtergrond geraken, er nog steeds sprake is van een cognitieve beperking en dat nog te bezien is in hoeverre er sprake is van neurocognitieve schade ten gevolge van de psychose. Onderzoekers concluderen dat de verdachte
op dit momentde strekking van de tegen hem ingestelde vervolging niet kan begrijpen.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen het rapport van 13 februari 2023 nader toegelicht. Zij hebben verklaard dat de situatie van de verdachte nog niet wezenlijk veranderd is, ondanks dat er onlangs in de PI Vught waar de verdachte verblijft is gestart met dwangmedicatie. Het zal nog enige tijd duren voordat zal blijken of en welk effect de medicatie op het gedrag van de verdachte zal hebben. De deskundigen handhaven hun conclusie dat de verdachte op dit moment niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank ziet zich, gezien de rapportage en voornoemde conclusie van de deskundigen, gesteld voor de vraag of er sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), als gevolg waarvan de strafvervolging van de verdachte geschorst zou dienen te worden.
3.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft ter terechtzitting gevorderd de strafvervolging op grond van artikel 16 Sv te schorsen, gelet op de deskundigenrapportage, en daarbij op grond van artikel 17 lid 2 Sv de voorlopige hechtenis van de verdachte te laten voortduren.
Ter onderbouwing van de toepassing van artikel 17 lid 2 Sv voert zij aan dat, wanneer bij toepassing van artikel 16 Sv de voorlopige hechtenis niet voortduurt, de onwenselijke situatie zal ontstaan dat de PIJ-maatregel van de verdachte herleeft en de verdachte terug zal moeten keren naar een PIJ-instelling.
De huidige beheersmaatregelen die op de verdachte van toepassing zijn in de voorlopige hechtenis, zijn niet met de (herleving van de) PIJ-maatregel te ondervangen. Uit de rapportages blijkt dat de verdachte niet op een reguliere groep kan functioneren en er in groepsverband regelmatig sprake is van agressief gedrag. Bij herleving van de PIJ-maatregel zal er sprake zijn van een hoog recidiverisico. Verdachte zou dan mogelijk moeten terugkeren naar [naam inrichting 1] , terwijl dat ook de plek is waar de verdachte een deel van de aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Gezien verdachtes problematiek is er geen andere geschikte plek voor hem dan de plek waar hij nu zit.
Hoewel de bevoegdheid van artikel 17 lid 2 Sv in eerste instantie lijkt te zijn ingegeven door de overweging dat voorkomen moet worden dat een verdachte tijdens de schorsing van de strafvervolging zou kunnen vluchten, en hiervan in de situatie van de verdachte niet direct sprake is, heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht bij de beslissing om artikel 17 lid 2 Sv al dan niet toe te passen dit vluchtgevaar ruimer te willen uitleggen en hierbij ook te betrekken het grote recidiverisico en de gevolgen die het voor de behandeling van de verdachte zou hebben als hij weg zou moeten uit de PI Vught.
3.1.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens bepleit de strafvervolging tegen de verdachte op grond van artikel 16 Sv te schorsen, gelet op de deskundigenrapportage.
De verdediging heeft verder verzocht om geen toepassing te geven aan artikel 17 lid 2 Sv. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de voorlopige hechtenis al loopt vanaf 7 oktober 2022 en dat artikel 67a lid 3 Sv daarmee aan de orde is. Bovendien zal, in geval van schorsing van de vervolging, de PIJ-maatregel herleven. De verdachte komt niet zomaar op vrije voeten en de voorlopige hechtenis is in die zin dan ook niet noodzakelijk om vluchtgevaar te voorkomen. De verdediging stelt dat er binnen de PIJ-maatregel een geschikte plek voor de verdachte moet worden gevonden, dan wel een geschikte plek ex artikel 77s lid 6 Sr moet worden aangewezen. Volgens de deskundigen is de PI Vught geen passende plek voor de verdachte.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Schorsing van de vervolging
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toepassing van artikel 16 Sv het volgende.
Artikel 16 lid 1 Sv bepaalt dat indien de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, de rechter de vervolging schorst, in welke stand zij zich ook bevindt. Uit de formulering van artikel 16 lid 1 Sv volgt dat de rechter verplicht is bij constatering van de genoemde omstandigheden tot schorsing van de vervolging over te gaan.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de door de bovengenoemde deskundigen uitgebrachte, en hiervoor genoemde, rapportage vast, dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten een andere gespecificeerde schizofreniespectrum - of andere psychotische stoornis. Door deze psychische stoornis is de verdachte niet in staat de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vervolging van de verdachte op grond van artikel 16 Sv dient te worden geschorst.
Voorlopige hechtenis
Op grond van artikel 17 lid 2 Sv kan de rechtbank gelasten dat de schorsing van de vervolging zich niet zal uitstrekken tot hetgeen de voorlopige hechtenis betreft.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen naar voren gebracht dat de verdachte sinds enige tijd op de afdeling beheersproblematische gedetineerden (BPG) in de PI Vught zit en dat deze afdeling, gezien de omstandigheden waarin de verdachte verkeert, de enige beschikbare plek is die is toegerust op de problematiek van de verdachte en het voor de verdachte benodigde (hoge) beveiligingsniveau heeft. Op de afdeling BPG is onlangs gestart met dwangmedicatie voor de verdachte en dit dient de komende tijd gecontinueerd en gemonitord te worden. Overplaatsing van de verdachte zal (opnieuw) tot veel onrust bij hem leiden en zijn problematiek verergeren, waardoor naar verwachting het aantal geweldsincidenten zal toenemen. Het is dan ook niet in het belang van de verdachte om hem over te plaatsen naar een andere instelling, nog daargelaten dat in de instelling waar de PIJ gecontinueerd zou moeten worden mogelijk niet de veiligheid van zowel de verdachte als het daar werkzame personeel gegarandeerd kan worden.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de verdachte is, maar ook in het belang van de samenleving, dat de verdachte de komende tijd op de afdeling BPG binnen de PI Vught zal verblijven en dat de voorlopige hechtenis van de verdachte – teneinde dat verblijf mogelijk te maken – wordt gecontinueerd. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 17 lid 2 Sv gelasten dat de schorsing van de vervolging zich niet uitstrekt tot hetgeen de voorlopige hechtenis betreft.
De rechtbank is van oordeel dat van een situatie in de zin van artikel 67a lid 3 Sv op dit moment nog geen sprake is. Bij een gelijkblijvende situatie van verdachte acht de rechtbank het echter niet passend dat de voorlopige hechtenis van verdachte tot in lengte van dagen zal voortduren, en zal in een ander (zorg)kader een passende plek voor de verdachte moeten worden gevonden.
De rechtbank oordeelt dat de wettelijke termijn van maximaal negentig dagen voor de voorlopige hechtenis ook geldt met betrekking tot de verdachte wiens vervolging geschorst is.
Ten behoeve van het opnieuw beoordelen van de voorlopige hechtenis wordt het onderzoek in beginsel geschorst tot de terechtzitting van 11 mei 2023, behoudens het geval dat eerder dan genoemde datum de situatie van artikel 16 lid 2 Sv zich zou voordoen dan wel door de verdediging of de officier van justitie een gemotiveerd verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis wordt gedaan.

4.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
schorst de vervolging van de verdachte;
gelast dat de schorsing van de vervolging zich niet uitstrekt tot hetgeen de voorlopige hechtenis betreft.
beveelt schorsing van het onderzoek ter terechtzitting tot de terechtzitting van 11 mei 2023 om 13.30 uur ten behoeve van de nieuwe beoordeling van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. L. Amperse en R. van den Wildenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 6 oktober 2022, te [plaats 1],
ter uitvoering van het voornemen om aan een medewerker van de jeugdinrichting [naam inrichting 1] (genaamd [naam slachtoffer 1] ), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met zijn, verdachtes vinger(s) en/of hand(en) in het/de o(o)g(en) van die [naam slachtoffer 1] heeft geprikt en/of heeft gestoken en/of (vervolgens) met kracht tegen/in het/de o(o)g(en) van die [naam slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of
- meermalen (met kracht) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of heeft gestompt stompen en/of heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 oktober 2022, te [plaats 1],
een ambtenaar, een medewerker van de jeugdinrichting [naam inrichting 1] (genaamd [naam slachtoffer 1] ), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door
- met zijn, verdachtes vinger(s) en/of hand(en) in het/de o(o)g(en) van die [naam slachtoffer 1] te prikken en/of te steken en/of (vervolgens) met kracht tegen/in het/de o(o)g(en) van die [naam slachtoffer 1] te drukken en/of
- meermalen (met kracht) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
2
hij op of omstreeks 6 oktober 2022, te [plaats 1],
een ambtenaar, een medewerkster van de jeugdinrichting [naam inrichting 1] (genaamd [naam slachtoffer 2] ), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- die [naam slachtoffer 2] meermalen (met kracht) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
3
hij, op of omstreeks 7 oktober 2022, te [plaats 2],
twee ambtenaren, althans een ambtenaar, [naam ambtenaar 1] en/of [naam ambtenaar 2] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten als arrestantenverzorger op het hoofdbureau van politie, heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) tegen het
(achter)hoofd en/of de wang(en) en/of de nek en/of de rug en/of de neus en/of het lichaam van die [naam ambtenaar 1] en/of [naam ambtenaar 2] te slaan en/of te stompen;
4
hij op of omstreeks 21 september 2022 te [plaats 3], in de [naam inrichting 2] medewerkers van die instelling [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] tegen zijn gezicht te stompen en/of te slaan en /of die [naam slachtoffer 4] heeft geslagen en/of gestompt en/of in een nekklem heeft genomen.