II. Bevindingen deskundigen
Uit de in de opgemaakte rapporten verwerkte medische informatie blijkt dat de verdachte op
11 november 2017 in België bij een val op zijn hoofd hersenletsel heeft opgelopen.
-
Deskundigenrapporten van 2 oktober 2018
Drs. Bakkum voornoemd concludeert in zijn rapport na psychiatrisch onderzoek het navolgende (p. 18):
“Er is sprake van uitgebreide neurocognitieve problematiek met vooral executieve functiestoornissen (zowel cognitief/geheugen als in het sociale en in initiatief/apathie) op basis van hersenbeschadiging na een hersentrauma en langdurig coma bij een 64 jarige man met premorbide een stoornis in het gebruik van alcohol en een antisociale persoonlijkheidsstoornis; bij deze problematiek is er een verandering in karakter en een neiging tot paranoïde die mogelijk als aparte entiteiten gediagnosticeerd kunnen worden maar die naar mening van rapporteur beter als onderdeel van de hersenbeschadiging gezien kunnen worden”.
Bij diens forensisch psychiatrische beschouwing concludeert de deskundige (p. 21):
“Het huidig psychiatrisch onderzoek heeft als conclusie dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van hersenbeschadigingen na een hersentrauma en gecompliceerd ziekbed in de vorm van neurocognitieve stoornissen
(executieve functiestoornissen), met gedragsstoornissen als een persoonlijkheidsverandering en een neiging tot paranoïde, waardoor betrokkene niet in staat is op dit moment zijn belangen behoorlijk te behartigen noch, gelet op de zeer geringe mogelijkheden tot enig beïnvloeden van die ziekelijke stoornis, daartoe in de toekomst in staat zal zijn”.
In het rapport van drs. A. Preesman is onder meer het volgende opgenomen (p. 19):
“Volgens ondergetekende zijn er voldoende aanwijzingen om te kunnen spreken van restklachten na hersenletsel.
Deze restklachten bestaan onder andere uit cognitieve
stoornissen op het gebied van het geheugen en de executieve functies en een gestoord ziekte-inzicht”
en (p. 22):
“Ja, er is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een uitgebreide neurocognitieve stoornis, met gedragsstoornissen, ten gevolge van niet-aangeboren (traumatisch) hersenletsel. Dit maakt (…) dat onderzochte momenteel vanuit gedragskundig oogpunt bezien niet meer in staat is om zijn belangen in deze zaak op een adequate manier te behartigen.”.
-
Aanvullende rapportages
In de aanvullende rapportage d.d. 14 december 2018 is door drs. Th.J.G. Bakkum het navolgende opgenomen (p.3):
“Ondergetekende heeft in de eerdere rapportage tot uitdrukking willen brengen dat betrokkene nog wel enig besef heeft waar het om gaat, iets strafrechtelijks, iets wat hij eerder ooit gedaan geeft wat niet mocht (zoals hij dat zo vaak gedaan heeft) maar dat hij het niet in volle omvang en in alle details kan begrijpen. Hij grijnst wat, er is een enkel, kort herinneringsbeeld, maar tot een logisch verhaal is hij niet meer in staat. Naar mening van rapporteur is “enig besef bij
betrokkene van fout geweest zijn” niet gelijk te stellen met “begrijpen van de strekking van de tegen hem in gestelde rechtsvervolging”.
Met het eerdere onderzoek als beschreven in de rapportage d.d. 2 oktober 2018 en de bovenbeschreven aanvullingen in samenhang overwegend komt ondergetekende tot de
conclusie dat betrokkende aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde rechtsvervolging te begrijpen, zoals bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering”.
In de aanvullende rapportage d.d. 12 december 2018 is door drs. A. Preesman onder meer het navolgende opgenomen:
“Tijdens de ziekenhuisopnames werden een verminderd ziekte-inzicht en ernstige cognitieve beperkingen (inclusief verwardheid) waargenomen en werden op hersenscans duidelijke letsels zichtbaar die daarbij kunnen passen (p. 18).
…
Bovendien bleken uit het neuropsychologisch onderzoek aldaar geheugenstoornissen, mentale inflexibiliteit en (mentale) traagheid. Mentale inflexibiliteit valt onder de zogeheten executieve functies. Dit zijn de hogere cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast gedrag (p. 18).
…
Met de beantwoording van de eerdere vraag was het antwoord op de huidige, aanvullende vraagstelling eigenlijk ook al gegeven: onderzochte is niet meer in staat zijn belangen te behartigen, omdat hij aan een
zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging niet meer begrijpt (p. 20).
…
Onderzochte beseft op een basaal niveau dat de rechtbank (in casu het hof) een oordeel gaat vellen, maar waar het precies over gaat en hoe een dergelijke procedure in zijn werk gaat, begrijpt hij niet meer (p. 21).
…
Kortom, dat hij gedurende de hoger beroepsprocedure in
mentaal opzicht veranderd is en dat onderhavig psychologisch onderzoek daarmee verband houdt, laat staan hoe dat verband er precies uitziet, ontgaat hem volledig. Bovendien geldt doorgaans dat hoe nieuwer en complexer een activiteit of situatie is, des te sterker er een
beroep op de executieve functies wordt gedaan. Als de activiteit of situatie routinematiger en minder complex is, hoeven de executieve functies minder te worden ingeschakeld. Dit verklaart waarom onderzochte bijvoorbeeld nog wel in staat is om (lange) autoritten te
maken; dat is immers een activiteit die hij als voormalig (vrachtwagen)chauffeur in zowel binnen- als buitenland vrijwel op de automatische piloot kan uitvoeren.Hetzelfde geldt voor de huishoudelijke taken die hij nog weet te verrichten: dit betreft taken die hij routinematig kan uitvoeren. Dit wekt de schijn van zelfredzaamheid, maar zodra het aankomt op complexere activiteiten en situaties die meer initiatiefname en plannings- en organisatievermogen vergen, blijkt onderzochte zoals reeds opgemerkt beperkt in zijn
functioneren en is hij grotendeels afhankelijk van zijn dochter (p. 21).
…
Om 1) de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en 2) op basis van dat begrip zijn belangen in een dergelijke procedure adequaat te kunnen behartigen zijn met name de executieve functies van groot belang en volstaat het niet om hoofdzakelijk routinematig te kunnen functioneren (p. 21).
…
Ondergetekende concludeert daarom conform haar eerdere rapportage: ja, er is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een uitgebreide neurocognitieve stoornis, met gedragsstoornissen, ten
gevolge van niet-aangeboren (traumatisch) hersenletsel. Dit maakt (…) dat onderzochte sinds het ontstaan van deze
stoornis na de strafbare feiten vanuit gedragsdeskundig oogpunt bezien niet meer in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Prognostisch gezien kan onderzochte wellicht nog enigszins verder herstellen (of iets beter leren
omgaan met zijn beperkingen), maar het ligt niet in de lijn der verwachting dat hij volledig van deze neurocognitieve stoornis zal herstellen”
(p. 22).
-
Verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting van 8 juli 2019
Op vragen van het hof heeft drs. Th.J.G. Bakkum het navolgende als toelichting op zijn rapport medegedeeld
– zakelijk weergegeven -:
Op uw vraag wat de verdachte kan begrijpen van deze strafzaak antwoord ik dat hij waarschijnlijk wel enig besef heeft dat er wat speelt, maar het begrijpen kan hij niet meer. Hij weet dat hij gedetineerd heeft gezeten. Hij is echter niet in staat om dat aan een bepaald feit te koppelen. Het lukt niet om met hem in gesprek te raken over de feiten waarvan hij verdacht wordt. Ik kan me niet voorstellen dat een advocaat in staat is het dossier met hem te bespreken. Het is niet waarschijnlijk dat de executieve functies nu nog zullen verbeteren, dan wel herstellen. De verdachte functioneert wellicht op het niveau van personen met een licht verstandelijk beperking, maar hij is daar zeker niet aan gelijk te stellen. Het hersenletsel maakt dat de verdachte op taken uitvalt. Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben bijvoorbeeld meer besef van hun handicap.
De verdachte heeft geen enkel besef van zijn ziektebeeld.
Op vragen van het hof heeft drs. A. Preesman het navolgende als toelichting op haar rapport medegedeeld
- zakelijk weergegeven -:
Het zal onmogelijk zijn om het dossier met de verdachte nog te bespreken. Het geheugen is aangetast. Hij herinnert zich nog wel dingen, maar geen details en ook niet in de juiste chronologische volgorde. Aangezien het ongeval langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden en gezien de gevorderde leeftijd van de verdachte valt herstel niet meer te verwachten. Het is niet zo dat, omdat verdachte op een niveau van een persoon met een licht verstandelijke beperking functioneert, hij de strekking van zijn vervolging niet meer begrijpt.
De crux zit bij de verdachte bij de stoornis in de executieve functies. Daardoor kan hij een en ander niet meer begrijpen. De meerderheid van de personen die een licht verstandelijke beperking heeft, heeft deze stoornis niet.