Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 augustus 2022 (hierna: tussenvonnis),
- de akte van ING van 12 oktober 2022, met één productie,
- de antwoordakte van UGTC van 23 november 2022, en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 april 2023 en de daarin genoemde stukken.
2.Correctie op de feiten
3.De verdere beoordeling
post transaction monitoringalleen gebruikt in het kader van haar Wwft-verplichtingen. Bij
fraudemonitoring, die zij zegt te verrichten in het kader van onder meer haar Wft-verplichtingen, wordt ook gekeken naar verrichte transacties, maar die monitoring is breder. De fraudemonitoring wordt, net als de post transaction monitoring in het kader van de Wwft, verricht door geautomatiseerde systemen die alerts genereren die vervolgens moeten worden bekeken door bankmedewerkers. Bij fraudemonitoring wordt naar meer gekeken dan naar transacties; de systemen houden ook rekening met dingen als verhoging van limieten en regelmaat van inloggen op een betaalrekening. De rechtbank zal de in het tussenvonnis gestelde vraag daarom herformuleren. De vraag is of de bank een zorgplicht heeft jegens UGTC om haar fraudemonitoring systeem zo in te richten, dat betalingen zoals die door UGTC werden verricht op de betaalrekening, en de grote geldopnames die daarna plaatsvonden, wél alerts zouden hebben gegenereerd.
De bank wijst er daarbij ook op dat zij als betaaldienstverlener verplicht is overboekingen van derden op een geldige bankrekening van haar klant onverwijld bij te schrijven. Er is hier een geldig IBAN-nummer gebruikt, zodat de bank verplicht was het ontvangen bedrag op die rekening bij te boeken.
Ten slotte heeft de bank betoogd dat een betaling uit het buitenland, ook als die wordt bijgeschreven op een kortgeleden geopende rekening waarop nog weinig transacties hebben plaatsgevonden, naar haar ervaring onvoldoende wijst op fraude en dus geen situatie is waarin een alert op zijn plaats zou zijn. Ook stelt zij dat het enkele feit dat op een aantal opeenvolgende dagen het op dat moment geldende maximale bedrag per dag contant wordt opgenomen niet zozeer afwijkt van normale transacties dat dit wijst op fraude. Van bijkomende omstandigheden die wel zouden kunnen duiden op een patroon van fraude was geen sprake, aldus de bank. Zij noemt als voorbeeld een verhoging van de limiet voor contante opnames. Die heeft hier niet plaatsgevonden; de opgenomen bedragen bleven steeds binnen de standaard opnamelimiet die bij de betaalrekening hoorde.
De bank heeft de stelling van UGTC aldus voldoende weersproken. De rechtbank kan niet vaststellen dat de bank in dit geval een zorgplicht jegens UGTC heeft geschonden. De bank heeft dus niet onrechtmatig gehandeld tegen UGTC. De vorderingen van UGTC waar de rechtbank nog niet op had beslist zullen daarom worden afgewezen.
2.093,00(3,5 punten × tarief € 598,00)