ECLI:NL:RBAMS:2021:1805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
C/13/681417 / HA ZA 20-305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na frauduleuze betaaltransactie en zorgplicht van de bank

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Blue Sea Navigation Co, gevestigd te Liberia, een vordering ingesteld tegen Soreket B.V., Morge Holding B.V. en ING Bank N.V. naar aanleiding van een frauduleuze betaaltransactie. Blue Sea heeft op 19 juni 2019 een bedrag van USD 161.000,00 overgemaakt naar een rekening bij ING, die op naam stond van Soreket. Na melding van de Hamburg Commercial Bank AG dat de betaling niet voor dit rekeningnummer bedoeld was, heeft ING de rekening geblokkeerd, maar bleek deze al beëindigd. Blue Sea heeft aangifte gedaan van fraude en vordert nu dat ING de documentatie over de rekening verstrekt en dat Soreket c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de herschikte EEX-verordening, en dat het Nederlands recht van toepassing is op de onrechtmatige daad. Blue Sea verwijt ING dat zij haar zorgplicht heeft geschonden door geen passend cliëntenonderzoek te verrichten, terwijl Soreket en Morge Holding feitelijk in België zijn gevestigd. ING heeft echter betoogd dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat er geen subjectieve wetenschap was van ongebruikelijke activiteiten.

De rechtbank oordeelt dat ING niet aansprakelijk is voor de schade van Blue Sea, omdat er geen bewijs is dat ING op de hoogte was van onregelmatigheden. De vordering tegen Soreket en Morge Holding wordt toegewezen, omdat zij aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit de fraude. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen, waarbij Blue Sea in de kosten van ING wordt veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681417 / HA ZA 20-305
Vonnis van 12 mei 2021
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
BLUE SEA NAVIGATION CO,
gevestigd te Liberia,
eiseres,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOREKET B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MORGE HOLDING B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna Blue Sea genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk Soreket, Morge Holding en ING en gezamenlijk Soreket c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de twee gelijkluidende dagvaardingen van 21 februari 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord zijdens ING, met producties,
- het ter rolzitting van 1 april 2020 tegen Soreket en Morge Holding verleende verstek,
- het tussenvonnis van 11 november 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 maart 2021, met het daarin genoemde processtuk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Blue Sea is de reedster van het onder de Liberiaanse vlag varende ms Blue Sea, een olietanker.
2.2.
De bij de Kamer van Koophandel geregistreerde activiteiten van Soreket zijn: “Het uitvoeren van aannemings- en onderhoudswerkzaamheden aan onroerende goederen. Het uitoefenen van een groothandel in overige machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel, het aannemen van bouwprojecten, industrieel werken en agrarische werken.” Morge Holding is de bestuurder en enig aandeelhouder van Soreket.
2.3.
Blue Sea heeft op 2 januari 2019 een koopovereenkomst gesloten met Samsung Heavy Industries te Zuid-Korea (hierna: Samsung) voor het aanschaffen van een zogenaamd “ballast water treatment system”. Bij e-mail van 8 februari 2019 heeft Samsung met het e-mailadres: [e-mailadres] , de getekende koopovereenkomst aan Blue Sea geretourneerd.
2.4.
Bij e-mail van 14 februari 2019 heeft Blue Sea een factuur ontvangen, afkomstig van het e-mailadres: [e-mailadres] . Op 19 juni 2019 heeft Blue Sea de vierde termijn van de koopprijs, een bedrag van USD 161.000,00, overgemaakt naar de in de factuur vermelde betaalrekening met IBAN [rekeningnummer] bij ING (hierna: de Betaalrekening), onder vermelding van “Samsung Heavy Industries Co Ltd” als begunstigde.
2.5.
Op 23 juli 2019 is ING door de Hamburg Commercial Bank AG te Hamburg, de bank van Blue Sea, erover geïnformeerd dat op 19 juni 2019 een bedrag van USD 161.000,00 is ontvangen op de Betaalrekening, waarvan de betaler heeft gesteld dat deze betaling niet was bedoeld voor dit rekeningnummer. In reactie op deze melding heeft ING onderzoek gedaan naar deze transactie en heeft de Betaalrekening die op naam stond van Soreket op dezelfde dag geblokkeerd, maar de Betaalrekening bleek reeds te zijn beëindigd. Blue Sea heeft bij de Griekse politie aangifte gedaan van deze transactie.

3.Het geschil

3.1.
Blue Sea vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. ING beveelt om aan Blue Sea te overhandigen, althans kopieën te verschaffen van de aanvraag door Soreket voor het openen van de Betaalrekening bij ING, alsmede de stukken die ING tot haar beschikking heeft gekregen om de identiteit en de activiteit van Soreket te onderzoeken, alsmede aan te geven waar het door Blue Sea op 19 juni 2019 gestorte bedrag van USD 161.000,00 naar toe is overgemaakt en welke controle er heeft plaatsgevonden op deze transactie door ING,
II. Soreket c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan Blue Sea USD 161.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019, althans vanaf 21 februari 2020,
III. Soreket c.s. hoofdelijk veroordeelt in de (na)kosten.
3.2.
Soreket en Morge Holding zijn niet verschenen. ING voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
Het internationaal karakter van dit geschil noopt tot een onderzoek naar de bevoegdheid van deze rechtbank en het toepasselijke recht.
4.2.
Nu de vordering is ingesteld na 10 januari 2015, dient de rechtbank voor de beoordeling van haar (internationale) bevoegdheid uit te gaan van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de herschikte EEX-verordening). De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 4, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 63, eerste lid onder a van de herschikte EEX-verordening rechtsmacht toekomt, omdat ING, Soreket en Morge Holding hun statutaire zetel in Amsterdam respectievelijk Breda hebben.
4.3.
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht stelt de rechtbank vast dat Blue Sea haar vordering jegens Soreket c.s. heeft gebaseerd op onrechtmatige daad. Het toepasselijke recht op een gestelde onrechtmatige daad moet worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (verder: Rome II). Voorop wordt gesteld dat partijen geen rechtskeuze hebben gemaakt ter zake een geschil uit onrechtmatige daad (artikel 14 van Rome II), zodat het toepasselijke recht moet worden bepaald aan de hand van artikel 4 Rome II. Artikel 4, eerste lid van Rome II houdt in dat, tenzij in de verordening anders is bepaald, het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de feiten dat Nederland heeft te gelden als het land waar de schade zich voordoet. De door Blue Sea gestelde schade betreft louter vermogensschade, welke is geleden in Nederland en wel op het moment dat het bedrag van USD 161.000,00 werd bijgeschreven op de Betaalrekening van Soreket bij ING die statutair is gevestigd in Amsterdam. De uitzonderingen bepaald in artikel 4, leden 2 en 3 van Rome II doen zich in dit geval niet voor. Dit betekent dat het Nederlands recht van toepassing is. Partijen zijn hiervan gelet op hun stellingen overigens ook zelf uitgegaan.
Vordering jegens ING
4.5.
Blue Sea verwijt ING dat zij onrechtmatig jegens Blue Sea heeft gehandeld door in strijd met haar verplichting daartoe in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) geen passend cliëntenonderzoek te verrichten naar de identiteit en activiteit van Soreket en Morge Holding. Zij voeren daartoe het volgende aan. Soreket en Morge Holding zijn feitelijk gevestigd in Molenbeek-Saint-Jean te België, een plaats die bekend is geworden vanwege het feit dat veel van de verschillende aanslagplegers in Parijs en in Madrid alsmede de aanslagpleger op het Joods museum in Brussel uit deze gemeente komen. Ook blijkt dat Molenbeek-Saint-Jean een gemeente is met een hoog aantal Syriëgangers. ING heeft daarmee de mogelijkheid gefaciliteerd van het plegen van dit soort fraude. Immers, zonder de Betaalrekening die op naam stond van Soreket had deze fraude überhaupt niet kunnen plaatsvinden. Blue Sea valt bovendien op dat de uiteindelijke natuurlijke persoon achter Soreket een Turkse man is met een geboorteplaats in Turkije, waarbij niet is op te maken of deze man in Nederland woonachtig is. Verder heeft ING niet ingegrepen terwijl zij kon weten dat sprake was van een ongebruikelijke transactie op de Betaalrekening van Soreket. Volgens de Kamer van Koophandel acteert Soreket in de bouw en de projectontwikkeling, terwijl in de betalingsopdracht die is uitgevoerd door Blue Sea als begunstigde “Samsung Heavy Industries Co Ltd” staat vermeld, met als betalingsomschrijving “MT Blue Sea – [omschrijving] ”. De transactie week daarmee af van het klantbeeld dat bekend had moeten zijn bij ING, mede omdat het een dollarbetaling betrof. Gelet op deze omstandigheden had bij ING alarmbellen moeten gaan rinkelen en had zij moeten ingrijpen om de fraude te voorkomen, door de betalingsopdracht dan wel de Betaalrekening te blokkeren. Door niet in te grijpen heeft ING de op haar rustende zorgplicht jegens Blue Sea geschonden en is zij aansprakelijk voor de door Blue Sea geleden schade. Blue Sea vordert om ING te bevelen de documentatie ter zake de acceptatie van Soreket aan Blue Sea ter beschikking stellen, zodat zij kan controleren en bewijzen dat ING onrechtmatig jegens Blue Sea heeft gehandeld. Ook heeft Blue Sea er belang bij om te kunnen achterhalen waar de gelden heen zijn gesluisd, zodat zij nog eventueel achter de daders aan kan. Onder deze omstandigheden is het te rechtvaardigen dat de transactiegegevens worden verstrekt, aldus Blue Sea.
4.6.
ING voert daartegen aan dat zij heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van de Wwft, door bij het openen van de Betaalrekening een passend cliëntenonderzoek te verrichten naar onder meer de identiteit van Soreket, Morge Holding en de uiteindelijke belanghebbende. Anders dan Blue Sea stelt, waren Soreket en Morge Holding ten tijde van het ‘klant worden’ bij ING op 3 oktober 2018 niet (statutair) gevestigd in Molenbeek-Saint-Jean, maar in Breda aan de Verlengde Poolseweg 16. Daarbij geldt dat zelfs al zou ING een verplichting onder de Wwft hebben geschonden, de relativiteitsnorm een eventuele aansprakelijkheid op deze grond in de weg staat. ING dient slechts verantwoording over dit cliëntenonderzoek af te leggen jegens een toezichthouder en niet jegens derden. Dat Soreket de Betaalrekening heeft kunnen verkrijgen bij ING, maakt dan ook niet dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Blue Sea. Verder heeft de transactie plaatsgevonden op grond van een unieke identificator, namelijk IBAN. ING heeft uitvoering gegeven aan de betalingsopdracht die zij op basis van een rechtsgeldige IBAN ontving en mocht er derhalve van uitgaan dat deze bevoegd en correct was gegeven. ING betwist dat zij gehouden is om een betaalopdracht nader te onderzoeken om redenen als door Blue Sea aangevoerd. Van ING kan, buiten de gevallen van subjectieve wetenschap bij de bank van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar voor derden, niet worden verlangd dat zij onderzoek doet naar betaaltransacties. In het onderhavige geval was geen sprake van subjectieve wetenschap bij ING. Gelet hierop heeft Blue Sea volgens ING onvoldoende onderbouwd dat zij enige (bijzondere) zorgplicht jegens Blue Sea als derden heeft geschonden. ING is dan ook niet aansprakelijk voor de door Blue Sea geleden schade. Blue Sea heeft gezien het voorgaande geen rechtmatig belang bij het verkrijgen van meer informatie rondom het cliëntenonderzoek. Voor wat betreft de benodigde transactiegegevens heeft Blue Sea nagelaten om ING gemotiveerd te verzoeken deze te verstrekken, zodat ING had kunnen beoordelen of haar belang bij het verkrijgen van die gegevens zwaarder weegt dan de belangen van Soreket (als inmiddels gewezen bankklant van ING) bij het niet verstrekken daarvan. ING is in deze kwestie niet per se weigerachtig, maar acht een gedegen belangenafweging in dat kader noodzakelijk.
4.7.
De rechtbank overweegt allereerst dat, anders dan Blue Sea heeft betoogd, het niet zo is dat als ING een Wwft-verplichting schendt door geen passend cliëntenonderzoek te verrichten, hieruit volgt dat zij een op haar rustende (bijzondere) zorgplicht jegens derden heeft geschonden. Dit omdat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste zoals bepaald in artikel 6:163 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nu de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de door Blue Sea geleden schade. Ter toelichting verwijst de rechtbank in dit verband naar hetgeen zij in haar uitspraak van 9 mei 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:2985) in rechtsoverweging 4.2. heeft overwogen. De stellingen van Blue Sea die hierop zijn gebaseerd kunnen haar dan ook niet baten.
4.8.
In deze zaak was ING de betaaldienstverlener van Soreket en niet van Blue Sea, zodat Blue Sea ten opzichte van ING is te kwalificeren als een derde. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over de (bijzondere) zorgplicht jegens derden volgt dat de bank in dat soort gevallen niet zonder meer aansprakelijk is, maar pas wanneer zij over zodanige kennis beschikt of voor haar anderszins aanleiding bestaat dat zij in het belang van betrokken derden tot actie overgaat. Van de bank kan, buiten de gevallen van wetenschap of serieuze aanwijzingen voor onregelmatigheden, in principe niet worden verlangd dat zij (nader) onderzoek doet naar mogelijke fraude. Het moet gaan om “subjectieve wetenschap” bij de bank van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar (vgl. Hoge Raad 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399,
Van den Berg).
4.9.
De stellingen van Blue Sea komen erop neer dat ING de betaalopdracht eerst had behoren te controleren op onregelmatigheden voordat zij daaraan gevolg gaf. Daarmee miskent Blue Sea dat op een bank in het algemeen niet de verplichting rust om alle betaalrekeningen die bij haar worden aangehouden doorlopend te controleren om ervoor te waken dat derden niet worden gedupeerd door het gebruik van deze rekeningen. Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad ontstaat er pas een verplichting tot nader onderzoek als daarvoor een concrete aanleiding bestaat. Nu Blue Sea geen feiten en omstandigheden heeft gesteld en deze ook niet anderszins zijn gebleken waaruit volgt dat ING voorafgaand aan het uitvoeren van de betaalopdracht wist van ongebruikelijke activiteiten en van het daaraan verbonden gevaar, behoefde ING geen nader onderzoek te doen naar de betaalopdracht. Niet is dan ook komen vast te staan dat ING onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Blue Sea.
4.10.
Gelet op het voorgaande is ING niet aansprakelijk voor de door Blue Sea geleden schade. Dit betekent dat de vordering van Blue Sea ING te veroordelen om aan haar USD 161.000,00 te voldoen, niet voor toewijzing in aanmerking komt. Daarmee wordt ook de vordering van Blue Sea zoals weergegeven in 3.1. onder I afgewezen wegens het ontbreken van rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit neemt niet weg dat Blue Sea ten aanzien van de benodigde transactiegegevens zich tot ING kan wenden, zoals door haar is voorgesteld.
Vordering jegens Soreket en Morge Holding
4.11.
Blue Sea legt aan haar vordering ten grondslag dat Soreket en Morge Holding op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg van de fraude heeft geleden. Uit onderzoek van Blue Sea is gebleken dat de e-mail geïnfecteerd is geraakt en er een nep-bericht is verzonden vanuit het e-mailadres [e-mailadres] , dat een s te veel kent ten opzichte van het e-mailadres van Samsung ( [e-mailadres] ). Voorts is gebleken dat de op de valse factuur vermelde Betaalrekening op naam staat van Soreket en inmiddels is opgeheven. Soreket wist, althans behoorde te weten dat de betaling niet voor haar bestemd was. Zij heeft willens en wetens aan deze fraude meegewerkt. Morge Holding is als houdstermaatschappij van Soreket opgericht om haar te kunnen faciliteren en om de fraude te doen plegen.
4.12.
Tegen Soreket en Morge Holding is verstek verleend. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Nu ING als medegedaagde is verschenen en verweer heeft gevoerd, wordt op grond van artikel 140 Rv tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Proceskosten
4.13.
Soreket en Morge Holding worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Blue Sea worden begroot op:
- dagvaarding € 231,54
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
1.770,00(1 punt × tarief € 1.770,00)
Totaal € 6.132,54
4.14.
Blue Sea wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 7.671,00
4.15.
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Soreket en Morge Holding hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Blue Sea te betalen een bedrag van USD 161.000,00 (honderdéénenzestig duizend Amerikaanse dollars), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 20 juni 2019 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Soreket en Morge Holding hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Blue Sea tot heden begroot op € 6.132,54,
5.3.
veroordeelt Soreket en Morge Holding hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van Blue Sea begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Soreket en Morge Holding niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
veroordeelt Blue Sea in de proceskosten, aan de zijde van ING tot heden begroot op € 7.671,00,
5.5.
veroordeelt Blue Sea in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van ING begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Blue Sea niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: HA