Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Gedaagde zal hierna de Bank worden genoemd.
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2021, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 26 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 juni 2022 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
customer due diligence’ die volgens de Bank de gehele bancaire relatie plaatsvindt mag bewustheid worden verondersteld vanaf 31 augustus 2018. Bovendien heeft de Bank een schikking getroffen met het openbaar ministerie wegens het niet nakomen van haar verplichtingen uit de Wwft. Het zou kunnen dat zij haar systemen nog steeds niet op orde heeft en dat dit de reden is dat er geen alert is opgekomen. Als blijkt dat de Bank nog steeds die verplichtingen schendt dan is sprake van een dergelijk ernstige schending dat geen beroep kan worden gedaan op het relativiteitsvereiste.
4.De beoordeling
business ruleszij meldingen ontvangt. Op deze manier zou zij immers inzicht geven in haar wijze van fraude opsporing. Van de Bank kan niet worden verwacht dat zij meer informatie geeft dan zij heeft gedaan.
Zelfs als de Bank geen melding heeft ontvangen omdat haar systeem niet op orde is, strekt de dan geschonden norm niet tot bescherming tegen de door [eiseressen] geleden schade.
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten x € 563,00)
5.De beslissing
mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.