AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Aansprakelijkheid van bestuurders van een stichting in faillissement en de eisen aan grieven in hoger beroep
In deze zaak hebben de eisers, voormalig bestuurders van de Stichting Social Care 24/7, in hoger beroep gegriefd tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De curator had hen aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement van de stichting, waarbij de rechtbank oordeelde dat er sprake was van onbehoorlijke taakvervulling. De eisers voerden in hun incidenteel hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat artikel 2:138 BW van toepassing was op de stichting, en dat zij in hun grief volstonden met een verwijzing naar hun eerdere stellingen in eerste aanleg. Het hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde echter dat de eisers niet voldoende hadden toegelicht waarom het oordeel van de rechtbank onjuist was, en ging aan hun grief voorbij als onvoldoende gepreciseerd en gemotiveerd.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie betoogd dat het hof ten onrechte aan de derde grief voorbij is gegaan. Hij stelde dat de eisers met hun verwijzing naar eerdere stellingen voldoende duidelijkheid hadden gegeven over hun standpunt. De Hoge Raad zal nu moeten beoordelen of het oordeel van het hof over de eisen aan grieven in hoger beroep juist is, en of de eisers inderdaad voldoende hebben toegelicht waarom het oordeel van de rechtbank niet in stand kon blijven. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing.
Voetnoten
1.In verband met de in cassatie voorliggende (procesrechtelijke) vraag wordt vermelding van de volledige feiten achterwege gelaten. Zie voor de door het hof vastgestelde feiten: rov. 3.2 t/m 3.17 van het in cassatie bestreden arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 juli 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4797. Zie voor het procesverloop bij de rechtbank Overijssel: rov. 1.1 en 1.2 van het tussenvonnis van 16 februari 2022 en rov. 1.1 en 1.2 van het eindvonnis van 20 juli 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2932. 3.Zie o.a. Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2022/116, met verdere verwijzingen.
6.Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein en Wesseling-van Gent 4 2022/83 en 118; H.E. Ras, A. Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken (BPP nr. 4) 2017/26. Zie ook de conclusie van A-G Wesseling-van Gent (ECLI:NL:PHR:2020:1130) vóór HR 16 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:578 (beroep verworpen met toepassing van art. 81 lid 1 RO), onder 2.6. 7.Zie onder meer: Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2022/118; F.J.H. Hovens, Civiel appèl, 2007, p. 63-64.
8.HR 18 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1298, NJ 1995/22, m.nt. P.A. Stein, rov. 3.6, onder verwijzing naar HR 5 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0854, NJ 1993/300, m.nt. H.E Ras; HR 28 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2321, NJ 1997/452, rov. 3.3. Zie ook: HR 9 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2047, NJ 2016/408, rov. 3.7.1. 9.HR 18 maart 1994, reeds aangehaald, rov. 3.6. Zie ook: J.J. van der Helm, Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, art. 347 Rv, aant. 5; Ras/Hammerstein, a.w., 2017/27.
10.Zie de ‘memorie van antwoord in principaal appèl tevens memorie van grieven in incidenteel appèl’, p. 3, derde opsommingsteken respectievelijk p. 19, randnrs. 72 en 73.
11.Zie de conclusie van antwoord zijdens [eisers], waarnaar in de procesinleiding in cassatie wordt verwezen.
12.Pleitnota in eerste aanleg zijdens de curator, waarnaar in de procesinleiding in cassatie van [eisers] wordt verwezen.
14.Het antwoord op de vraag of art. 2:300a BW (oud) jo. art. 2:138 BW van toepassing was op een failliete stichting die een Vpb-vrijstelling genoot, is niet onomstreden, zie o.a. M.L. Lennarts, W.J.M. van Veen, D.F.M.M. Zaman, De stichting: Kritische beschouwingen over de wettelijke regeling voor een veelzijdige rechtsvorm, 2011, p. 148, S.L. Rive, Bijzonderheden van bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg, in: G. van Solinge (red.), Aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen, 2017, p. 595; H. de Groot, Bestuurdersaansprakelijkheid (R&P nr. ONR2) 2021, p. 84-85, p. 142-143.