In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 oktober 2019. De verweerders in cassatie, gezamenlijk aangeduid als [verweerders], hebben een verweerschrift ingediend. De advocaat van de verweerders heeft de zaak toegelicht, terwijl de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van eiser heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.
De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 16 april 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.