Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING SOCIAL CARE 24/7, voorheen statutair gevestigd in Nieuwleusen,
woonplaats kiezende in Zwolle,
1.[gedaagde 1] ,wonende in [woonplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats] ,
[gedaagde 3],
wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Inleiding en korte samenvatting
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Inleiding
“Het is van belang er op te wijzen, dat de beleidsbepalers alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld indien zij de bestuurstaak daadwerkelijk uitoefenen. Dat is de betekenis van ‘als ware hij bestuurder’. Niet wordt gedoeld op adviseurs (...) of anderen die weliswaar op het beleid van het bestuur een sterke of zelfs beslissende invloed kunnen hebben, doch die niet daadwerkelijk de bestuurstaak uitoefenen. De bewijslast dat een bepaalde persoon het beleid heeft bepaald als ware hij bestuurder, rust in beginsel op de curator. (...) Er moet enerzijds directe bemoeienis met het bestuur zijn, anderzijds een feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur, wil er sprake zijn van ‘beleidsbepaler’ als ware hij bestuurder’.”Van een beleidsbepaler als ware hij bestuurder zal in beginsel dus sprake zijn indien de betreffende persoon op de stoel van de bestuurder is gaan zitten. Het moet gaan om het rechtstreeks bemoeienis hebben met de beleidsbepaling en het zodoende aan zich trekken van bestuursmacht. Er is sprake van feitelijk leiding geven als de feitelijke leidinggever aan de formele bestuurder zijn wil oplegt en die daarmee terzijde stelt.
Gelet op het wettelijk kader vóór voormelde datum kan de curator in dit geval alleen een beroep doen op artikel 2:138 BW als de stichting aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen (zie de schakelbepaling van artikel 2:300a BW oud). De rechtbank zal daarom als eerste moeten beoordelen of het destijds geldende artikel 2:300a BW toepassing vindt. Hiertoe overweegt zij als volgt. Op grond van artikel 2 lid 1 sub e van de wet op de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Wet op de VPB) zijn in Nederland gevestigde stichtingen, voor zover zij een onderneming drijven, belastingplichtig. Door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] is gesteld dat zij met de stichting een onderneming dreven, zodat vaststaat dat de stichting belastingplichtig was als bedoeld in de Wet op de VPB. Daarmee is artikel 2:300a BW oud van toepassing. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben weliswaar aangevoerd dat de stichting op grond van een vrijstelling voor zorginstellingen was vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting, maar uit de systematiek van de wet op de VPB vloeit voort dat slechts wordt toegekomen aan de vraag of de zorgvrijstelling van toepassing is op een lichaam, nadat eerst de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting is vastgesteld. De zorgvrijstelling, los van de vraag of de stichting voor die vrijstelling in aanmerking kwam, doet dus niet af aan het feit dat de stichting aan vennootschapsbelasting onderworpen was en daarmee de toepasbaarheid van de schakelbepaling. De curator komt dan ook een beroep toe op artikel 2:138 BW.
Ten aanzien van de administratieplicht heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat sprake is van aansprakelijkheid op grond van artikel 2:138 lid 2 BW in samenhang met artikel 2:10 BW, omdat niet op een zodanige wijze administratie is gevoerd en bewaard dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. Hiertoe heeft de curator aangevoerd dat er over de laatste maand van boekjaar 2017 en boekjaar 2018 geen grootboekrekeningen zijn bijgehouden, dat er vanaf de oprichting van de stichting nooit een (definitieve) balans en staat van baten en lasten is opgemaakt en dat uit onderzoeken van Zilverenkruis, centrumgemeente Zwolle en de inspectie is gebleken dat er geen volledige en rechtmatige administratie met betrekking tot persoonsgeboden budgetten is gevoerd en dat cliëntendossiers niet of onvolledig werden bijgehouden. Hiermee wordt volgens de curator op grond van artikel 2:138 BW in samenhang met artikel 2:10 BW onweerlegbaar vermoed dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Deze onbehoorlijke taakvervulling wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn, aldus de curator.
€ 4.982,00(twee puntenmaal het tarief van € 2.491,00 per punt).