ECLI:NL:PHR:2025:216
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van veroordeling in proceskosten benadeelde partij en verwerping van het beroep voor het overige
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, wegens mishandeling. De verdachte had ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd gekregen en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk straf was gelast. Het cassatieberoep was ingesteld door de advocaat van de verdachte, D.J.M. Dammers, die twee middelen van cassatie had voorgesteld. Het eerste middel betrof de toekenning van een vergoeding voor proceskosten aan de benadeelde partij, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte de verdachte had veroordeeld tot betaling van € 10,92 voor reiskosten, aangezien de benadeelde partij met een gemachtigde had geprocedeerd. De Hoge Raad concludeerde dat het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor de vergoeding van deze kosten in dat geval. Het tweede middel richtte zich tegen de motivering van de strafoplegging, waarbij het hof had overwogen dat de verdachte recent nog boetes had moeten betalen voor onverzekerd rijden. De Hoge Raad oordeelde dat deze verwijzing in de strafmotivering van ondergeschikt belang was en dat de strafoplegging voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad vernietigde de veroordeling in proceskosten, maar verwierp het beroep voor het overige. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij de toekenning van proceskosten aan benadeelde partijen en de rol van eerdere veroordelingen in de strafmotivering.