2.2De verdachte is wegens mishandeling begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd en wegens mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met bijzondere voorwaarden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
“De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gedurende lange tijd mishandelen van zijn biologische kind en zijn stiefkind. Verdachte heeft de twee kinderen gedurende twee, respectievelijk zes jaren stelselmatig ernstig mishandeld, onder andere door hen te slaan met een riem en – in het geval van zijn stiefdochter – ook in elk geval éénmaal met de kabel van een oplader. De verdachte heeft daarbij verklaard dat de kinderen minstens drie keer in de week werden geslagen. Bovendien strafte verdachte de kinderen ook door een sok in hun mond te stoppen om het geluid van hun huilen te dempen, hen onder de koude douche te zetten, hen dagelijks met hun neuzen in het eten te duwen als ze met de stoel te ver naar achteren leunden, hen soms de hele dag op hun slaapkamer te laten blijven en hen zonder eten naar bed te laten gaan. De kinderen moesten ook langdurig in een zogenaamde “stresshouding” tegen de muur staan. Als ze vielen of afgeleid raakten, kregen ze van verdachte klappen en moesten ze hun straf opnieuw ondergaan. Het hof neemt daarbij in overweging dat deze vormen van mishandeling vanaf zeer jonge leeftijd – in ieder geval vanaf hun vierde levensjaar – hebben plaatsgevonden en meermalen zichtbaar letsel bij de kinderen tot gevolg hebben gehad.
Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de kinderen ernstig geschonden en hen psychische schade toegebracht. Bovendien heeft hij het vertrouwen dat de kinderen in hem als (stief)vader mochten hebben beschaamd en hebben de mishandelingen in hun eigen woning plaatsgevonden, terwijl de eigen woning bij uitstek een plek zou moeten zijn waar men veilig is en zich ook veilig voelt. Verdachte heeft door deze mishandelingen de kinderen een veilig thuis ontnomen. Deze onveilige situatie heeft verdachte daarbij gedurende langere tijd laten voortduren. Hij heeft geen hulp gezocht voor de – naar eigen zeggen – opvoedingsproblemen en dit rekent het hof verdachte dan ook zwaar aan. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd geconfronteerd zijn met huiselijk geweld in hun volwassen leven vaak de negatieve gevolgen ondervinden van het hen aangedane geweld en het voorbeeld dat zij gehad hebben. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partijen blijkt verder dat de jarenlange mishandelingen traumatische gevolgen voor hen hebben.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 februari 2021. Hieruit blijkt dat twee (huiselijk) geweldzaken tegen verdachte in 2012 en 2015 voorwaardelijk geseponeerd zijn. Daarentegen blijkt ook uit het uittreksel dat verdachte sinds 2018 niet meer is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 18 maart 2021. Uit deze rapportage blijkt dat de kans op herhaling laag is en dat verdachte vanaf het moment dat hij geschorst is, gestart is met een behandeling bij Transfore. Volgens de reclassering lijkt de behandeling bij Transfore zijn vruchten afgeworpen te hebben. Door de reclassering wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan opvoedingsondersteuning.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en heeft daarvoor verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om aan zichzelf te blijven werken. Daarnaast heeft verdachte een stabiele woonsituatie en haalt motivatie uit de relatie met zijn huidige vrouw met wie hij een kindje kreeg, die hem ook steunt.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren en daarbij oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, in beginsel passend en geboden is. Deze bijzondere voorwaarden houden in: een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan opvoedingsondersteuning. Deze strafoplegging doet recht aan de ernst van de feiten, maar ook aan de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook het verbinden van de bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de reclassering geadviseerd, acht het hof in dit geval passend en geboden.
Het hof heeft – met de raadsman – geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in hoger beroep is overschreden. Het vonnis van de eerste rechter dateert van 16 oktober 2018 en de verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 24 oktober 2018. Het arrest van het hof wordt gewezen op 2 april 2021. Tussen het instellen van het hoger beroep op 24 oktober 2018 en het arrest van het hof op 2 april 2021 is derhalve een periode van twee jaar en ruim vijf maanden verstreken. Het hof zal met deze schending van de redelijke termijn rekening houden bij de strafoplegging.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 17 aanden opleggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren en daarbij oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet voor verdachte als stok achter de deur dienen om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de oplegging van een taakstraf, zoals de raadsman voorstelt, acht het hof niet passend, gelet op de aard en ernst van het door het hof bewezenverklaarde.”