ECLI:NL:HR:2025:492

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
22/02327
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van proceskostenveroordeling in cassatie met betrekking tot benadeelde partij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2022. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de benadeelde partij, die bestonden uit reiskosten naar zijn advocaat-gemachtigde ter hoogte van € 10,92. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor zover het de proceskosten betrof, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad oordeelde dat het wettelijk stelsel geen ruimte biedt voor vergoeding van reiskosten van de benadeelde partij wanneer deze met een gemachtigde procederen. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de gevorderde kosten afgewezen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar er werd geen ander rechtsgevolg aan verbonden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02327
Datum1 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2022, nummer 21-001143-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.J.M. Dammers, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor zover de verdachte daarin is veroordeeld in de ‘proceskosten’ van de benadeelde partij ten bedrage van € 10,92 en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de veroordeling van de verdachte in de ‘proceskosten’ van [benadeelde] , te weten de reiskosten naar zijn advocaat-gemachtigde, ten bedrage van € 10,92.
3.2
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.4 tot en met 2.9. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en deze kosten afwijzen.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde taakstraf van zestig uren volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover de verdachte daarin is veroordeeld in de ‘proceskosten’ van [benadeelde] ten bedrage van € 10,92;
- wijst deze door [benadeelde] gevorderde kosten ten bedrage van € 10,92 af;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 april 2025.