ECLI:NL:PHR:2025:106

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
23/01302
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van mensenhandel en oplichting met seksuele handelingen met verminderd bewuste persoon

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1984, door het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens eendaadse samenloop van mensenhandel en oplichting, alsook het plegen van seksuele handelingen met iemand die in een staat van verminderd bewustzijn verkeert. De verdachte heeft cassatie aangetekend, waarbij zijn raadsman, D.N. de Jonge, drie middelen van cassatie heeft voorgesteld. De eerste twee middelen betreffen de schending van de procesorde, omdat een op schrift gesteld verzoek tot het horen van een getuige niet in het dossier aanwezig was. De afwijzing van het verzoek om de getuige te horen werd door het hof als begrijpelijk beschouwd, maar de Hoge Raad oordeelt dat het ontbreken van dit verzoek een inbreuk op de goede procesorde vormt. Dit leidt tot de conclusie dat de eerste en tweede middelen slagen, wat betekent dat de uitspraak van het hof vernietigd moet worden. De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De derde klacht over de motivering van de bewezenverklaring behoeft geen bespreking, omdat de eerdere middelen al tot vernietiging leiden. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot gedeeltelijke vernietiging en terugverwijzing.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01302
Zitting28 januari 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 23 maart 2023 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 1 en 2 “de eendaadse samenloop van mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en medeplegen van oplichting” en onder 3 subsidiair “medeplegen van met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof beslist over de vordering van de benadeelde partij en in verband daarmee de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opgelegd. Tot slot bevat het arrest beslissingen over in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen.
1.2
Namens de verdachte heeft D.N. de Jonge, advocaat in Rotterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.

2.Het eerste en het tweede middel

2.1
Het eerste middel klaagt dat sprake is van een zodanige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde dat zij nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt. In dat verband wordt naar voren gebracht dat een door de raadsman ter terechtzitting overhandigd en voorgedragen “op schrift gesteld verzoek”, dat strekte tot het horen van de [getuige] (de aangeefster van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde), zich niet bij de stukken van de Hoge Raad bevindt. Het tweede middel klaagt dat de afwijzende beslissingen van het hof op de ter terechtzitting gedane verzoeken tot het horen van de [getuige] niet begrijpelijk zijn.
2.2
Ik zal de middelen samen bespreken, nadat ik de relevante delen van de processtukken en het procesverloop heb weergegeven.
De relevante delen van de processtukken en het procesverloop
2.3
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2023 houdt in dit verband in:
“De voorzitter maakt melding van de volgende bij het hof ingekomen stukken:
­ een proces-verbaal van bevindingen van het Kabinet Raadsheer-Commissaris van 12 augustus 2022, inhoudende de mededeling dat het na meerdere pogingen niet is gelukt [getuige] te horen;
­ een e-mailbericht van de raadsman van 21 februari 2023, inhoudende het verzoek [getuige] als getuige op te roepen voor de inhoudelijke behandeling van heden;
­ een e-mail van de advocaat-generaal van 23 februari 2023, inhoudende een reactie op het bericht van de raadsman van 21 februari 2023 inhoudende dat zij zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de raadsman;
­ een uittreksel uit de Justitiële documentatie van de verdachte van 22 februari 2023;
­ een e-mail van de raadsman van 6 maart 2023, inhoudende een geluidsfragment tussen de verdachte en [getuige] , en:
­ een e-mail van mr. Stam, advocaat van [getuige] ,van 8 maart 2023, inhoudende de mededeling dat de benadeelde partij haar vordering handhaaft.
Deze stukken worden in het dossier gevoegd.
De voorzitter bespreekt het proces-verbaal van het de raadsheer-commissaris van 12 augustus 2022.
De raadsman van de verdachte overhandigt een op schrift gesteld verzoek en draagt dit voor, kort gezegd inhoudende het verzoek tot het horen van de [getuige] .
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren:
Ik verzet me tegen het opnieuw horen van [getuige] Het dossier bevat voldoende stukken om de kwetsbaarheid van [getuige] vast te stellen. Er zijn medische stukken, de moeder van [getuige] heeft daarover verklaard en [getuige] is gescreend in het [huis] . Daarnaast merk ik op dat de rechter-commissaris destijds heeft beslist [getuige] in een verhoorstudio en door speciale rechercheurs te laten horen. [getuige] is uitgebreid gehoord toen het contactverbod gold, welk verbod van belang was om het risico van beïnvloeding te verminderen. Uiteindelijk is zij zesmaal gehoord: ze komt telkens terug op haar loyaliteit aan de verdachte en als ze niet in contact met hem staat, onttrekt ze zich aan een verhoor blijkens het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris van 12 augustus 2022. Er is geen zicht op nieuwe verhoormogelijkheden en na deze lange tijd is niet vast te stellen of ze is beïnvloed. Het door de verdediging toegestuurde geluidsfragment werkt in het nadeel van de verdachte. Door de verdachte worden op een zeer dwingende en sturende manier vragen aan [getuige] gesteld en onduidelijk is hoe dat gesprek tot stand is gekomen, of het wel een telefoongesprek is, van welke datum het fragment is, enzovoort. Mocht uw hof van oordeel zijn dat [getuige] wel opnieuw moet worden gehoord, dan vraag ik u de nodige zorgvuldigheid te betrachten en het verhoor door gespecialiseerde verhoorders te laten plaatsvinden.
De verdachte verklaart over het betreffende geluidsfragment:
[getuige] had mij opgebeld. Ze zocht altijd contact met mij, ook via Facebook: Toen ze deze keer belde, heb ik het opgenomen. We spraken vaker over deze gebeurtenis. De vragen die ik stelde waren van levensbelang voor mij. U, voorzitter, zegt mij dat het niet als een telefoongesprek klinkt. [getuige] wist niet dat ik het opnam. Het gesprek is uit 2019.
Op vragen van het hof antwoordt de raadsman van de verdachte:
U, oudste raadsheer, vraagt mij of - ondanks voornoemd proces-verbaal van de raadsheercommissaris - mijn verzoek inhoudt dat [getuige] opnieuw moet worden gehoord. Ja, ik ben van mening dat niet alle middelen zijn gebruikt om [getuige] op te roepen. Er kunnen omstandigheden worden gecreëerd zodat zij op juiste wijze wordt verhoord. Uit de eerdergenoemde e-mail van mr. Stam blijkt dat de advocaat contact heeft gehad met haar cliënt en dat contact dus wel mogelijk is.
De advocaat-generaal reageert:
Het is niet zo dat mr. Stam [getuige] ‘aan een lijntje’ heeft. Er is sprake geweest van een kort contact. De raadsman voert aan dat niet alle middelen zijn uitgeput. Er zou theoretisch gezien nog een bevel medebrenging kunnen worden afgegeven of ze kan worden opgehaald, maar gezien het grote tijdsverloop en het belang van een snelle afdoening vraag ik u het verzoek af te wijzen en de zaak heden inhoudelijk te behandelen.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad.
Na hervatting van de behandeling deelt de voorzitter van het hof mee dat het (hernieuwde) verzoek [getuige] als getuige te horen wordt afgewezen. Uit het proces-verbaal van de raadsheer-commissaris van 12 augustus 2022 blijkt dat de getuige tweemaal heeft afgezegd in verband met (langer) verblijf in het buitenland. Uit de brief van mr. Stam van 8 maart 2023 blijkt dat [getuige] niet op de terechtzitting wil verschijnen omdat ze (citaat e-mail)
“een deel van haar ervaringen op dit moment emotioneel onder controle heeft”en dat
“confrontatie met verdachten en het feitencomplex in deze zaak [...] bij haar teveel onrust [zal] oproepen”. Dit, in combinatie met het feit dat de raadsheer-commissaris vanaf november 2020 heeft getracht een getuigenverhoor van [getuige] doorgang te laten vinden, maakt dat het hof tot de conclusie komt dat ze niet binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Het hof is van oordeel dat, gelet op de bijzondere psychische gesteldheid van de getuige en het feitencomplex, de raadsheer-commissaris terecht heeft afgezien van een bevel tot medebrenging van de getuige. Het hof heeft bij zijn beslissing ook rekening gehouden met de ouderdom van de feiten, het tijdsverloop in deze strafzaak en het belang om strafzaken binnen een redelijke termijn af te doen. Het hof zal tot besluit, indien verklaringen van [getuige] voor het bewijs worden gebezigd, in de eindbeoordeling de toets van artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden toepassen.
[…]
De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren en doet dit aan de hand van zijn pleitnotities. Deze pleitnotities worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd.”
2.4
De ter terechtzitting van 9 maart 2023 overgelegde en voorgedragen pleitnotities van de raadsman houden onder meer het volgende in:

Verklaringen [huis]
Primair uitsluiten van de verklaringen
Herhalen verzoek horen [getuige] (in voorwaardelijke vorm)
U hebt aan het begin van vandaag mijn gemotiveerde verzoek tot het horen van [getuige] afgewezen.
Indien uw hof mijn primaire verzoek niet volgt en meent dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen op basis van het dossier, meen ik dat het noodzakelijk is dat aangeefster door de verdediging kan worden gehoord. Zij legt een belastende verklaring af over client die zonder meer
decisiveis. Ik doe wederom het verzoek om haar te horen hier in voorwaardelijke vorm. Ik verwijs naar mijn motivatie van eerder vandaag.”
2.5
Het bestreden arrest bevat de volgende overwegingen:

Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht - indien het hof niet tot een vrijspraak komt ten aanzien van de feiten 1 en 2 en de getuigenverklaringen van [getuige] tot het bewijs bezigt - de [getuige] te horen. Dit verzoek wordt afgewezen op dezelfde gronden als het ter terechtzitting in hoger beroep gedane (onvoorwaardelijke) verzoek tot het horen van de [getuige] .
Het hof heeft daarbij - kort gezegd - mede acht geslagen op het proces-verbaal van bevindingen van het kabinet raadsheer-commissaris van 12 augustus 2022 en een e-mailbericht van mr. Stam (gemachtigde van [getuige] ) van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat een confrontatie met verdachten en het feitencomplex bij haar teveel onrust zal oproepen en dat haar kwetsbaarheid maakt dat zij daarop sterker reageert. Gelet hierop en op alle vergeefse inspanningen die de raadsheer-commissaris heeft ondernomen om het verhoor met [getuige] plaats te laten vinden, komt het hof -rekening houdend met de ouderdom van de feiten, het tijdsverloop en het belang om strafzaken binnen een redelijke termijn af te doen - tot de conclusie dat zij niet binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Gelet op de omstandigheid dat de verdediging [getuige] reeds twee keer heeft kunnen ondervragen is er geen strijd met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, temeer nu ook overigens niet is gebleken dat de procedure in haar geheel daaraan niet zou voldoen.”
2.6
Uit deze stukken blijkt het volgende procesverloop. De raadsman van de verdachte heeft op de terechtzitting van 28 november 2023 een op schrift gesteld verzoek overgelegd en voorgedragen, waarbij hij heeft verzocht de [getuige] te horen. Dit verzoek heeft het hof op de terechtzitting (gemotiveerd) afgewezen. Vervolgens heeft de raadsman bij pleidooi wederom het verzoek gedaan tot het horen van de [getuige] , ditmaal onder de voorwaarde dat het hof tot een bewezenverklaring komt. Daarbij verwees de raadsman naar “zijn motivatie van eerder vandaag”. Het hof is mede op basis van de verklaringen van de [getuige] tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gekomen en heeft het voorwaardelijke verzoek van de raadsman in het arrest afgewezen, met dezelfde motivering als bij de afwijzing van het op de terechtzitting gedane onvoorwaardelijke verzoek van de raadsman.
2.7
Het in het proces-verbaal van de terechtzitting vermelde op schrift gestelde verzoek bevond zich niet bij de op 28 november 2023 aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding. De raadsman van de verdachte heeft op 12 februari 2024 verzocht om aanvulling van de processtukken met (onder meer) dit stuk. Het stuk is door een medewerker van de Hoge Raad opgevraagd bij het gerechtshof Amsterdam. In reactie daarop heeft de griffier van het gerechtshof Amsterdam bij brief van 6 maart 2024 laten weten dat het hof het op de terechtzitting van 9 maart 2023 overhandigde op schrift gestelde verzoek van de raadsman niet meer voorhanden had.
Het juridische kader
2.8
De steller van het middel doet een beroep op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over het ontbreken in het aan de Hoge Raad toegezonden dossier van pleitnotities die ter terechtzitting in hoger beroep zijn overgelegd en voorgedragen. Die rechtspraak komt erop neer dat het ontbreken van de pleitnotities zozeer in strijd wordt geacht met een behoorlijke procesorde dat dit de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt. [1] In een eerdere zaak, waarin sprake was van ontbrekende pleitnotities en in cassatie werd geklaagd over de afwijzing van een in die pleitnotities weergegeven getuigenverzoek, overwoog de Hoge Raad als volgt:
“2.3. De in het genoemde proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan wat de raadsman aan het in het middel bedoelde verzoek ten grondslag heeft gelegd en derhalve niet kan worden beoordeeld of de afwijzing van het verzoek door het Hof toereikend is gemotiveerd.
2.4.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen zoals in de conclusie vermeld, onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.” [2]
De beoordeling van de klachten
2.9
In deze zaak betekent het ontbreken van het op schrift gestelde verzoek van de raadsman dat in cassatie niet kan worden nagegaan op welke wijze beide verzoeken van de raadsman tot het horen van de [getuige] zijn onderbouwd. Hier doet zich namelijk ook niet het geval voor dat (het relevante deel van) de pleitnotitie in de cassatieschriftuur is weergegeven of daaraan is gehecht. [3] Dat maakt dat in cassatie niet kan worden gecontroleerd of de beslissingen van het hof op de in het tweede middel bedoelde verzoeken begrijpelijk zijn. [4] Daarom, en nu dat verzuim onherstelbaar is gebleken, is in dit geval sprake van een inbreuk op de goede procesorde die tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting moet leiden.
2.1
Het eerste en het tweede middel slagen.

3.Het derde middel

3.1
Het derde middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 2 ontoereikend is gemotiveerd.
3.2
Als de Hoge Raad mijn oordeel volgt dat het eerste en het tweede middel slagen, zal dit leiden tot vernietiging van de bewezenverklaring onder 2. Daarom hoeft het derde middel niet te worden besproken.

4.Slotsom

4.1
Het eerste en het tweede middel slagen. Het derde middel behoeft geen bespreking.
4.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige] , tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1248, HR 4 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1366 en HR 15 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1648.
2.Zie HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:467.
3.Vgl. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1121 en HR 31 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2804.
4.Zie over de toetsing van een getuigenverzoek in cassatie: HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496,