Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2021. De verdachte, geboren in 1998, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat M.J. Lamers. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof. Het cassatiemiddel betrof de nietigheid van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, omdat de pleitnota die door de raadsman was overgelegd, niet bij de stukken van het geding aanwezig was. De Hoge Raad kon daardoor niet vaststellen of er meer verweren waren gevoerd dan in de uitspraak van het hof waren vermeld. Dit leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel slaagde, en de Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, met E. Schnetz als waarnemend griffier.