AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Cassatie over beklag tegen beslag in strafrechtelijk onderzoek naar partner van klaagster
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) over het beslag op voorwerpen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de partner van de klaagster. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard, waarop zij cassatie heeft ingesteld. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, heeft in zijn conclusie aangegeven dat de rechtbank heeft verzuimd om de juridische positie van de klaagster en de grondslag van het beslag adequaat vast te stellen. De klaagster had in haar beklag aangevoerd dat het strafvorderlijk belang zich niet langer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, omdat deze niet meer nodig waren voor de waarheidsvinding of het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het belang van strafvordering zich verzet tegen de opheffing van het beslag. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugwijzing voor een nieuwe beoordeling van het beklag met betrekking tot de op 8 oktober 2018 in beslag genomen voorwerpen. De zaak illustreert de noodzaak voor de rechtbank om zorgvuldig de juridische positie van de klaagster te overwegen en de juiste maatstaf toe te passen bij de beoordeling van het beklag.
Voetnoten
1.Met betrekking tot twee voorwerpen heeft de rechtbank de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het beklag nu de officier van justitie in raadkamer heeft laten weten deze voorwerpen aan de klaagster terug te zullen geven. Deze twee voorwerpen betreffen: de huurovereenkomst betrekking hebbend op de Volvo met kenteken [kenteken] die op 8 oktober 2018 in beslag is genomen en een Samsung smartphone, kleur rood die op 1 november 2018 in beslag is genomen.
2.Dit volgt uit de processen-verbaal die aan de Hoge Raad zijn toegezonden.
3.Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden bevinden zich drie Kennisgevingen van inbeslagneming gedateerd 1 november 2018 waarbij de klaagster als beslagene is aangemerkt. Op deze KVI’s staat een deel van de voorwerpen waarvan de klaagster teruggave vraagt.
4.Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden bevindt zich onder meer een machtiging conservatoir beslag d.d. 17 maart 2020 strekkende tot bewaring voor een eventueel later door de strafrechter op te leggen ontnemingsmaatregel, vooralsnog geschat op € 12.919.141,85, met als bijlage een overzicht van de voorwerpen waarop reeds beslag rust ex art. 94 S, zijnde een deel van de voorwerpen waarop het beklag ziet die bij de doorzoeking op 1 november 2018 in beslag zijn genomen en waarvan de klaagster teruggave verzoekt. Uit het schriftelijk standpunt van het OM leid ik af dat er op 5 maart 2020 door de rechter-commissaris in de zaak tegen [betrokkene 1] tevens conservatoir beslag is gelegd op de op 8 oktober 2018 in beslag genomen Volvo en een geldbedrag van € 6.941,50.
5.Uit navraag van de strafgriffie van de Hoge Raad is gebleken dat de ontnemingsvordering inmiddels heeft geleid tot een vonnis van 18 april 2023 waarbij aan [betrokkene 1] de verplichting is opgelegd tot betaling van € 6.811.501,38 aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Tevens is gebleken dat het strafrechtelijk onderzoek tegen [klaagster] niet heeft geleid tot een strafrechtelijke vervolging.
6.Een geldbedrag van € 6.941,50, een Volvo met kenteken [kenteken] en een huurovereenkomst + APK keuring met betrekking tot voornoemde Volvo. M.b.t. de huurovereenkomst is de klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar beklag, zie voetnoot 1.
7.In het klaagschrift worden 21 voorwerpen genoemd, waaronder een Samsung smartphone en verder geldbedragen, een handtas, flessen drank, sierraden en diverse munten. M.b.t. de Samsung smartphone is de klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar beklag, zie voetnoot 1.
8.Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden bevinden zich niet alle stukken over het beslag waar het openbaar ministerie in het schriftelijk standpunt naar verwijst. De stukken waarover de Hoge Raad wel beschikt zijn de stukken die in de voetnoten staan vermeld onder het kopje ‘Procedure’.
9.Art. 94 Sv (beslag met oog op de waarheidsvinding of het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel en beslag op voorwerpen waarvan verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen) en/of art. 94a Sv (conservatoir beslag met het oog op verhaal van een op te leggen geldboete of betalingsverplichting ex art. 36e dan wel art. 36f Sr)