ECLI:NL:HR:2007:BA2565
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beslag en de beoordeling van eigendom bij derden in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht. De klager, geboren in 1945, had een beklag ingediend over een beslag dat was gelegd op zijn auto, een Mercedes Benz met kenteken [00-AA-BB]. De Rechtbank had het beklag ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager stelde echter dat het beslag ten onrechte was gegrond op artikel 94 Sv, omdat het beslag inmiddels op basis van artikel 94a Sv was gelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het beslag nog op artikel 94 Sv was gebaseerd. De Hoge Raad benadrukte dat wanneer een derde, die stelt eigenaar te zijn van een in beslag genomen voorwerp, zich tegen het beslag verzet, de rechter moet beoordelen of er buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar moet worden aangemerkt. Indien dit het geval is, moet de rechter ook onderzoeken of de situatie van artikel 94a, derde of vierde lid, Sv van toepassing is.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de eigendomsrechten van derden in het kader van strafrechtelijke beslaglegging en de noodzaak voor rechters om de juiste maatstaf toe te passen bij de beoordeling van dergelijke klaagschriften.