ECLI:NL:PHR:2024:405

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
22/00938
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het tweemaal medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen van hennep en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen van hennep

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het tweemaal medeplegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk aanwezig hebben van hennep en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf telen van hennep. De feiten vonden plaats in de periode van november 2015 tot en met februari 2016, waarbij de verdachte betrokken was bij twee hennepkwekerijen in Leeuwarden. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de bewijsmotivering en de strafoplegging behandeld. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerijen en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van medeverdachten, in combinatie met andere bewijsmiddelen, voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal overgenomen, waarbij de bestreden uitspraak werd vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe beoordeling van de straf.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/00938

Zitting27 februari 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 4 maart 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens 1 en 2 ‘medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, 3. ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ en 5. ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet’ veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede wegens het onder 1 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr, wegens het onder 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en wegens het onder 3 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/00932, 22/00930, 22/00928, 22/00959, 22/00960, 22/00892, 22/00894 en 22/00893. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen, met uitzondering van de zaken 22/00892, 22/00893 en 22/00894. In die zaken is het cassatieberoep ingetrokken.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel betreft het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht. Het tweede middel betreft de strafoplegging. Voordat ik beide middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 5, de bewijsvoering, passages uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en passages uit de overgelegde pleitnota weer.
Bewezenverklaring, bewijsvoering, proces-verbaal van de terechtzitting en pleitnota
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘1.
hij op 20 november 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in het kader van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van ongeveer 550 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 9 februari 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in het kader van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [b-straat 1] een hoeveelheid van ongeveer 662 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 9 februari 2016 te Leeuwarden, in een loods/unit aan de [c-straat 1] , aanwezig heeft gehad ongeveer 4 kilogram (gedroogde) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij in de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 te Leeuwarden in Friesland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van - artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 5 Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
6. De bewezenverklaring van deze feiten steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):

Feit 1: Hennepkwekerij [a-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1)
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d. d. 10 december 2015, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten - zakelijk weergegeven - :
Op 20 november 2015 werd een onderzoek ingesteld in een loods op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Dit bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] werd met ingang van 1 januari 2015 gehuurd door [betrokkene 1] .
Na het binnentreden werd in de kantoorruimte van het pand in een op een bureau staand kastje een 7 tal ordners aangetroffen die leeg waren. Op een bureautafel stond een beeldscherm dat was verbonden met een metalen omhulsel van een computer. Voorts stonden op de bureautafels kunstbloemen en algemene kantoorartikelen, zoals een nietmachine, postbakjes en een pennenbakje. Op deze wijze werd van buitenaf de indruk gewekt, dat deze ruimte als kantoorwerkruimte diende.
In de loodsruimte stonden zoals wij zagen kartonnen dozen opgesteld, die door de wijze van opstelling een afscheiding vormde. De dozen waren allemaal leeg en er waren verscheidene namen van plaatsen, zoals Bremen en Almelo op bevestigd. Achter de dozen lagen 43 zakken met gebruikte kweekaarde, die door de geplaatste dozen van buitenaf aan het zicht waren onttrokken.
Wij zagen dat in de loods ruimte een unit met drie koelcellen waren geplaatst, iedere koelcel had een afmeting van 640 cm breedte, 775 cm lengte en een hoogte van 450 cm. De wanden waren aan de binnenzijde voorzien van een isolerend materiaal. Twee koelcellen waren als kweekruimten ingericht en de middelste koelcelruimte diende als opslag en werkruimte. Zoals wij zagen was kweekruimte A gerooid en uit telling van de zichtbare afdrukken van de kweekpotten op de grond bleek, dat in deze ruimte 526 planten hadden gestaan. De koelruimte B was zoals wij zagen ingericht als werkruimte die tevens voor de opslag diende. In ruimte C bevond zoals wij zagen een in werking zijnde hennepkwekerij en bij telling bleek dat hier 550 hennepplanten stonden die een hoogte hadden van ongeveer 50 centimeter. In iedere kweekruimte was een deur geplaatst waardoor toegang tot de kweekruimte kon worden verschaft.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst d.d. 9 december 2014, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
ONDERGETEKENDEN
[betrokkene 2] , wonende [d-straat 1] [plaats] , hierna te noemen verhuurder,
en
[bedrijf 1] BV, ingeschreven in het handelsregister onder nummer [KvK-nummer] , statutair gevestigd aan de [e-straat 1] te [plaats] , ten deze vertegenwoordigd door haar enig directeur [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] en thans wonende aan de [e-straat 1] te [plaats] ,
ZIJN OVEREENGEKOMEN
Het gehuurde, bestemming (...) de bedrijfsruimte, hierna 'het gehuurde' genoemd, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] bestaande uit een bedrijfshal van ca. 30 x 20 m1 met inpandig kantoor kadastraal bekend gemeente [plaats] , […] , groot 1.590 m2 welke bedrijfsruimte nader is aangegeven op de als bijlagen bij deze overeenkomst gevoegde en daarvan deel uitmakende door partijen geparafeerde tekening, eventueel aangevuld met door partijen geparafeerde foto's.
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar, ingaande op 01 januari 2015 en lopende tot en met 31 december 2016.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor (…), d.d. 26 november 2015, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben de huurder van het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Ik ben een schriftelijke huurovereenkomst aangegaan. Die is ingegaan op 1 januari 2015. Ik had een schuld bij mensen. De verhuur is via [makelaar] gegaan. Ik kreeg het geld voor de huur van de mensen. Ik zal u zeggen hoe het is gegaan. Ik heb een schuld bij mensen. Ik heb deze proberen in te lossen, maar dit is mislukt. Daarmee bedoel ik de hennepkwekerij die op [f-straat] in [plaats] is aangetroffen, ik zou daarmee een schuld inlossen, maar deze werd voortijdig door de politie ontmanteld, zodat ik mijn schuld niet in kon lossen. Ik heb toen met hun afgesproken dat ik een locatie op mijn naam zou zetten, waar ze hun gang konden gaan. Daarmee bedoel ik dat ze dit dan in konden richten als hennepkwekerij. Ik heb ze in januari 2015 ook de sleutels gegeven. Ik ben er zelf nog wel geweest. Ik kwam dan gewoon in kantoor en ook heb ik de post wel gehaald. Ik heb daar een kantoor ingericht, maar dit was gewoon nep. Die jongens hebben de dozen zo ingericht, dit was ook nep. Het zal in de koelcellen zijn geweest waar de hennepkwekerij heeft gezeten. Ik kon wel in die loods komen, de deur die daar zat was af en toe gewoon los. Ik ben daar ook wel in geweest, maar ik ben nooit de koelcel in geweest waar de hennepkwekerij was gevestigd. Ik kreeg de huur ook van deze mensen. (...) Ik wist dat er een hennepkwekerij in de loods gebouwd zou worden en dat er hennep zou worden geteeld. Ik heb dit puur en enkel gedaan om mijn ellende met die mensen op te lossen. Dit is nu gelukt en ik ben er af.
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 24 april 2015, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 30 december 2014 omstreeks 13:30 uur reed ik over het industrieterrein " […] " te [plaats] . Ter hoogte van de [a-straat] zag ik bij perceel [a-straat 1] de mij bekende [makelaar] op het erf staan. [makelaar] was daar in gesprek met een mij onbekende manspersoon. Ik zag dat [makelaar] met deze persoon langs de deuren en kozijnen liep aan de voorzijde. Daarna liepen beide mannen weer naar binnen.
Op het terrein zag ik een drietal voertuigen staan. Dit betrof een bestelbus met kenteken [kenteken 1] , een VW Touareg met kenteken [kenteken 2] en een VW Golf met kenteken [kenteken 3] .
Deze 3 voertuigen heb ik bekeken in het informatiesysteem van de politie. Uit dit systeem bleek dat de [kenteken 2] op naam van [makelaar] , de [kenteken 3] op naam van [betrokkene 3] en de [kenteken 1] op naam van [stichting] stond. Deze stichting bleek op naam te staan van [betrokkene 4] . Volgens het bedrijvenprocessensysteem van de politie zou deze [betrokkene 4] de "onofficiële" schoonvader zijn van de welbekende [betrokkene 5] , geb. [geboortedatum] -1968 te [geboorteplaats] .
Na het bekijken van foto van [betrokkene 5] in de politie systemen, blijkt [betrokkene 5] gelijkenis te vertonen met de manspersoon die in gesprek was met [makelaar] .
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 19 oktober 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
In het onderzoek Ismene werd in de periode 5 augustus 2015 tot en met 1 december 2015 op grond van artikel 3 van de Politiewet tweemaal een observatiecamera geplaatst met het zicht op de ingang van het perceel [a-straat 1] te [plaats] . Dit proces-verbaal is opgemaakt naar aanleiding van de activiteiten bij het pand op 12 november 2015, tussen 17:04 uur en 18:28 uur. Hierbij is het volgende bevonden:
Omstreeks 17:04:48 uur zag ik dat een grijze Renault Trafic het terrein van perceel [a-straat 1] te [plaats] op reed en werd geparkeerd ter hoogte van het kantoorgedeelte en de loopdeur. Vervolgens zag ik dat een manspersoon uitstapte en kennelijk met behulp van een sleutel, omstreeks 17:05:28 uur, via de loopdeur het pand binnen ging. Ik herkende deze persoon als zijnde [betrokkene 5] , geboren [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] .
Vervolgens zag ik dat [betrokkene 5] omstreeks 17:05:45 uur weer terug liep naar de bestuurderszijde van de Renault Trafic en uit beeld verdween. Hierna liep hij om 17:05:57 uur weer terug en ging het pand weer binnen. Hierbij lichtten de alarmlichten van de bestelbus kort op. Even later is zichtbaar dat de verlichting van het kantoorgedeelte van het pand aan gaat.
Vervolgens zag ik dat [betrokkene 5] nog enkele malen naar buiten naar de bestelbus liep. Omstreeks 17:34:50 uur zag ik dat er nog tweede bestelbus bij het pand stopte. Dit betrof een witte Peugeot Boxer voorzien van het kenteken [kenteken 4] . Ik zag dat deze bestelbus voor de roldeur stopte. Op dat moment zag ik dat [betrokkene 5] ook buiten was ter hoogte van de Peugeot Boxer en de roldeur. Vervolgt loopt hij via de loopdeur naar binnen, sluit de loopdeur en komt weer in beeld op het moment dat het licht in de loods aan gaat en de roldeur omhoog gaat. De witte Peugeot Boxer rijdt hierna naar binnen. Drie manspersonen stappen vervolgens uit de bestelbus en voegen zich bij [betrokkene 5] .
Daarna wordt de roldeur omstreeks 17:36:48 uur gesloten.
Omstreeks 17:37:34 uur zag ik dat het licht in de loods uit ging, dit terwijl de vier manspersonen in de loods aanwezig waren.
Omstreeks 17:39:49 uur zag ik dat [betrokkene 5] via de loopdeur naar buiten kwam en een lichtkleurige tas uit de Renault Trafic haalde en het pand weer binnen ging. Wederom gingen de alarmlichten van deze auto even kort aan.
Omstreeks 18:26:50 uur zag ik dat de roldeur weer open ging en dat de witte Peugeot Boxer naar buiten reed. [betrokkene 5] loopt hierna, ook via de roldeur, naar buiten en groet de andere personen die wegrijden in de witte Peugeot Boxer. [betrokkene 5] draagt hierbij een lichtkleurige boodschappentas, met donkergekleurde hengsels, in zijn rechterhand.
Vervolgens sluit [betrokkene 5] de boel af en stapt alleen in de Renault Trafic. Hierna vertrekt hij als laatste het terrein. De eerder zichtbare, brandende, verlichting in het pand is dan geheel uit.
Opmerking verbalisant:
De waargenomen Renault Trafic kwam qua uitvoering geheel overeen met de in het onderzoek betrokken grijze Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Dit voertuig bleek op dat moment, volgens de Rijksdienst voor Wegverkeer, op naam te staan van de [stichting] , gevestigd [e-straat 1] , [plaats] .
De waargenomen Peugeot Boxer, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , bleek op dat moment, volgens de Rijksdienst voor Wegverkeer, op naam te staan van [bedrijf 2] BV, […] te Leeuwarden.
Het signalement van twee van de drie inzittenden van de witte Peugeot Boxer komt overeen met dat van verdachten [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] en [betrokkene 6] , geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] .
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 15 september 2015, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 5 augustus 2015 is een observatiecamera geplaatst met het zicht op de ingang van het perceel [a-straat 1] te [plaats] . Dit perceel betreft een bedrijfspand gelegen aan de doorgaande weg op industrieterrein " […] " te [plaats] .
De opgenomen camerabeelden, van de periode 05 augustus 2015 t/m 02 september 2015, zijn door mij, verbalisant, bekeken. Uit de beelden is gebleken dat:
Op 12/08/2015, omstreeks 19:45 uur, arriveert een witte bestelbus van het merk Peugeot, type Boxer bij het pand en gaat middels de roldeur het pand binnen. Om 21:27 uur verlaat de witte bus het pand weer en rijdt het voertuig weg in de richting van de Voltastraat.
7. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 3 januari 2017, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant (…):
Op woensdag 12 augustus 2015 te 21.26 uur werden twee personen waargenomen die mede gebruik maakten van een door [verdachte] / [betrokkene 6] gehuurde bedrijfsauto. Een van deze mannen kon later worden geïdentificeerd als [betrokkene 7] .
8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 13 januari 2022, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik meerdere keren bij en in de loods van [betrokkene 1] aan de [a-straat 1] te [plaats] ben geweest. Het zou kunnen dat ik daar op 12 augustus 2015, op 13, 19 en 20 oktober 2015 en 12 november 2015 ben gezien.
9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 6] :
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik heb een eigen onderhoudsbedrijf en [verdachte] die huurt mij in.
V: Vanuit waar werk je dan? Waar is jullie werkplaats?
A: Vanuit de loods bij […] . Volgens mij huurt [verdachte] daar weer loodsen.
V: Welke loodsen zijn dat dan, kun jij aangeven welke van wie is?
A: Ja hoor, de eerste, tweede en de derde zijn sowieso van [verdachte] .
O: Verbalisanten schetsen de loodsen aan de [c-straat 1] te Leeuwarden en verdachte [betrokkene 6] geeft aan welke loods van wie is.
V: Wat zit er in de tweede loods?
A: Ja daar zit die hennep, daar ben ik afgelopen maandag nog geweest.
V: Wat voor voertuigen heb jij op naam of maak je gebruik van?
A: Die motoren, Suzuki’s en de bus.
V: Wat voor bus is dat?
A: Die Opel Vivaro, dit is een zwarte. Ik heb hem nog maar net. Ik lease die bus.
V: Wie heeft dit geregeld? Wie zijn idee was dit?
A: Dit was [verdachte] zijn idee. [verdachte] zei je hebt nu een eigen zaak dus moet je een eigen bus. Want ik leende vaak een bus van [verdachte] .
V: Je zei dat je wel een bus van [verdachte] leende, welke leende je dan?
A: Die Renault Trafic. Maar ook wel een Peugeot Boxer, die grote. Maar meestal die Renault Trafic.
V: Wat is [verdachte] van je?
A: Dat is de opdrachtgever.
V: Wat is [betrokkene 5] van je?
A: Dat is niks van mij. Ik heb hem een paar keer geholpen in [plaats] in de hennepkwekerij. Ik ben een paar keer met hem meegegaan. Verder gaat [betrokkene 5] veel met [verdachte] om. Ik zie hem als een directeur.
V: Wat is [betrokkene 1] van je?
A: Die had die loods in [plaats] op naam. [betrokkene 1] kwam wel op de [c-straat] .
V: Wat is [betrokkene 7] van je?
A: Die is altijd bij [betrokkene 5] , die zijn altijd samen die twee. Dat is ook zo’n directeurs typ. Die was met [betrokkene 5] mee naar [plaats] naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas. Zij gaven beide aan wat ik moest doen, ik moest de hennepkwekerij opruimen in [plaats] .
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [betrokkene 7] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit mede met [betrokkene 5] . Daaronder komt [verdachte] en helemaal onderaan wij.
V: En [betrokkene 8] ? Zit [betrokkene 8] wel in de hennep wereld?
A: Ja. Anders kom je niet bij de loods aan de [c-straat] , dat is een verzamelpunt van iedereen die ermee te maken heeft.
V: En wie is er nog meer zoals jij, zeg maar een hulpje?
A: Nou ik meestal, maar ook wel [betrokkene 9] . [betrokkene 5] die plantte de nieuwe planten, die had het mooiere werk. Wij konden alles opruimen.
V: [betrokkene 6] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [a-straat 1] te [plaats] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Volgens mij zit die hennepkwekerij er net na de winter van 2014. Ik heb daar de opticlimate omhooggeduwd, want die konden [betrokkene 7] en [betrokkene 5] niet tillen. Ik heb ook geholpen met sjouwen van de spullen.
V: Wie waren betrokken bij de opbouw van deze kwekerij?
A: Dat waren [betrokkene 7] , [betrokkene 5] , [verdachte] en ik.
V: Wie deed wat?
A: [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [verdachte] hebben de kwekerij neergezet waarbij [betrokkene 7] en [betrokkene 5] de lakens uitdeelden. [betrokkene 7] en [betrokkene 5] kunnen best netjes timmeren. [verdachte] hielp hierbij en ik deed het sjouwwerk.
V: Hoe zag deze ruimte eruit?
A: Het was een grote loods met 3 diepvriezen geloof ik, Je had een kleine deur waardoor je naar binnen moest en dan moest je op een knop drukken waarbij de roldeur omhoog ging. Dan had je een grote ruimte met die diepvriezen en in het begin stond er niks maar later stonden er lege dozen. [betrokkene 7] en [betrokkene 5] zeiden dat [betrokkene 1] daar dan moest zitten, als een soort bedrijfsleider. Zodat het leek alsof er wat gebeurde. Volgens mij duurde de opbouw iets van twee weken. Die loods werd gehuurd door [betrokkene 1] .
V: Hoe vaak is daar geoogst?
A: 3 keer. Eerst ging de ene ruimte en dan een paar dagen later de andere ruimte. Maar ik was niet overal bij, het kan best vaker zijn geweest. Ik heb daar niet geknipt maar wel de planten bakken gevuld met nieuwe aarde. [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [verdachte] knipten de planten en ik moest het vuile werk doen. 1 van hun gaf de blauwe tonnen aan waar de hennepplanten in gingen. Die tonnen stonden ook nog in [plaats] , er zaten netten in.
V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [betrokkene 5] en [betrokkene 7] doen alles samen, die zijn er echt altijd bij. [verdachte] niet altijd want die heeft zijn eigen werk ook.
V: Waar gaan die tonnen met hennep heen?
A: Die gaan naar de 2e loods, aan de [c-straat] . Bij onze loods heb ik het dan over.
Feit 2: Hennepkwekerij [b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 4)
10. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (…), d.d. 19 mei 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
Op 9 februari 2016 stelde ik een onderzoek in op het adres [b-straat 1] te [plaats] vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Na het binnentreden zag ik een kweekruimte van ongeveer 14 bij 8 meter. De ruimte was verdeeld in twee kweekruimten. In kweekruimte 1 stonden 662 hennepplanten van enkele weken oud. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 25 cm. Per m2 stonden er 16 planten.
Het betroffen potten van 25cm x 25cm. De kwekerij was volop in werking. Uit eigen waarneming bleek dat de kwekerij professioneel was aangelegd. Er was relatief netjes gewerkt met deugdelijke en professionele materialen.
In kweekruimte 2 stonden geen hennepplanten. De ruimte zag eruit alsof er pas was geoogst. In totaal stonden er 599 potten in de ruimte. Het betroffen potten van 25cm x 25cm. 568 plantenbakken waren gevuld met potgrond/cocos substraat.
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring en gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken. De bovenvermelde hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 van de Opiumwet.
11. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…), d.d. 13 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
In het onderzoek Ismene werd op vrijdag 4 december 2015, een peilbaken geplaatst onder één van de voertuigen, welke in gebruik zijn bij de verdachten in het onderzoek. Dit voertuig, een Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , heeft in de afgelopen periode diverse locaties bezocht, voornamelijk in Friesland. Naar aanleiding van deze informatie werd er nader onderzoek gedaan naar een aantal van deze locaties. Dit betrof onder andere een locatie gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats] . Dit adres werd op donderdag 7 januari 2016 tussen 16:32 uur en 17:02 uur bezocht door de witte Renault Trafic.
Het baken gaf op donderdag 7 januari 2016 aan dat het voertuig, wat voorzien is van dat baken vanaf 16:32 uur tot 17:02 uur in de noordoostelijke hoek van het pand stond of net voor het pand. Op zaterdag 9 januari 2016, omstreeks 16:00 uur, ben ik in eerste instantie over de [b-straat] gelopen, langs [b-straat 1] . Ik zag dat de locatie waar het voertuig ongeveer had gestaan, ter hoogte was van een gele roldeur. Rechts van de deur zag ik een kozijn met ramen. Het was onmogelijk om via de ramen naar binnen te kijken omdat er aan de binnenzijde, tot ongeveer 2,5 meter hoogte, witte panelen of iets dergelijks voor de ramen geplaatst waren. Wel zag ik dat er een hoge binnenmuur was geplaatst, rechts van de gele roldeur. Ik ben vervolgens via de ingang het bedrijfspand binnen gelopen en zag dat er aan de linkerzijde een ruimte was afgesloten. Ik ben vervolgens rechtdoor gelopen en ben zodra dat het kon links afgeslagen het pand verder in. (...) Ik zag dat er in deze ruimte aan de linkerzijde een gesloten grijze schuifdeur aanwezig was. Ik zag dat deze schuifdeur afgesloten was met behulp van een messingkleurig hangslot. (...) Ik ben vervolgens doorgelopen en zag aan de linkerkant nog een deur. Ik zag dat dit een blauwe roldeur was en dat er voor deze roldeur meerdere matrassen en lattenbodems stonden. (...) Ik zag dat het via deze deuren onmogelijk was om de ruimte erachter te betreden.
Aan het einde van deze ruimte hoorde ik duidelijk het geluid van stromend water of gas door een leiding. Het was in de hoek van deze ruimte ineens ook een stuk warmer, er was echter geen kachel of iets degelijks zichtbaar. Deze plek bleek achteraf de warmste plek te zijn in het gehele pand, voor zover te betreden. Ik ben hierna, via een doorgang, een volgende ruimte ingelopen. Deze ruimte lag in het verlengde van de vorige ruimte. (...) Achter in deze ruimte zag ik wederom een blauwe deur aan de linkerzijde. Ik zag dat dit een dubbele deur was die van mij afdraaide, ik bedoel hiermee de deur draaide de aangrenzende ruimte in. Ik voelde vervolgens aan deze deur en voelde dat deze deur op slot zat. Ik zag dat de linker deur met twee schuiven dicht zat. Rechts van deze deuren zag ik een witte kast met twee schuifdeuren. Ik zag dat boven deze kast een metalen goot liep met daaruit een grijze elektriciteitskabel. Ik zag dat deze kabel via het systeem plafond uit beeld verdween. (...) Uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat er in het bedrijfspand één of meerdere afgeschermde ruimtes aanwezig zijn en dat deze niet voor publiek toegankelijk.
12. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…), d.d. 18 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant- zakelijk weergegeven - :
Naar aanleiding van het verzoek van [verbalisant 1] van de politie Noord Nederland, om thermische opnamen te maken van de [b-straat 1] te [plaats] heb ik, [verbalisant 2] , brigadier van politie, werkzaam bij de groep Luchtwaarneming & Opsporing van de Landelijke eenheid, op maandag 18 januari 2016 te 00.10 uur en 00.18 uur lokale tijd, vanuit een politieluchtvaartuig, met behulp van een thermische camera, beeldopnamen vastgelegd van de genoemde percelen. Op de beeldopnamen staat de lokale tijd vermeld.
13. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…), d.d. 22 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
Betreft: fotomateriaal, luchtafvoer perceel [b-straat 1] te [plaats] .
In het onderzoek "Ismene" werd er door mij, verbalisant, nader onderzoek gedaan naar aanleiding van een warmtebeeldonderzoek wat op 18 januari 2016, omstreeks 00:18 uur werd uitgevoerd door de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Afdeling Luchtvaart, Waarneming en Ondersteuning. Uit dit onderzoek bleek dat er op het dak van het pand warmteverlies zichtbaar was rond één van dakafvoeren. Zichtbaar was dat dit op een gedeelte van de loods was met een lichtkleurig dak en dat dit in het verlengde was van de zichtbare roldeur aan de noord-noordoost kant van het pand. En dergelijk warmteverlies was verder nergens op het dak zichtbaar. Naar aanleiding van de hierboven genoemde bevindingen werden er door mij, verbalisant [verbalisant 1] , luchtfoto's opgevraagd, via de wijkagent, bij de gemeente [plaats] . De reden hiervan was om te achterhalen of de hierboven genoemde luchtafvoer recent geplaatst werd of dat deze afvoer al jaren op het dak aanwezig was. Uit de door de gemeente [plaats] aangeleverde foto's van april 2014 en april 2015 bleek dat de dakafvoer tussen april 2014 en april 2015 moet zijn geplaatst. Op de foto van april 2014 zag ik namelijk dat de genoemde dakafvoer niet aanwezig was.
14. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…), d.d. 29 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten - zakelijk weergegeven - :
Op woensdag 27 januari 2016, omstreeks 14:35 uur, waren wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 1] in [plaats] om onderzoek te doen naar een geschikte cameraopstelling op een pand gevestigd aan de [b-straat 1] te [plaats] . Vanuit het onderzoek is bij verbalisanten bekend dat er vermoedelijk in het bedrijfspand, gelegen aan de [b-straat 1] , een hennepkwekerij aanwezig is. De ingang naar hennepkwekerij bevindt zich vermoedelijk achter een gele roldeur, gelegen aan de openbare weg.
Wij zijn vervolgens doorgereden en hebben positie ingenomen in de […] met het zicht op de [b-straat] . Wij stonden aan de rechterzijde geparkeerd. Toen wij daar enkele minuten geparkeerd stonden zagen wij twee motorvoertuigen rijden. Deze twee voertuigen kwamen vanuit de [b-straat] in onze richting rijden. Wij zagen dat het eerste voertuig een lichtkleurige personenauto was, type sedan. Onze interesse werd echter gewekt door de grijze bestelbus die achter de personenauto reed.
Toen de hierboven genoemde personenauto links afsloeg, de […] op, konden wij het kenteken lezen van de grijze bestelbus. Wij zagen dat het kenteken [kenteken 1] was en dat het hier een Renault Trafic betrof. Ambtshalve is bij ons bekend dat dit voertuig op naam staat van de [stichting] , gevestigd aan de [e-straat 1] , [plaats] . Uit onderzoek is al eerder gebleken dat [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] -1966, volgens de Gemeentelijke Basisadministratie op dit adres staat ingeschreven. Tevens is uit onderzoek gebleken dat [betrokkene 5] , geboren [geboortedatum] -1968, gebruik maakt van dit voertuig. Deze personen zijn beide verdachten in de zaak Ismene. (...) Toen wij rechts afgeslagen waren zagen wij op een gegeven moment dat de Renault Trafic, met kenteken [kenteken 1] , aan de rechterkant van de weg geparkeerd stond.
Nadat wij het voertuig waren gepasseerd, zagen wij dat het voertuig de weg opreed en achter ons kwam te rijden. Vervolgens reden wij over de […] in de richting van het Torenplein. Hier zijn wij vervolgens rechts afgeslagen en in de richting van de Jumbo gereden. Wij zagen dat de bestuurder van de Renault ook rechts afsloeg en nog steeds achter ons aanreed. Vervolgens besloten wij om het parkeerterrein van de Jumbo op te rijden en aldaar te parkeren. Wij zagen dat de bestuurder van de Renault linksaf sloeg en aldaar het parkeerterrein aan het Torenplein opreed.
Vervolgens ben ik, [verbalisant 3] de Jumbo ingelopen en is collega [verbalisant 1] om de Jumbo heengelopen. Ik, [verbalisant 3] zag enkele minuten later dat de bestuurder van de Renault het parkeerterrein opreed en zag dat deze naast ons onopvallende dienstvoertuig parkeerde. Ik zag dat er een manspersoon uitstapte (...) Ik zag dat de man de Jumbo inliep. (...) Ik zag dat de manspersoon vervolgens weer richting uitgang liep. De manspersoon passeerde mij en liep vervolgens de winkel uit. Ik zag vervolgens dat hij weer instapte in de Renault en wegreed.
Op vrijdag 29 januari 2016, omstreeks 10:00 uur, werden de camerabeelden van de Jumbo door mij, [verbalisant 1] , opgehaald en aansluitend door ons, [verbalisant 3] en [verbalisant 1] bekeken.
Wij hebben vervolgens de camerabeelden vergeleken met de beschikbare foto van [betrokkene 5] , geboren 08 september 1968, in de politiesystemen. Na beide beelden bekeken te hebben herkenden wij de manspersoon in de Jumbo Supermarkt als zijnde [betrokkene 5] .
15. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 28 januari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik weet uit onderzoek dat verdachte [betrokkene 5] gebruik maakt van een grijze Renault Trafic met kenteken [kenteken 1] op naam van [stichting] , [e-straat 1] te [plaats] . Ik zag op 28 januari 2016 dat de grijze Renault Trafic de afslag naar de A32 nam en dat de BMW X5 door reed in de richting van Drachten . Ik ben achter de grijze Renault Trafic met daarin verdachte [betrokkene 5] aangereden.
Ik zag dat verdachte [betrokkene 5] de linker richtingaanwijzer aan deed en bij groenlicht linksaf sloeg in de richting van het industrieterrein waar [growshop] gevestigd is. Ik zag dat verdachte [betrokkene 5] over de KR Poststraat naar de verkeerslichten met de Mercurius reed om vervolgens linksaf de Mercurius op rijden in de richting van [growshop] .
Ik had het idee dat verdachte [betrokkene 5] via de [growshop] aan de [g-straat 1] te Heerenveen misschien wel naar het adres [b-straat 1] te [plaats] kon gaan, uit onderzoek is gebleken dat op deze locatie vermoedelijk een hennepkwekerij zit. Ik ben vervolgens naar het adres [b-straat 1] te [plaats] gereden en werd onderweg gebeld door collega [verbalisant 3] . Die vertelde mij verbalisant dat hij contact had met een medewerker van een observatie eenheid welke achter de grijze Renault Trafic met kenteken [kenteken 1] op autosnelweg A7 aan reed. De medewerker van de observatie eenheid verklaarde dat achter het stuur verdachte [betrokkene 5] zat. De medewerker van de observatie eenheid verklaarde dat verdachte [betrokkene 5] in de richting van [plaats] reed. Ik was ondertussen aangekomen op de locatie [b-straat 1] te [plaats] en nam positie in waarbij ik goed zicht had op een gele roldeur van het pand.
Omstreeks 14:30 uur werd ik verbalisant wederom gebeld door collega [verbalisant 3] welke mij vertelde dat de medewerker van de observatie eenheid gezien had dat verdachte [betrokkene 5] de afslag richting [plaats] had genomen en wellicht binnen 10 minuten bij mij kon zijn. Omstreeks 14:41 uur zag ik verbalisant de genoemde Renault Trafic voorzien van kenteken [kenteken 1] aan komen rijden en zag ik dat de gele roldeur langzaam open ging. Ik verbalisant zag dat de genoemde grijze Renault Trafic stopte bij de gele roldeur en toen deze open was achteruit erin reed waarna de gele roldeur weer langzaam dicht ging. Ik verbalisant ben vervolgens weggereden.
16. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie (…), d.d. 4 februari 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 28 januari 2016 hebben wij tussen 14:00 uur en 20:40 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de navolgende waarnemingen, bevindingen en/of handelingen gedaan:
14:02 uur: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Trafic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] reed op de N354 ter hoogte van Scharnegoutum.
(...)
15:05: Ik herkende de bestuurder van de Renault als [betrokkene 6] , geboren op 17 december 1982, wonende te Leeuwarden, [k-straat] 16. Nader te noemen: [betrokkene 6] .
15:13: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Trafic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] geparkeerd stond op de [c-straat 1] te Leeuwarden.
15:52: Zag ik de hierboven genoemde Renault rijden op de [c-straat] te Leeuwarden.
16:05: Zag ik de Renault het parkeerterrein van de Jumbo aan de Kruisdobbe 4 te Leeuwarden oprijden.
16:14: Zag ik de Renault het tankstation OK gevestigd N31 ter hoogte van paaltje 67,9 rijden. Ik zag dat de Renault werd geparkeerd bij pomp 4 van het tankstation.
16:15: Zag ik dat drie mannen uit de Renault stapten. Ik zag dat [betrokkene 6] als bestuurder uitstapte en ging tanken. Ik zag dat de andere twee mannen uit de Renault kwamen en richting de shop liepen van het tankstation. Ik herkende één van de andere mannen als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982, wonende te [plaats] . Nader te noemen van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] en de onbekende man de shop binnen gingen.
16:20: Zag ik dat [betrokkene 6] , [verdachte] en de onbekende man uit de shop kwamen lopen. Ik zag dat [betrokkene 6] als bestuurder in de Renault stapte en [verdachte] en onbekende man als bijrijders in de Renault stapten.
16:21: Zag ik dat de Renault vertrok.
16:36: Zag ik dat de Renault achteruit werd ingeparkeerd aan de [b-straat] te [plaats] bij een wit met blauwe loods. Ik zag dat een gele garagedeur omhoog ging en dat alle drie de mannen nog in de Renault zaten. Ik zag dat de Renault deze loods met de gele garage deur binnen reed. Ik zag dat de gele garage deur weer naar beneden ging. Ik zag dat naast deze gele garage deur het nummer […] zichtbaar was.
18:59: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de gele garagedeur van de hierboven genoemde loods omhoog ging. Ik zag koplampen van een voertuig en ik zag dat dit voertuig vanuit de loods vertrok.
19:28: Zag ik door middel van een technisch hulpmiddel dat de Renault Trafic voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 5] geparkeerd stond op de [c-straat 1] te Leeuwarden.
17. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van herkenning, (…), d.d. 25 maart 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
Op 2 februari 2016 werd mij een afbeelding (foto) getoond van twee personen (mannen) voor een bedrijfsauto, merk Renault, voorzien van het kenteken [kenteken 5] . Door een collega van het Hennepteam Noord-Nederland werd aan mij de vraag gesteld of ik de voorste man op de getoonde afbeelding kende.
De persoon voor de Renault bedrijfsauto met kenteken [kenteken 5] herken ik als: [betrokkene 10] , geboren op [geboortedatum] 1986. Ik ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag.
18. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 13 januari 2022, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik bij en in de loods aan de [b-straat 1] te [plaats] ben geweest. Ik ben daar een keer met [betrokkene 10] geweest, maar ook wel alleen. Het kan kloppen dat ik daar op 28 januari 2016 ben gezien. Ik ging bij een gele roldeur naar binnen. Het kan kloppen dat ik er ook op 3 februari 2016 ben geweest.
19. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 6] :
V: [betrokkene 6] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [b-straat 1] te [plaats] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Daar heb ik ook geholpen, hetzelfde verhaal als op de [a-straat] te [plaats] . Ik weet dat ze die loods al lang hebben. [betrokkene 5] en [betrokkene 7] hebben die panelen gebouwd, de 2 ruimtes waar de kwekerij in zat. Ik heb daar volgens mij 4 opticlimats ingezet. Ik heb die opticlimats in de zomer van 2014 geplaatst, ze hebben die kwekerij al heel lang. Toen ik daar kwam waren die ruimtes al klaar.
V: Hoe veel planten stonden er in die beide ruimtes?
A: Daar stonden 2 keer 600 potten, want ik heb ze zelf geleegd en gevuld. Elke ruimte 600.
V: Hoe vaak ben je mee geweest?
A: Zo ie zo 6 keer, 3 voor de ene ruimte en 3 voor de andere.
V: Maar ging je dan om de 10 weken mee?
A: Nee joh, er zat ook wel eens een periode tussen.
V: Wie waren er dan?
A: [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [verdachte] altijd. En [betrokkene 9] 1 keer.
V: En hier ook weer dezelfde werkwijze?
A: Ja altijd, dat doen ze altijd zo. 2 knippen, 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen.
V: [betrokkene 6] , wij hebben geconstateerd dat jij de bestuurder bent van een Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , wat kun je daarover verklaren?
A: Ik had die bus van [verdachte] te leen, die had ik altijd mee. Maar [verdachte] pakte die bus ook als ze naar een hennepkwekerij gingen en ik niet mee ging. Dan liet hij zijn bus bij mij en pakte hij de hennepbus, de Renault Trafic.
V: We weten dat jullie op 28 januari 2016 naar de locatie in [plaats] zijn gegaan. Wie waren toen mee?
A: Ja dat waren [verdachte] , ik en [betrokkene 10] in de Renault Trafic. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij hebben de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. Later ben ik er weer heen geweest, maar toen zat ik bij [betrokkene 5] in de grijze bus. Toen waren [verdachte] en [betrokkene 10] in de andere bus, de Peugeot Boxer, want daar stonden nu de tonnen nog in. [betrokkene 10] en [betrokkene 5] hebben toen 1 ruimte geoogst en [verdachte] was de stekjes in de ruimte ernaast aan het zetten, welke wij de week ervoor klaar hadden gemaakt. De stekjes waren er al. Volgens mij had [betrokkene 5] die dag ervoor de stekjes gebracht.
V: Wat deden jullie met jullie telefoons als jullie naar een hennepkwekerij gingen?
A: Ja die moesten op de [c-straat] blijven van [verdachte] . Die telefoons lieten we dan in een bus bij de [c-straat] of in de werkplaats liggen.
V: Wat weet je van eerdere hennepkwekerijen?
A: Ik weet dat ze een hennepkwekerij in [plaats] hebben gehad. Ik heb hier [betrokkene 5] en [betrokkene 7] over horen praten. Ik weet alleen dat [betrokkene 1] die loods op naam had.
V: Nog even over de organisatie en de hennepkwekerijen, van wie krijg jij het geld?
A: [betrokkene 7] geeft het geld aan [verdachte] en die geeft het weer aan mij.
V: Hoe lang is deze organisatie al bezig?
A: Sinds de tijd dat ik bij [verdachte] zit zo ie zo, en dat is nu 2 jaar.
V: Wat is de rolverdeling?
A: [betrokkene 7] bovenaan met [betrokkene 5] , dan [verdachte] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik.
20. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 11 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 6] :
V: [b-straat 1] [plaats] , wanneer is die begonnen?
A: Zomer van 2014 toen heb ik die opticlimates daar in de hennepkwekerij gezet, ik ben daar iets van 6 keer geweest. Zo ie zo 6 keer, 3 keer per ruimte.
V: Ben je wel eens op het dak geweest?
A: Ja bij die pijp.
V: Wie heeft die pijp op het dak gemaakt?
A: Ik vermoed [betrokkene 10] , je ziet die pijp vanuit binnen wel zitten. Die pijp is erop gebrand voor de hennepkwekerij, maar dat heb ik niet gedaan.
Feit 3: Opzettelijk aanwezig hebben 4 kg gedroogde hennep (zaaksdossier 6):
21. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking, (…), d.d. 15 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op dinsdag, 9 februari 2016, omstreeks 09:15 uur, werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in aanduiding object, [c-straat 1] , te Leeuwarden.
[c-straat 1] .
Hier werd onder ander een drogerij aangetroffen met daarin naar weging 4 kilo gedroogde hennep bleek te zijn.
Het volgende werd in beslag genomen dan wel onbruikbaar gemaakt-
- 15 Zakken potgrond
- 37 Transformatoren
- Odour eliminator
-13 Assimilatielampen 600 watt
- 30 Armaturen
- Schakelbord
- 5 Tijdschakelaars
- 4 Slakkenhuizen
- 8 Ventilatoren
- 3 Buis ventilatoren
- 5 Opticlimates
- 40 Jerrycans groeimiddel van verschillende hoeveelheden en merken
- 8 Kachels heaters*co2 booster
- 5 Dompelpompen
- 9 Koolstoffilters
- 3 Afvoerbuizen in doos
- 48 Luchtfilters
- Sproeiinstallatie
-19 scharen
- Vacuüm zuiger
- Een aanhanger zonder kenteken met registratienummer. [registratienummer] . Deze was omgebouwd als mobiel knipstation. In de aanhanger werden blauwe lege tonnen aangetroffen met hennep resten.
- ongeveer 4 kilo henneptoppen.
Verder werden er meerdere hennep gerelateerde goederen aangetroffen welke onbruikbaar zijn gemaakt.
Ook werden 6 zwarte en 9 witte zakken aangetroffen met hennepafval bestaande uit ongeveer 1320 hennepplanten.
22. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 18 oktober 2017 en opgenomen in het proces-verbaal van die zitting, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het is juist dat ik in het perceel [c-straat] hennep had liggen. Ik weet niet of het nu precies 4 kilo was, maar die hoeveelheid kan wel kloppen.
Feit 5: Deelname aan een criminele organisatie:
Alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen, alsmede:
23. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Telling geld uit Fiat 500 [h-straat 1] te [plaats] :
Door ons verbalisanten werd onderzoek gedaan naar het geld dat in de Fiat 500 met opschrift […] kleur zwart met het kenteken [kenteken 6] .
Wij verbalisanten zagen dat er in het tasje een aantal van 8 enveloppen zaten die waren dichtgeplakt. Op de enveloppen stonden enkele namen en op een enveloppe stond het woord "knipgeld E1150" Totaal bedrag van alle enveloppen bedraagt 6.400 euro.
24. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 9 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 11] :
Ik ben in gemeenschap van goederen getrouwd met [verdachte] . We wonen aan het [h-straat 1] te [plaats] . Ik heb een auto met reclame van […] erop. Die auto is van [verdachte] . Ik moet wel eerlijk zeggen dat toen ik gisteren weg ging bij de loods [verdachte] een zakje in mijn auto had gelegd. Dat was rond 10.30 uur gisterochtend. Ik had hem om 10.40 uur nog gebeld dat hij naar de dokter moest. Om die reden weet ik dat hij het om dat tijdstip erin had gelegd. Hij had het in het dashboardkastje gelegd.
V: Wat wordt er bedoeld met knipgeld?
A: Weet ik niet, ik heb van de politie gehoord dat dat erop stond.
[verdachte] heeft het geld erin gelegd.
25. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 18 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 9 februari 2016 bevond ik verbalisant mij in de woning gelegen op het adres [h-straat 1] te [plaats] . Ik was daar ter plaatse als pandcoördinator tijden een doorzoeking in de woning.
Tijdens deze doorzoeking werd er een roze plastic zak met witte stippen aangetroffen door een lid van de zoekploeg, verbalisant [verbalisant 4] . Hij vond deze zak in de hoek van een inbouwkast in de woonkamer onder de trap. Hij voelde dat er een aantal harde pakketjes in deze zak zaten en heeft deze zak geopend. Hij zag vervolgens dat er een jas uit deze zak kwam en haalde hier meerdere gesealde pakketjes uit.
Nader onderzoek wees later uit dat er een bedrag van 50.000 euro in zat.
26. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 9 februari 2016 werd door ons verbalisanten de gesealde verpakkingen verwijderd van de pakketjes gesealde biljetten welke werden aangetroffen in een jas in een roze zak met witte stippen tijdens de zoeking op het adres [h-straat 1] te [plaats] . Wij zagen dat in totaal 5 stapels met hierin enkel 50 euro biljetten uit de gesealde verpakkingen kwamen. Deze biljetten zijn vervolgens middels een geldtelmachine geteld. Hieruit bleek dat elke stapel een bedrag van 10.000 euro vertegenwoordigde. Totaal werd er dus in de gesealde pakjes een bedrag van 50.000 euro aangetroffen.
27. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 17 november 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
In het onderzoek Ismene is gedurende het onderzoek gebleken dat er veel overeenkomsten zijn in ontmantelde hennepkwekerijen, welke tijdens het lopende onderzoek zijn aangetroffen op de locaties, [a-straat 1] te [plaats] , [b-straat 1] te [plaats] , (...). Alle bovengenoemde hennepkwekerijen zijn te linken aan de organisatie, waar gedurende het onderzoek zicht op is gekregen.
Daarnaast is er zicht gekomen op hennepkwekerijen, welke in 2014 en 2015 door de politie zijn ontmanteld en welke sterk overeenkomen met de ontmantelde hennepkwekerijen gedurende het onderzoek. Dit betreffen de locaties, (...) [f-straat 1] te [plaats] , [i-straat 1] te Leeuwarden. (...)
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden zeer moderne kweekinstallaties aangetroffen. Deze installaties waren voorzien van moderne Opticlimate klimaatbeheersingssystemen in combinatie met C02 installaties, moderne Dimlux transformatoren, assimilatielampen en de daarbij gebruikte Adjust a Wing reflectoren. Dit geheel werd aangestuurd middels een Opticlimate Maxi controller. Middels deze controller, een klimaatcomputer, kunnen onder andere de Dimlux transformatoren softwarematig aangestuurd worden.
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden de hennepplanten op een zelfde wijze van water/voeding voorzien. Hierbij werd in alle gevallen een Bluelab Guardian monitor aangetroffen voor het meten van de temperatuur van het water en de Ph en Ec waarden. In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden professionele voedingsproducten van het merk Canna aangetroffen, waaronder Canna Coco, Canna Rhizotonic, Canna Ph en Canna Boost.
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden houten constructies aangetroffen die sterk op elkaar leken qua gebruikt materiaal en uitvoering. Deze constructies werden gefabriceerd om als dragende constructie te dienen in de hennepkwekerijen.
Uit bovenstaande bevindingen kan worden opgemaakt dat in het onderzoek Ismene op een zeer professionele wijze hennep werd geteeld. Dat met behulp van de, in elke hennepkwekerij, aangetroffen producten en goederen, door de verdachten sterke en gezonde hennepplanten werden gekweekt. Dat door het kweken op bovengenoemde wijze door hen een hoge opbrengst werd gegenereerd.
28. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 4 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op donderdag 4 februari 2016 omstreeks 08:00 uur luisterde ik, verbalisant [verbalisant 5] , naar diverse opgenomen telefoon gesprekken van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit tapgegevens en onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij verdachte [verdachte] .
Op woensdag 3 februari om 15:31:33 uur wordt verdachte [verdachte] gebeld door het nummer [telefoonnummer 2] , doelproductnummer 9136. Uit tapgegevens en onderzoek is gebleken dat dit nummer in gebruik is bij zijn dochter [betrokkene 12] . Uit dit gesprek blijkt dat [betrokkene 12] geen zin heeft om te gaan trainen, vanwege een zere knie en het weer. Uit dit gesprek blijkt dat [betrokkene 12] uiteindelijk toch wel gaat trainen en verdachte [verdachte] haar vanuit zijn werk ophaalt. Ze hoeft dan niet terug te fietsen.
Op het moment van dit gesprek wordt een telefoonmast aangestraald op de [j-straat] te Leeuwarden, deze mast staat in de buurt van de [c-straat 1] te Leeuwarden, het adres waar verdachte [verdachte] zijn bedrijf heeft.
Om 16:33:43 uur wordt verdachte [verdachte] gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] maar neemt hij niet op. Ook nu wordt de telefoonmast aan de [j-straat] te Leeuwarden aangestraald.
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte [verdachte] deze dag niet meer gebeld wordt of zelf belt met het nummer [telefoonnummer 1] .
Uit een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] op woensdag 3 februari 2016 om 16:29:45 uur met doelproductnummer 3760 blijkt dat een telefoonmast op de [c-straat] te Leeuwarden wordt aangestraald, maar er wordt niet opgenomen. Uit tapgesprekken en onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] gebruikt wordt door [betrokkene 11] , de partner van verdachte [betrokkene 6] . Uit tapgesprekken en onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] gebruikt wordt door verdachte [betrokkene 6] . Om 19:13:22 doelproductnummer 3762 wordt verdachte [betrokkene 6] weer gebeld door zijn partner [betrokkene 11] . In dit gesprek geeft [betrokkene 11] aan dat ze thuis is en geeft verdachte [betrokkene 6] aan dat hij onderweg is naar huis. Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , in gebruik bij verdachte [betrokkene 6] , straalt wederom de telefoonmast aan de [c-straat] te Leeuwarden aan.
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte [betrokkene 6] tussen 16:29:45 uur en 19:13:22 uur niet meer gebeld wordt of zelf belt met het nummer [telefoonnummer 5] .
Uit peilbaken gegevens van het voertuig Renault Trafic [kenteken 5] , in gebruik bij verdachte [betrokkene 6] blijkt het volgende:
Op woensdag 3 februari 2016 tussen 16:00 uur en 16:34 uur is het voertuig Renault Trafic [kenteken 5] aan de [c-straat 1] te Leeuwarden, hier is het bedrijf van verdachte [verdachte] gevestigd en komt verdachte [betrokkene 6] ook veelvoudig om vanuit hier klussen te doen. Om 16:36 uur vertrekt het voertuig Renault Trafic [kenteken 5] vanaf de [c-straat] te Leeuwarden via de Anne Vondelingweg over de N355 in de richting van Twijzel.
Vervolgens slaat het voertuig om 16:55 uur rechtsaf de N369 op in de richting van Kootstertille/Harkema.
Vervolgens slaat het voertuig om 17:02 uur linksaf op de rotonde en rijdt vanaf de N369 de N981 op in de richting van [plaats] waar het voertuig om 17:08 uur stopt op het adres [b-straat 1] te [plaats] . Het voertuig blijft hier ongeveer 30 minuten stilstaan en vertrekt weer om 17:35 uur via de N369 en N31 in de richting van Leeuwarden.
Om 18:00 uur stopt het voertuig op de Ublingaplantage te Leeuwarden. Hier is gevestigd sportcomplex Wiarda met onder andere voetbalverenigingen FVC en Blauw-Wit.
Om 18:09 uur rijdt het voertuig rechtstreeks naar het adres [h-straat 1] te [plaats] , hier woont verdachte [verdachte] met zijn gezin, waar het voertuig om 18:16 uur stopt.
Om 18:44 uur rijdt het voertuig rechtstreeks naar de [c-straat 1] te Leeuwarden waar het voertuig om 18:55 uur stopt.
Om 19:13 uur vertrek het voertuig vanaf de [c-straat 1] te Leeuwarden en rijdt rechtstreeks naar de [k-straat] te [plaats] waar het voertuig om 19:16 uur ter hoogte van [k-straat 1] stopt, de woning van verdachte [betrokkene 6] .
Wat op valt is dat:
- beide verdachten, [betrokkene 6] en [verdachte] , hun telefoons tussen 16:30 uur en 19:13 uur niet meer opnemen zij in die periode naar de vermoedelijke hennepkwekerij in [plaats] zijn geweest.
- beide telefoons bij vertrek van de [c-straat 1] te Leeuwarden en bij terugkomst op de [c-straat 1] te Leeuwarden een telefoonmast daar in de buurt aanstralen, maar daar tussen in geen activiteiten vertonen.
- het beeld ontstaat dat als de verdachten naar een henneplocatie gaan zij hun telefoons op de [c-straat] te Leeuwarden laten of dat zij hun telefoons uitzetten.
29. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 6 juni 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 13] :
V: Wat kun je ons vertellen over de hennepkwekerij aan de [i-straat 1] te Leeuwarden? Wie waren daar allemaal bij betrokken?
A: [betrokkene 14] , [betrokkene 5] en indirect werd de hennep door [betrokkene 5] en [betrokkene 7] verkocht.
V: In welke ruimtes zaten hennepkwekerijen?
A: In 2 ruimtes zaten kwekerijen. In een andere ruimte zat een kwekerij. Deze ruimte zat links achterin.
V: Wanneer zijn deze ruimtes gehuurd?
A: Het was eerst alleen achter en daarna die andere 2 ruimtes.
V: Wie heeft deze kwekerij ingericht c.q. aangelegd?
A: Ik heb de groepenkast, waterleiding en stroom aangesloten. Ook heb ik daar wel timmerwerk gedaan met betrekking tot de wanden. De binnenkant is door [betrokkene 5] geregeld. [betrokkene 14] deed de verzorging van de planten. [betrokkene 14] en [betrokkene 1] knipten de hennep. [betrokkene 14] bracht de hennep dan weg. [betrokkene 5] regelde ook wel dat de geknipte hennep werd weggebracht.
V: In wiens opdracht heeft dit plaatsgevonden?
A: De bedenker van de hennepkwekerij op de [i-straat 1] is [betrokkene 5] .
V: Wie heeft de hennepstekken aangeleverd?
A: De thuiskweker leverde de stekken. Meestal haalde [betrokkene 14] ze op
V: Wie heeft de voeding geregeld c.q. aangeschaft?
A: Dit kwam ook bij de thuiskweker vandaan. Dit was altijd Gout of Canna. Ook werd er Boost gebruikt, dit koste 240 euro per 10 liter. Dit gaf de planten in combinatie met de Co2 een enorme boost. [betrokkene 5] vertelde dat er op deze wijze wel gemiddeld 90 gram per plant af kwam.
V: Is die 90 gram henneptoppen per plant dan nat of droog?
A: Dat is droog.
V: Hoe vaak is er geoogst in de hennepkwekerij?
A: Ze lieten de cyclus vaker wat langer doorlopen, meestal wel 14 weken. Ik weet niet precies hoe vaak er geoogst is. Ik denk dat er totaal tussen de 8 en de 10 keer is geoogst. Hiermee bedoel ik de ruimte linksachter, die is 4 a 5 keer geoogst. De 2 ruimtes naast elkaar waren nog vrij nieuw en daar is 3 keer geoogst.
V: Hoeveel opbrengst was er van de hennepplanten?
A: Gemiddeld 90 gram per plant volgens [betrokkene 5] .
V: Wie knipte(n) de hennepplanten als ze oogstrijp waren?
A: [betrokkene 14] en [betrokkene 1] knipten de planten. [betrokkene 5] knipte de planten bij de steel af en deed ze in de blauwe ton. Dan gingen ze naar de knipruimte en daar waren [betrokkene 14] en [betrokkene 1] die de planten knipten.
V: Waar ging de geknipte hennep heen?
A: De toppen gingen via [betrokkene 5] naar [betrokkene 7] .
V: Hoe werd de geknipte hennep vervoerd?
A: Dit ging in strijkzakken en dan in verhuisdozen. Hier past wel een hoeveelheid van 5 kilo gedroogde hennep in.
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het enige wat ik daar over kan vertellen is dat het door [betrokkene 7] werd verkocht aan Italianen. Er werd een grote Iveco bus met dubbele wielen gehuurd bij [bedrijf 2] . Er reed een verkenningsauto voorop, wie daar in reed weet ik niet. [betrokkene 7] bracht dan grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [betrokkene 5] kreeg meestal 40 ruggen, [betrokkene 7] kreeg dan 40 ruggen, [betrokkene 8] 40 ruggen en [verdachte] 40 ruggen. [betrokkene 1] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen. Dit ging dan om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Er kwam gemiddeld droog 50 kilo per oogst af. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, ook zoals op [f-straat] in [plaats] .
V: Ben jij wel eens geweest in de kwekerij op [f-straat] in [plaats] ?
A: Nee.
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [betrokkene 5] mij verteld. [betrokkene 7] en [betrokkene 5] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [betrokkene 7] , [betrokkene 8] en [verdachte] . [betrokkene 5] heeft zich later ingekocht bij deze mannen. [betrokkene 5] heeft zich denk ik in 2011 bij deze club ingekocht en is zo ook groter geworden.
V: Hoe wordt het geld besteed c.q. weggesluisd?
A: Bij [betrokkene 5] kwam het binnen en was het ook al snel weer op. [betrokkene 5] ging veel op vakantie en er is ook geld naar de Filippijnen gegaan. Ik heb 2 keer 1.000 euro overgeboekt met Western Union naar de Filippijnen. Dit ging dan naar een man daar die daar grond regelde. Ook nam [betrokkene 15] als ze naar de Filippijnen ging geld mee dit was dan ongeveer 4.500 euro. Ook nam [betrokkene 15] haar moeder, [betrokkene 16] en [betrokkene 5] zelf geld mee naar de Filippijnen. Veel geld heeft [betrokkene 5] in zijn woning gestopt met een verbouwing. De verbouwing van de woning exclusief keuken, sanitair en interieur komt wel op een 70 ruggen neer. Dit is door mij gebouwd en is contant door [betrokkene 5] aan mij betaald.
V: Wie zorgde voor de afvoer van het afval?
A: Het knipafval kwam in de blauwe tonnen en [betrokkene 7] zorgde voor de afvoer. Als de grond moest worden afgevoerd werd er een Iveco bus gehuurd bij [bedrijf 2] . [betrokkene 7] , [betrokkene 8] , [betrokkene 5] en [verdachte] waren hier dan bij dat de grond moest worden afgevoerd.
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op de Adonisweg te Leeuwarden zat een hennepkwekerij van [betrokkene 7] , [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 8] . Toen [f-straat] in [plaats] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. Dit was omdat ze bang waren dat hier ook een inval zou komen. [f-straat] in [plaats] was van [verdachte] , [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [betrokkene 8] . Jullie waren net te laat met de inval op [f-straat] in [plaats] . Ze waren net weg toen jullie binnenvielen, volgens mij was er toen net geoogst.
Op [l-straat 1] te [plaats] wilden ze beginnen en daar hadden ze ook pallets met verhuisdozen staan. Dat was [betrokkene 5] zijn idee. [l-straat] hadden ze wel ingericht, sowieso één ruimte. Met de dozen wilden ze maskeren dat er een kwekerij zat.
V: Wat voor werk doet [betrokkene 5] ?
A: [betrokkene 5] heeft geen normaal werk, die zit alleen in de hennep en plofbv's.
V: Wat voor werk doet [betrokkene 7] ?
A: [betrokkene 7] had een schildersbedrijf. [betrokkene 7] heeft wel eens een schiIdersklusje bij mij gedaan. Ik heb hem eigenlijk niet in schilderskleren gezien. Dat was in 2008 volgens mij.
V: Wat bedoel je daar mee? Wat heeft hij dan bij jouw geschilderd?
A: [betrokkene 7] heeft een keer 2 dagen geschilderd in een woning aan de [m-straat] in Leeuwarden. Dit heeft hij samen met [betrokkene 17] gedaan.
V: Ken jij [betrokkene 18] ?
A: Dat hij auto's levert en financieringen regelt met legaal en zwart geld.
V: Ken jij [growshop] ?
A: Daar werkte [betrokkene 19] . [betrokkene 19] was 2 handen op één buik met [betrokkene 7] . [betrokkene 7] doet veel handel met [betrokkene 19] .
V: Zoals jij praat over [betrokkene 7] , [betrokkene 5] , [verdachte] , [betrokkene 8] etc. dat klinkt ons alsof je het over een bedrijf of organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ja, ik zie het wel als een organisatie.
V: Wat kun je verder vertellen over de organisatie?
A: Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn en lopers hebben. Dit zijn [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 8] .
V: Wie behoren allemaal nog meer bij de organisatie?
A: [betrokkene 10] en [betrokkene 20] doen wel dingen met hun. [betrokkene 10] is vanaf 2008 al bij [verdachte] . [betrokkene 5] heeft mij wel verteld dat [verdachte] en [betrokkene 10] meerdere dingen samen hadden lopen.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Hennepkwekerijen.
V: Werd er weleens vergaderd? En wie riep deze vergadering dan bij één?
A: Er werd niet echt vergaderd, maar ze kwamen wel eens bij [betrokkene 5] thuis.
V: Zat er ook een frequentie in?
A: Ze kwamen altijd vlak voor een oogst bij elkaar. En ze hadden wel goeie afspraken gemaakt wie welke kwekerij onderhield. [betrokkene 1] , [betrokkene 5] en [betrokkene 7] deden dat voornamelijk.
V: Wie regelt hennep locaties?
A: Het aansluiten en zo van de elektriciteit doet [verdachte] altijd. Ook de opticlimats worden door [verdachte] aangesloten en geregeld. De box bouwen ze met zijn allen.
Ze spreken onderling af wie wat doet. [betrokkene 7] doet ook wel de verzorging van de planten. [betrokkene 7] was volgens [betrokkene 5] een goochelaar met het geven van de voeding, zodat er een grote opbrengst was van de planten.
V: Hoe zie je [betrokkene 1] ?
A: [betrokkene 1] is echt een loopjongen van [betrokkene 5] .
30. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen, (…), d.d. 7 januari 2016, (…), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
In het onderzoek Ismene is onderzoek gedaan naar de mobiele nummers, welke in gebruik zijn bij verdachten [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 6] .
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 5] gebruikt van het nummer 06- [telefoonnummer 6] . Van het nummer, in gebruik bij [betrokkene 5] , zijn over de periode van 1-1 -2015 tot en met 20-10-20 15 de historische printgegevens opgevraagd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 7] gebruik maakt van het nummer 06- [telefoonnummer 7] . Van het nummer, in gebruik bij [betrokkene 7] , zijn over de periode van 1-7-2015 tot en met 16-12-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van het nummer 06- [telefoonnummer 1] . Van het nummer, in gebruik bij [verdachte] , zijn over de periode van 24-6-2015 t/m 18-12-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Tevens is bekend geworden dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van de telefoonnummers 06- [telefoonnummer 8] en 06- [telefoonnummer 2] . Deze telefoonnummers zijn verkregen uit de historische verkeersgegevens van verdachte [betrokkene 6] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte [betrokkene 6] gebruik maakt van de nummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 4] . Van de nummers in gebruik bij [betrokkene 6] , zijn over de periode van 24-6-2015 t/m 22-72-2015 de historische printgegevens opgevraagd.
Na het verkrijgen van de historische printgegevens, zijn deze door mij vergeleken. Hierbij is opgevallen dat bovengenoemde verdachten veelal dezelfde contacten hebben. Ook is gebleken dat verdachte [betrokkene 5] veelvoudig contact heeft met verdachte [betrokkene 7] en verdachte [verdachte] . Verdachte [betrokkene 7] heeft veelvoudig contact met verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] heeft op zijn beurt weer veelvoudig contact met verdachte [betrokkene 6] .’
7. Het hof heeft inzake het bewijs voorts het volgende overwogen:

Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van beide feiten geldt dat weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte ter plaatse is geweest, maar dat dit een legale reden had. Verdachte wist niets van de hennepkwekerijen die later op de betreffende locaties zijn aangetroffen.
De andersluidende verklaring van [betrokkene 6] kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu het bewijs in beslissende mate steunt op die verklaring en de verdediging geen effectieve mogelijkheid heeft gehad om [betrokkene 6] te ondervragen. Nu er niet voldoende steun bewijs is waaruit betrokkenheid van verdachte bij de kwekerijen aan de [a-straat 1] te [plaats] en de [b-straat 1] te [plaats] blijkt, dient verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heelt de raadsman zich (subsidiair) gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten slotte heeft de raadsman met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde verwezen naar zijn eerdere opmerkingen omtrent de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerijen en het gebruik van de verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 13] voor het bewijs. Dit dient tot vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit te leiden.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [betrokkene 6] voor het bewijs kan worden gebruikt. Dit geldt ook voor de verklaring van [betrokkene 13] , zij het dat bij het gebruik van die verklaring behoedzaamheid op zijn plaats is. Al met al is voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten te komen, aldus de advocaat-generaal.
Oordeel hof
Gelet op de standpunten van de verdediging en de advocaat-generaal gaat het hof eerst in op de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van medeverdachte [betrokkene 6] .
Betrouwbaarheid verklaring [betrokkene 6] en bruikbaarheid voor het bewijs
In algemene zin geldt dat bij het gebruik voor het bewijs van belastende verklaringen van medeverdachten de nodige behoedzaamheid op zijn plaats is. De betreffende persoon zou immers vanuit eigen belang motieven kunnen hebben om een ander ten onrechte te belasten. Het hof zal in het kader van de betrouwbaarheid daarom telkens nagaan in hoeverre de betreffende persoon in die verklaring bijvoorbeeld ook zichzelf belast en/of deze verklaring voldoende wordt ondersteund door c.q. in overeenstemming is met overig bewijsmateriaal.
Verder heeft het hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid gelet op de mate van consistentie, accuraatheid en volledigheid van de verklaringen. Daarbij gaat het om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop deze zijn afgelegd. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden of onduidelijkheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Het een en ander kan immers veroorzaakt zijn door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of door het tijdsverloop.
Bij het hof wekken de verklaringen van [betrokkene 6] als geheel een geloofwaardige en authentieke indruk. Voorafgaand aan zijn eerste verhoor heeft [betrokkene 6] op verschillende momenten aangegeven dat hij niets te verbergen had en later dat hij open kaart wilde spelen. Bij aanvang van het verhoor op 10 februari 2016 heeft hij gezegd: "kom maar op", waarna hij zonder voorbehoud een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Dit betreft een concrete en verifieerbare verklaring, waarbij hij belastend over medeverdachten heeft verklaard, maar ook zichzelf niet heeft ontzien. Bovendien vindt de inhoud van zijn verklaring op wezenlijke onderdelen en ten aanzien van specifieke details steun in andere, meer objectieve bewijsmiddelen, en op onderdelen in de verklaring van [betrokkene 13] . Op het gebruik van deze verklaring van [betrokkene 13] zal bij de bespreking van het onder 5 ten laste gelegde feit verder worden ingegaan.
Het hof stelt vast dat nergens uit blijkt dat [betrokkene 6] bij de politie onder druk is gezet, dat hij maar wat heeft verklaard om naar huis te kunnen en dat hij op alles ’ja en amen’ heeft gezegd, zoals hij tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard. Sterker nog: de verbalisanten die verdachte hebben verhoord, hebben ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat de communicatie met verdachte goed verliep, dat zij hem niet onder druk hebben gezet maar juist de indruk hadden dat hij opgelucht was, dat zij geen twijfels hadden over de verstandelijke vermogens van verdachte en dat hij open, spontaan en vrijelijk heeft verklaard. Dat hij bij de totstandkoming van zijn verklaring door verbalisanten op onrechtmatige wijze is beïnvloed, dat hem informatie is verstrekt of dat hem tijdens de verhoren dingen zijn ingefluisterd, is ook niet aannemelijk, nu door hem op onderdelen zo specifiek en gedetailleerd is verklaard dat totaal niet voorstelbaar is dat dit uit de koker van verbalisanten is gekomen.
Al met al is er geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van [betrokkene 6] bij de politie te twijfelen en acht het hof die voldoende geloofwaardig en betrouwbaar. Alles wijst erop dat hij openheid van zaken heeft willen geven en dat ook heeft gedaan. Hij is, bij wijze van spreken ”leeggelopen”, en heeft nadien bij verbalisanten een opgeluchte indruk gewekt. Dat hij zich later heeft bedacht, mogelijk toen hij zich realiseerde wat zijn verklaring voor medeverdachten kon betekenen, is voorstelbaar maar maakt het voorgaande niet anders.
Het hof zal hierna per feit de relevante feiten en omstandigheden vaststellen, die naast de verklaring van [betrokkene 6] leggen en op die manier beoordelen of dat voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. In dat verband zal ook het verweer worden besproken dat een effectieve ondervragingsmogelijkheid van [betrokkene 6] heeft ontbroken.
Feit 1: Hennepkwekerij [a-straat 1] te [plaats] (ZD 1)
Op 20 november 2015 is in een loods aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij met 550 hennepplanten aangetroffen. In de loods bevond zich een unit met drie koelcellen. Iedere koelcel had een afmeting van 640 cm breedte, 775 cm lengte en een hoogte van 450 cm. De wanden waren aan de binnenzijde voorzien van een isolerend materiaal. Twee koelcellen waren als kweekruimten ingericht en de middelste koelcelruimte diende als opslag en werkruimte. Kweekruimte A was net gerooid en uit telling van de zichtbare afdrukken van de kweekpotten op de grond bleek, dat in deze ruimte 526 planten hadden gestaan. De koelruimte B was ingericht als werkruimte en opslag. In ruimte C bevond zich een in werking zijnde hennepkwekerij en bij telling bleek dat hier 550 hennepplanten stonden die een hoogte hadden van ongeveer 50 centimeter. In iedere kweekruimte was een deur geplaatst waardoor toegang tot de kweekruimte kon worden verschaft.
Verder zagen verbalisanten dat in de loods kartonnen dozen waren opgestapeld, die door de wijze van opstelling een afscheiding vormden. De dozen waren allemaal leeg en er waren verscheidene namen van steden op bevestigd. Achter de dozen lagen 43 zakken met gebruikte kweekaarde, die door de geplaatste dozen van buitenaf aan het zicht waren onttrokken. Ten slotte viel op dat in de kantoorruimte van het pand in een op een bureau staand kastje 7 ordners werden aangetroffen die leeg waren. Verder stond op een bureau een beeldscherm dat was verbonden met een metalen omhulsel van een computer, stonden er op de bureautafels kunstbloemen en algemene kantoorartikelen, zoals een nietmachine, postbakjes en een pennenbakje. Volgens verbalisanten werd op deze wijze van buitenaf de indruk gewekt dat deze ruimte als kantoorwerkruimte diende.
De betreffende loods bleek te zijn gehuurd door [bedrijf 1] BV, vertegenwoordigd door medeverdachte [betrokkene 1] . [betrokkene 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de betreffende locatie op naam heeft gezet, omdat hij een schuld had met mensen. Deze schuld had te maken met de hennepkwekerij die aan [f-straat] in [plaats] is aangetroffen. [betrokkene 1] : “Ik zou daarmee een schuld inlossen, maar deze werd voortijdig door de politie ontmanteld, zodat ik mijn schuld niet in kon lossen. Ik heb toen met hun afgesproken dat ik een locatie op mijn naam zou zetten, waar ze hun gang konden gaan. Daarmee bedoel ik dat ze dit dan in konden richten als hennepkwekerij. Ik heb ze in januari 2015 ook de sleutel gegeven. Ik ben er zelf nog wel geweest. Ik kwam dan gewoon in kantoor en ook heb ik de post wel gehaald. Ik heb daar een kantoor ingericht, maar dit was gewoon nep. Die jongens hebben de dozen zo ingericht, dit was ook nep. Het zal in de koelcellen zijn geweest waar de hennepkwekerij heeft gezeten. (...) Ik wist dat er een hennepkwekerij in de loods gebouwd zou worden en dat er hennep zou worden geteeld. Ik heb dit puur en enkel gedaan om mijn ellende met die mensen op te lossen. Dit is nu gelukt en ik ben er af."
Op 12 november 2015 is aan de hand van camera-observatie waargenomen dat verdachte samen met medeverdachte [betrokkene 6] in een witte Peugeot Boxer met kenteken [kenteken 4] bij voornoemde loods is geweest. Gezien is dat deze bestelbus voor de roldeur stopte. Op dat moment was medeverdachte [betrokkene 5] daar ook aanwezig. [betrokkene 5] was eerder gearriveerd met een grijze Renault Trafic en had met een sleutel het pand betreden. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen werd de roldeur geopend, reed de Peugeot Boxer vervolgens naar binnen, stapten de drie mannen waaronder verdachte en [betrokkene 6] uit, en voegden zij zich bij [betrokkene 5] . De roldeur werd omstreeks 17:36:48 uur gesloten. Verbalisant: "Omstreeks 18:26:50 uur zag ik dat de roldeur weer open ging en dat de witte Peugeot Boxer naar buiten reed. [betrokkene 5] loopt hierna, ook via de roldeur, naar buiten en groet de andere personen die wegrijden in de witte Peugeot Boxer. [betrokkene 5] draagt hierbij een lichtkleurige boodschappentas, met donkergekleurde hengsels, in zijn rechterhand.
Vervolgens sluit [betrokkene 5] de boel af en stapt alleen in de Renault Trafic. Hierna vertrekt hij als laatste het terrein. De eerder zichtbare, brandende, verlichting in het pand is dan geheel uit." Uit het dossier blijkt dat naast [betrokkene 5] en [betrokkene 6] , ook medeverdachte [betrokkene 7] bij de loods is gezien.
[betrokkene 6] heeft ten overstaan van de politie verklaard bij verschillende hennepkwekerijen betrokken te zijn geweest, waaronder de kwekerij aan de [a-straat] te [plaats] . [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij [betrokkene 5] daar een paar keer geholpen heeft in de hennepkwekerij en dat hij een paar keer met hem is meegegaan. [betrokkene 6] heeft verklaard dat [betrokkene 7] en [betrokkene 5] beiden aangaven wat hij moest doen. Hij moest de hennepkwekerij opruimen in [plaats] . [betrokkene 6] weet te vertellen dat de loods in [plaats] op naam stond van [betrokkene 1] . Deze kwekerij is er volgens hem net na de winter in 2014 gekomen. Hij heeft daar de Opticlimate omhooggeduwd en heeft geholpen met het sjouwen van spullen. [betrokkene 6] : “lk heb ook geholpen met het sjouwen van spullen. [betrokkene 7] , [betrokkene 5] en [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) hebben de kwekerij neergezet waarbij [betrokkene 7] en [betrokkene 5] de lakens uitdeelden. [betrokkene 7] en [betrokkene 5] kunnen best netjes timmeren. [verdachte] hielp hierbij en ik deed het sjouwwerk. (...) Ik heb daar niet geknipt maar wel de plantenbakken gevuld met nieuwe aarde. [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [verdachte] knipten de planten en ik moest het vuile werk doen. Een van hun gaf de blauwe tonnen aan waar de hennepplanten in gingen. Die tonnen stonden ook nog in [plaats] , er zaten netten in. Ik heb die er neer gezet.” Op de vraag waar de tonnen met hennep heen gaan heeft verdachte geantwoord: ”Ja ik hielp dan mee. Wij reden in de bus met de tonnen met hennep van de locatie direct naar de loods, loods twee (het hof begrijpt: aan de [c-straat] te Leeuwarden). Ik sjouw de blauwe tonnen en vul de potten met potgrond."
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij meermalen bij en in de loods aan de [a-straat 1] te [plaats] is geweest, maar heeft ontkend van de hennepkwekerij te hebben geweten. Zijn aanwezigheid ter plaatse zou te maken hebben gehad met werkzaamheden en vanwege bezoekjes aan [betrokkene 1] .
Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij niet heeft geweten van de hennepkwekerij niet geloofwaardig. Hoewel het hof wil aannemen dat verdachte ook in de loods is geweest voor werkzaamheden, laat dit onverlet dat hij daar gezien is met [betrokkene 6] , wiens verklaring iets heel anders inhoudt. Naast de algemene verklaring over de betrouwbaarheid van [betrokkene 6] , acht het hof van belang dat de ter plaatse aangetroffen situatie strookt met hetgeen [betrokkene 6] heeft verklaard waar het gaat om de koelcellen, de kantoorruimte die ‘nep’ was en het feit dat de loods op naam staat van [betrokkene 1] . Ook de omstandigheid dat de kwekerij er, aldus [betrokkene 6] , sinds de winter in 2014 zit, past bij het gegeven dat [betrokkene 5] in december 2014 ter plaatse is gezien met een makelaar en de huur van het pand op 1 januari 2015 is ingegaan.
Bovendien heeft [betrokkene 6] voornoemde verklaring meteen na zijn aanhouding afgelegd, hetgeen meer waarde heeft dan de verklaring van verdachte, die pas in een laat stadium met dit scenario van de werkzaamheden en bezoekjes aan [betrokkene 1] is gekomen. Dit late moment maakt het mogelijk dat verdachte zijn verklaring op de inhoud van het dossier en het verhaal van medeverdachten heeft aangepast.
Naast het moment waarop het alternatief scenario is aangedragen, roept het ook inhoudelijk vraagtekens op. De door verdachte gestelde gang van zaken houdt in dat hij meermalen met andere verdachten uit het onderzoek Ismene op verschillende locaties is geweest waar grote, professionele hennepkwekerijen gevestigd waren, zonder dat hij daarvan zou hebben geweten. Dit, terwijl er bij verdachte (zoals bij feit 3 zal worden overwogen) in een loods een grote hoeveelheid hennep is aangetroffen en hij over allerlei hennepgerelateerde goederen en kweekbenodigdheden bleek te beschikken. Daarnaast zijn in een voertuig van verdachte enveloppen met geld gevonden, waarbij op één van die enveloppen 'knipgeld' stond geschreven. Daar komt bij dat er in zijn woning ook nog € 50.000.- aan geseald contant geld is aangetroffen.
Tegen deze achtergrond is het scenario van verdachte dat hij per toeval op de betreffende locaties is geweest en niets met de betreffende kwekerijen te maken heeft, moeilijk voorstelbaar. Het hof is zich zeer wel bewust van het feit dat ‘toeval’ bestaat en dat ook een kleine kans gepaard kan gaan met een reëel scenario. Niettemin is het hof van oordeel, mede in het licht van de reeds genoemde bewijsmiddelen, dat het scenario van verdachte tegen deze achtergrond als ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden moet worden gepasseerd. Alles wijst erop dat verdachte “dik" in de hennep zit.
Ten slotte hebben de advocaat-generaal en de verdediging terecht erop gewezen dat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht jegens [betrokkene 6] (effectief) uit te oefenen. Het hof dient daarom te beoordelen of sprake is van een situatie dat een eventuele bewezenverklaring alleen of in beslissende mate berust op de verklaring van [betrokkene 6] . Een bevestigend antwoord op deze zou op grond van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tot bewijsuitsluiting moeten leiden.
Het hof beantwoordt deze vraag echter ontkennend. Naast de verklaring van [betrokkene 6] acht het hof immers voor de bewezenverklaring essentieel dat verdachte meermalen bij de loods is geweest en dat hij daar langere tijd heeft verbleven in aanwezigheid van medeverdachten. Bovendien past de verklaring van [betrokkene 6] bij de verklaring van [betrokkene 1] , waar het gaat om het doel van de huur van de ruimte en dat dit in opdracht van andere mannen gebeurde. Dat in dat kader de hennepkwekerij aan [f-straat] te [plaats] is genoemd, zorgt voor de link met medeverdachte [betrokkene 5] , en maakt dat het niet aannemelijk is dat [betrokkene 1] het over andere, onbekende mannen zou hebben. Dit wordt bevestigd door het feit dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat de huur van het pand via [makelaar] is gegaan en dit de makelaar is waarmee [betrokkene 5] op 30 december 2014 bij de loods is gezien. Ten slotte draagt hetgeen hiervoor ten aanzien van de ongeloofwaardigheid van verdachtes opgeworpen scenario is overwogen, bij aan het bewijs en de overtuiging dat verdachte betrokken is geweest bij hennepkwekerijen, zoals zal worden bewezenverklaard. Aldus concludeert het hof dat zich niet de situatie voordoet waarin de verklaring van [betrokkene 6] ‘sole and decisive' is voor het bewijs.
Conclusie m.b.t. feit 1
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] te [plaats] en het hof acht zijn bijdrage, zoals die door [betrokkene 6] is geschetst, van voldoende gewicht om hem als medepleger daarvan aan te kunnen merken. Op grond van de bewijsmiddelen, zoals die in een bijlage bij dit arrest zijn uitgewerkt, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de hennepkwekerij samen met [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 6] heeft opgezet en geëxploiteerd.
Gelet op de omvang van deze kwekerij en de professionele wijze waarop de kwekerij was ingericht, kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten hierbij beroeps- of bedrijfsmatig hebben gehandeld.
De verweren strekkende tot vrijspraak worden verworpen. Dit geldt ook voor hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot de ten laste gelegde pleegdatum. Nu hennepteelt een voortdurend delict betreft, staat het feit dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat specifiek op de ten laste gelegde pleegdatum hennepgerelateerde handelingen zijn verricht, niet aan een bewezenverklaring in de weg.
Feit 2: Hennepkwekerij [b-straat 1] te [plaats] (ZD 4):
Op 9 februari 2016 is in een loods op het adres [b-straat 1] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij was professioneel aangelegd en in de kwekerij bevonden zich twee kweekruimtes. In de eerste kweekruimte stonden 662 hennepplanten van enkele weken oud. De andere kweekruimte was leeg en zag eruit alsof er net was geoogst. Er stonden 599 potten.
Enige tijd voor het aantreffen van de hennepkwekerij in het pand, had de politie ten aanzien van deze locatie al onderzoek verricht. Aanleiding hiervoor was dat een van de voertuigen in gebruik bij medeverdachte [betrokkene 6] , een Renault Trafic met kenteken [kenteken 5] , blijkens peilbakengegevens op 7 januari 2016 omstreeks 16:32 uur bij de locatie [b-straat 1] te [plaats] was geweest. Het baken gaf die dag aan dat het voertuig vanaf 16:32 uur tot 17:02 uur in de noordoostelijke hoek van het pand stond of net voor het pand. Op 9 januari 2016, omstreeks 16:00 uur, heeft een verbalisant vervolgens ter plaatse een onderzoek ingesteld. Hij zag dat de locatie waar het voertuig ongeveer had gestaan, ter hoogte was van een gele roldeur. Verbalisant heeft gerelateerd dat rechts van de deur een kozijn met ramen zat. Het bleek onmogelijk te zijn om via de ramen naar binnen te kijken omdat er aan de binnenzijde, tot ongeveer 2,5 meter hoogte, witte panelen of iets dergelijks voor de ramen geplaatst waren. Verbalisant kon wel zien dat er een hoge binnenmuur was geplaatst, rechts van de gele roldeur. Uit onderzoek in het pand bleek dat er in het bedrijfspand één of meerdere afgeschermde ruimtes aanwezig waren en dat deze niet voor publiek toegankelijk waren. Ook was er een ruimte waar het ineens een stuk warmer was, terwijl er geen kachel of iets dergelijks zichtbaar was.
Vervolgens is op 18 januari 2016 een warmtebeeldonderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat er op het dak van het pand warmteverlies zichtbaar was rond één van de dakafvoeren. Zichtbaar was dat dit op een gedeelte van de loods was met een lichtkleurig dak en dat dit in het verlengde was van de zichtbare roldeur aan de noord-noordoost kant van het pand. Dergelijk warmteverlies was verder nergens op het dak zichtbaar. Op grond van luchtfoto's is aannemelijk dat de dakafvoer ergens tussen april 2014 en april 2015 moet zijn geplaatst. Dit kon duiden dat er een mogelijk een hennepkwekerij was gebouwd in de periode gelegen tussen april 2014 en april 2015.
Voorts blijkt uit het dossier dat er op verschillende momenten personen die deel uitmaken van het onderzoek Ismene bij de loods aan de [b-straat 1] te [plaats] zijn gesignaleerd.
Zo is op 27 januari 2016 medeverdachte [betrokkene 5] door verbalisanten in een grijze Renault Trafic met kenteken [kenteken 1] bij de [b-straat] te [plaats] gesignaleerd.
Een dag later, op 28 januari 2016 werd [betrokkene 5] opnieuw gezien met de Renault Trafic met kenteken [kenteken 1] en kon worden vastgesteld dat hij die dag ook in de loods aan de [b-straat 1] te [plaats] was geweest. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2016 houdt als relaas van verbalisant in: "Omstreeks 14:41 uur zag ik verbalisant de genoemde Renault Trafic voorzien van kenteken [kenteken 1] aan komen rijden en zag ik dat de gele roldeur langzaam open ging. Ik verbalisant zag dat de genoemde grijze Renault Trafic stopte bij de gele roldeur en toen deze open was achteruit erin reed waarna de gele roldeur weer langzaam dicht ging. Ik, verbalisant ben vervolgens weggereden."
Later die dag werd door het observatieteam waargenomen dat een Renault Trafic met kenteken [kenteken 5] , bestuurd door [betrokkene 6] , van Leeuwarden naar de [b-straat 1] te [plaats] reed. Op de passagiersstoel zat verdachte [verdachte] en achterin zat nog een derde, aanvankelijk onbekende persoon. Onderweg naar [plaats] zijn zij om 16:14 uur bij het OK tankstation aan de N31 geweest. Dit is de plek waar de camerabeelden zijn opgenomen, aan de hand waarvan medeverdachte [betrokkene 10] is herkend. Verdachte bevond zich derhalve samen met [betrokkene 6] en [betrokkene 10] in de Renault Trafic.
Blijkens het proces-verbaal van observatie d.d. 4 februari 2016 is de Renault Trafic om 16:36 uur gearriveerd bij de [b-straat 1] te [plaats] . De gele garagedeur ging omhoog, terwijl alle drie mannen nog in de Renault zaten. De Renault is vervolgens de loods binnengereden en de gele deur werd gesloten. De Renault is om 18:59 uur de loods weer uitgereden.
[betrokkene 6] heeft op 10 februari 2016 verklaard bij verschillende hennepkwekerijen betrokken te zijn geweest, waaronder de kwekerij die op de [b-straat 1] te [plaats] is aangetroffen. [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij daar heeft geholpen en dat hij weet dat ‘ze' die loods al lang hebben. [betrokkene 6] heeft verklaard dat [betrokkene 5] (het hof begrijpt [betrokkene 5] ) en [betrokkene 7] (het hof begrijpt [betrokkene 7] ) de panelen hebben gebouwd van de twee ruimtes waar de kwekerij in zat. [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij in de zomer van 2014 opticlimates heeft geplaatst en dat ze de kwekerij al heel lang hebben. [betrokkene 6] heeft verklaard dat er twee keer 600 potten stonden en dat hij dat weet omdat hij ze zelf heeft geleegd en gevuld. [betrokkene 6] heeft over de aanwezigheid van [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [verdachte] (het hof begrijpt verdachte) verklaard en over de werkwijze: "2 knippen, 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen". [betrokkene 6] heeft ook over medeverdachte [betrokkene 10] verklaard, die volgens hem één keer is mee geweest, nog niet zo lang geleden. [betrokkene 6] : " [betrokkene 10] gaf nu de tonnen aan". Over de observatie op 28 januari 2016 zegt [betrokkene 6] : "Ja dat waren [verdachte] , ik en [betrokkene 10] in de Renault Trafic. Toen wij daar kwamen was er niemand anders. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. (...)". [betrokkene 6] heeft verklaard dat hij meermalen in de loods in [plaats] is geweest en dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) er dan altijd was (samen met [betrokkene 5] en [betrokkene 7] ). Hij heeft ook verklaard dat verdachte hem altijd heeft betaald voor zijn werkzaamheden. Verdachte heeft ter zitting van het hof erkend dat hij op 28 januari 2016 samen met [betrokkene 10] en [betrokkene 6] in de loods aan de [b-straat 1] te [plaats] is geweest. Dit zou niets te maken hebben gehad met de hennepkwekerij, maar met het ophalen van airco's.
De verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd, acht het hof niet geloofwaardig, althans voor zover het gaat over het bezoek op 28 januari 2016. Het hof wil best geloven dat verdachte eens in de loods in [plaats] is geweest om airco's op te halen, hetgeen door de verdediging aan de hand van stukken is onderbouwd, echter was dit op 28 januari 2016 niet de reden van het bezoek. Volgens verdachte zou hij met [betrokkene 10] airco's uit de loods hebben opgehaald, maar ook [betrokkene 6] was erbij aanwezig en die heeft nu juist verklaard dat ze daar waren om hennepplanten te oogsten. Naast de algemene verklaring over de betrouwbaarheid van [betrokkene 6] , acht het hof van belang dat de feitelijke situatie ter plaatse zoals aangetroffen op 9 februari 2016 strookt met de verklaring van [betrokkene 6] . Zowel qua aantal kweekruimtes en planten/potten (zo goed als twee keer 600) als wat betreft de omstandigheid dat één van de kweekruimtes leeg en net geoogst was en de potten grotendeels opnieuw gevuld waren met potgrond, net zoals hij heeft verklaard. Ook het feit dat [betrokkene 6] heeft verklaard dat ‘ze' deze kwekerij al lang hebben en dat hij er al in de zomer van 2014 is geweest om Opticlimates te plaatsen, is in lijn met bevindingen uit het onderzoek (de bevindingen naar aanleiding van het warmtebeeldonderzoek en de dakafvoer, die na april 2014 op het dak is geplaatst, en de aanwezigheid van Opticlimates).
Het voorgaande maakt dat het hof de verklaring van [betrokkene 6] ten aanzien van de kwekerij aan de [b-straat 1] te [plaats] en verdachtes betrokkenheid daarbij geloofwaardig en betrouwbaar acht. De verklaring van verdachte wordt daarentegen - onder verwijzing naar hetgeen hieromtrent in algemene zin bij feit 1 is overwogen - als ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden, terzijde geschoven.
Ten slotte geldt ook bij feit 2 dat het bewijs niet alleen of in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 6] berust, zodat het feit dat de verdediging hem niet heeft kunnen bevragen niet aan het gebruik van die verklaring in de weg staat.
Conclusie m.b.t. feit 2:
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij aan de [b-straat 1] te [plaats] en het hof acht zijn bijdrage, zoals die door [betrokkene 6] is geschetst, van voldoende gewicht om hem als medepleger daarvan aan te kunnen merken. Uit de bewijsmiddelen, zoals die in een bijlage bij dit arrest zijn uitgewerkt, blijkt dat hij de hennepkwekerij samen met [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 6] heeft opgezet en geëxploiteerd.
Gelet op de omvang van deze kwekerij en de professionele wijze waarop de kwekerij was ingericht, kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten hierbij beroeps- of bedrijfsmatig hebben gehandeld.
De verweren strekkende tot vrijspraak worden verworpen. Dit geldt ook voor hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot de ten laste gelegde pleegdatum. In dit kader verwijst het hof naar hetgeen bij feit 1 hieromtrent is overwogen.
Feit 3: Opzettelijk aanwezig hebben 4 kilo gedroogde hennep (ZD 6):
Op 9 februari 2016 trof de politie tijdens de doorzoeking in de loods aan de [c-straat 1] te Leeuwarden een zogenoemde hennepdrogerij aan met 4 kilogram gedroogde hennep. Verder werden in de loods tijdens de doorzoeking diverse aan de hennepteelt gerelateerde goederen in beslag genomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat hij ongeveer 4 kilogram hennep voorhanden heeft gehad. Het hof acht het onder 3 ten laste gelegde feit daarmee wettig en overtuigend bewezen. [1]
Feit 5: Deelname criminele organisatie (ZD 10):
Onder 5 wordt verdachte verweten dat hij deel heeft genomen aan een organisatie die - kort gezegd - tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Onder een organisatie zoals hiervoor bedoeld wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een zekere bestendigheid is vereist, echter is niet vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke organisatie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende langere periode steeds met één of meer van zijn medeverdachten [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 6] activiteiten heeft verricht met betrekking tot het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen. Uit de verklaring van [betrokkene 6] blijkt dat er sprake was van een duidelijke structuur en rolverdeling, zowel wat betreft het huren van panden en het opzetten van de kwekerijen, als ten aanzien van de meer uitvoerende taken (verzorging van de planten, bijhouden van het kweekproces, knippen en verpakken van hennep).
Opvallend hierbij is de hiërarchie die beschreven wordt ( [betrokkene 5] en [betrokkene 7] aan de top, verdachte daaronder, en onder andere [betrokkene 6] daar weer onder), hetgeen strookt met de telefoongegevens die gedurende het onderzoek zijn geanalyseerd. Daaruit blijkt dat [betrokkene 5] veelvuldig telefonisch contact heeft met [betrokkene 7] en verdachte, terwijl verdachte veelvuldig contact heeft met [betrokkene 6] . Over de werkwijze heeft [betrokkene 6] verklaard dat zij om ontdekking te voorkomen geen telefoons meenamen als zij naar een locatie waar een kwekerij was. Hiervoor is ook steun in het dossier te vinden, nu op grond van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2016 aannemelijk is dat verdachte en [betrokkene 6] die dag naar de kwekerij aan de [b-straat 1] te [plaats] zijn geweest en hun telefoons in die periode niet actief waren. Zowel de telefoon van [betrokkene 6] als die van verdachte straalden bij vertrek van de [c-straat 1] te Leeuwarden en bij terugkomst op de [c-straat 1] te Leeuwarden een telefoonmast in die buurt aan, maar vertoonden in de tussentijd geen activiteit.
Hetgeen [betrokkene 13] heeft verklaard over de samenstelling van de groep personen die verantwoordelijk is voor de teelt van hennep in verschillende kwekerijen en de taakverdeling, spoort met de verklaringen van [betrokkene 6] en acht het hof daarom geloofwaardig en betrouwbaar. Daarbij geldt het volgende in het bijzonder.
Het hof constateert dat [betrokkene 13] uitvoerige verklaringen heeft afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van het hof. Het betreffen gedetailleerde verklaringen die op belangrijke onderdelen ook consistent zijn. Desondanks is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat behoedzaamheid op zijn plaats is, nu het een verklaring van een medeverdachte betreft en het overgrote deel van wat [betrokkene 13] heeft verklaard een verklaring "van horen zeggen" betreft. Veel van de door hem verstrekte informatie, is informatie die hij van medeverdachte [betrokkene 5] zegt te hebben gehoord, zonder dat hij zelf betrokken is geweest bij de gebeurtenissen of op bepaalde locaties is geweest. Verder is van belang dat [betrokkene 13] in mei 2014 is opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma en hij over de tijd daarna niet meer uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren.
Dit alles betekent dat het hof de verklaring van [betrokkene 13] slechts voor het bewijs gebruikt als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 6] en voor zover er bevestiging is in resultaten van onderzoek door de politie. In de onderhavige zaak betekent dit dat het hof de verklaring van [betrokkene 13] zal gebruiken waar het betreft de samenstelling van de groep personen die zich bezig houdt met hennepkwekerijen en de rolverdeling tussen de hoofdpersonen, te weten [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en verdachte. Voor wat betreft het begin van de organisatie acht het hof van belang dat [betrokkene 6] heeft verklaard dat de groep al vanaf 2014 bezig was en dat dit de periode betreft dat [betrokkene 13] nog in beeld was en waarover hij uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren.
Voor het bestaan van de criminele organisatie acht het hof daarnaast nog van belang dat de politie heeft geconstateerd dat er veel overeenkomsten zijn tussen de binnen het onderzoek Ismene ontmantelde kwekerijen, waaronder die aan de [a-straat 1] te [plaats] en de [b-straat 1] te [plaats] .
In alle, hierboven benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden zeer moderne kweekinstallaties aangetroffen. Deze installaties waren voorzien van moderne Opticlimate klimaatbeheersingssystemen in combinatie met C02 installaties, moderne Dimlux transformatoren, assimilatielampen en de daarbij gebruikte Adjust a Wing reflectoren. Dit geheel werd aangestuurd middels een Opticlimate Maxi controller. Middels deze controller, een klimaatcomputer, konden onder andere de Dimlux transformatoren softwarematig aangestuurd worden.
In de benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen werden de hennepplanten op een zelfde wijze van water/voeding voorzien. Hierbij werd in alle gevallen een Bluelab Guardian monitor aangetroffen voor het meten van de temperatuur van het water en de Ph en Ec waarden. Voorts werden in alle benoemde, ontmantelde hennepkwekerijen professionele voedingsproducten van het merk Canna aangetroffen, waaronder Canna Coco, Canna Rhizotonic. Canna Ph en Canna Boost, en werden houten constructies aangetroffen die sterk op elkaar leken qua gebruikt materiaal en uitvoering. Deze constructies werden gefabriceerd om als dragende constructie te dienen in de hennepkwekerijen.
Uit bovenstaande bevindingen kan, zo luidt het betreffende proces-verbaal van bevindingen, worden opgemaakt dat in het onderzoek Ismene op een zeer professionele wijze hennep werd geteeld. Vastgesteld kan worden dat met behulp van de in elke hennepkwekerij aangetroffen producten en goederen, door de verdachten sterke en gezonde hennepplanten werden gekweekt en dat door het kweken op bovengenoemde wijze door hen een hoge opbrengst werd gegenereerd.
Conclusie m.b.t. het onder 5 ten laste gelegde feit
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal wettig en overtuigend kan worden bewezen dat tussen [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , verdachte en [betrokkene 6] sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met als doel het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen.’
8. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12, 13, 19 en 20 januari 2022 houdt onder meer het volgende in:
‘Het onderzoek wordt
hervatin de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing op 29 januari 2021 bevond.
(…)
De
voorzitterdoet vervolgens
medeverdachte [betrokkene 6] als getuigevoor het hof verschijnen. Diens personalia is aan het begin van de zitting gecontroleerd. Hij verklaart desgevraagd geen bloed- of aanverwant van verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af, nadat de voorzitter de getuige heeft gewezen op zijn verschoningsrecht.

Op vragen van de voorzitter antwoordt de getuige - zakelijk weergegeven - :

U vraagt mij of ik een dienstbetrekking heb of heb gehad bij één van de andere verdachten. Ja, bij [verdachte] . Hij is mijn ex-zwager. Ik werk nog steeds bij hem.
De
voorzitterdeelt mede dat het hof geen vragen heeft voor deze getuige. De
advocaat-generaalverklaart dat dat ook voor hem geldt.
Op vragen van de
raadsmanantwoordt de getuige dat hij zich ten aanzien van alle vragen op zijn verschoningsrecht zal beroepen. De raadsman ziet daarop af van het stellen van nadere vragen.
(…)
Op
20 januari 2022 om 09:30 uurwordt het onderzoek ter terechtzitting in zowel de straf als de ontnemingszaak hervat.
(…)
Na hervatting van het onderzoek wordt het woord gegeven aan de
raadsman. Hij voert het woord overeenkomstig een door hem (digitaal) overgelegde pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud geacht moet worden hier te zijn ingevoegd.’
9. De overgelegde pleitnota houdt onder meer het volgende in (met weglating van voetnoten):

‘Feit 1 [a-straat] [plaats]

(…)
Hetgeen resteert is bewijsmiddel 3, de verklaring van [betrokkene 6] . Een belastende verklaring die om meerdere redenen vragen oproept. In de eerste plaats omdat [betrokkene 6] volgens cliënt analfabeet is en zijn verklaring niet kan hebben gecontroleerd en bovendien beïnvloedbaar zou zijn. Ook inhoudelijk zijn er veel vragen, met name over de redenen van wetenschap. Bovendien repte cliënt zelf ter zitting van uw hof afgelopen week reeds over inconsequenties in de verklaring van [betrokkene 6] , bijvoorbeeld ten aanzien van de passage “ik heb daar de Opticiimate omhooggeduwd, want die konden [betrokkene 7] en [betrokkene 5] niet tillen”. Terecht dat cliënt zich hierover opwindt waarom door de politie niet is doorgevraagd. Hoe kan het dat [betrokkene 7] en [betrokkene 5] dit ding niet konden tillen en dat [betrokkene 6] dan maar in z’n eentje het apparaat omhoog sjouwt.
Ik verwijs voor andere inconsistenties in de verklaringen van [betrokkene 6] naar mijn pleitnota in eerste aanleg.
De verdediging heeft in eerste aanleg aangevoerd dat geen gebruik mag worden gemaakt van de belastende verklaringen van de getuige en medeverdachte [betrokkene 6] . De rechtbank zag dat anders en vond de verklaringen bij de politie betrouwbaar.
Om deze reden is verzocht om [betrokkene 6] als getuige vragen te stellen. Dat verzoek is door uw hof gehonoreerd. U heeft geconstateerd dat de getuige zich heeft beroepen op zijn verschoningsrecht en geen vragen heeft willen beantwoorden. Dat is niet alleen schadelijk voor cliënt, maar heeft ook consequenties voor het bewijs.
Art. 6 lid 3 aanhef en onder d EVRM garandeert het recht voor de verdediging om getuigen te ondervragen. Uit de Europese rechtspraak vloeit voort dat het gebruik van een getuigenverklaring die enkel of in overwegende mate beslissend is voor het bewijs in beginsel niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt. De Hoge Raad vult het EHRM-stappenplan met betrekking tot het ondervragingsrecht zo in dat het gebruik van de verklaring van een niet door de verdediging adequaat ondervraagde getuige (om wiens ondervraging wel voldoende indringend en onderbouwd is verzocht), in het bijzonder geen strijd met het recht op een eerlijk proces oplevert als de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring steunt, dan wel het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
Het ondervragen van een getuige ter terechtzitting, die weigert te antwoorden, kan volgens de Hoge Raad niet worden aangemerkt als een effectieve en behoorlijke ondervragingsgelegenheid. Gebruikmaking van de verklaringen die in het vooronderzoek door deze getuige zijn afgelegd, is dan slechts toegestaan indien het bewijs niet in beslissende mate steunt op deze getuige en het gebrek om de getuige geen vragen te kunnen stellen is gecompenseerd.
De verdediging stelt dat het bewijs van feit in beslissende mate steunt op de verklaring van [betrokkene 6] . Ik verwijs ook naar de bewijsmiddelen die door de rechtbank zijn opgenomen voor het bewijs van feit 1. Alleen de verklaring van [betrokkene 6] linkt cliënt aan de kwekerij. En er is geen sprake van compensatie voor de inbreuk op het recht om een getuige effectief en adequaat te ondervragen.
Een en ander betekent dat u voor het bewijs van feit 1 geen gebruik kunt maken van de verklaring van [betrokkene 6] . Hetgeen resteert kan niet tot een bewezenverklaring leiden.
Ik constateer dat het OM ook van mening is dat de verklaring van [betrokkene 6] niet voor het bewijs kan worden gebruikt indien het bewijs in beslissende mate steunt op deze verklaring, maar dat het in de zaak van cliënt het standpunt inneemt dat er buiten [betrokkene 6] klaarblijkelijk andere bewijsmiddelen zijn. Ik zie die echter niet.
(…)
Ik bepleit vrijspraak van feit 1.

Feit 2

(…)
Het bewijs moet dus wederom − net als bij feit 1 − komen van [betrokkene 6] . Een verklaring waar de nodige vraagtekens bij geplaatst kunnen worden. Naast de al eerder gemaakte opmerkingen over de betrouwbaarheid in het algemeen, valt op dat de politie in de kwekerij in kweekruimte 1 662 planten aantreft. “De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 25 cm”. En eerder is door de politie vermeld dat er “662 hennepplantjes van enkele weken oud” stonden. Kortom, op 9 februari 2016 stonden er planten die enkele weken oud zijn.
Volgens [betrokkene 6] echter zou cliënt op 28 januari 2016 de stekjes hebben geplaatst.
Als dat waar is, zouden de plantjes in minder dan 12 dagen tijd de hoogte van 25 cm moeten hebben bereikt. Turboplantjes dus. Ongeloofwaardig. Bovendien correspondeert dit niet met de enkele weken groei, die er volgens de politie al zou moeten zijn geweest. [betrokkene 6] lijkt het hier dus niet bij het juiste eind te kunnen hebben.
Om die reden is verzocht om [betrokkene 6] als getuige te horen. [betrokkene 6] heeft zich op zijn verschoningsrecht beroepen en niets verklaard. Ik verwijs naar hetgeen ik eerder heb betoogd ten aanzien van feit 1. De conclusie is dat − nu [betrokkene 6] als getuige niet heeft willen verklaren − de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van haar recht op een effectieve en adequate ondervragingsmogelijkheid. Nu het bewijs in beslissende mate steunt op de verklaring van [betrokkene 6] en er geen compensatie is, kan de verklaring van [betrokkene 6] niet voor het bewijs worden gebruikt.
Overigens verklaart [betrokkene 6] niets over 9 februari 2016, de ten laste gelegde dag. Hooguit over de periode ervoor. Ook in zoverre lijkt de verklaring niet redengevend.
Ik bepleit vrijspraak van feit 2.
(…)

Feit 5

(…)
De rechtbank hangt het bewijs van dit feit op aan de verklaringen van [betrokkene 13] en [betrokkene 6] . Als u [betrokkene 13] niet voor het bewijs gebruikt, resteert [betrokkene 6] . En ten aanzien van [betrokkene 6] herhaal ik hetgeen ik eerder heb aangevoerd over het ontbreken van een effectieve ondervragingsmogelijkheid, de strijd met art. 6 EVRM en de onmogelijkheid de verklaring te gebruiken voor het bewijs.
Vrijspraak ten aanzien van feit 5.’

Bespreking eerste middel

10. Het eerste middel bevat de klacht dat het oordeel van het hof met betrekking tot het niet door de verdediging effectief kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht ten aanzien van getuige [betrokkene 6] en de daaruit volgens de verdediging voortvloeiende schending van art. 6 EVRM blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is, aangezien het hier gaat om een cruciale getuige − zonder wiens belastende verklaring het hof niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 5 had kunnen komen – die door de verdediging niet effectief kon worden ondervraagd terwijl dit nadeel op geen enkele wijze is gecompenseerd.
11. Uw Raad heeft in een arrest van 12 oktober 2021 het volgende overwogen: [2]
‘2.4.2 (…) In het door het hof aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016 heeft de Hoge Raad overwogen dat “de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid een getuige te ondervragen, niet eraan in de weg [staat] dat een door die getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.” De Hoge Raad ziet mede in verband met de onder 2.4.1 bedoelde rechtspraak van het EHRM aanleiding deze rechtspraak als volgt te verduidelijken. Voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, is het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie nog altijd een belangrijke beoordelingsfactor. Dat doet er echter niet aan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband dienen te worden beschouwd (…).’
12. Wat de reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige betreft kan worden vastgesteld dat het hof ter terechtzitting in hoger beroep aan de verdediging de gelegenheid heeft geboden aan [betrokkene 6] als getuige vragen te stellen. [betrokkene 6] heeft zich evenwel op zijn verschoningsrecht beroepen. Daarmee staat vast dat er een goede reden is voor het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht.
13. Het hof heeft voorts overwogen dat de bewezenverklaring van feit 1 niet alleen of in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 6] berust. Het hof acht het voor de bewezenverklaring ‘essentieel dat verdachte meermalen bij de loods is geweest en dat hij daar langere tijd heeft verbleven in aanwezigheid van medeverdachten’. En dat de verklaring van [betrokkene 6] past bij de verklaring van [betrokkene 1] ‘waar het gaat om het doel van de huur van de ruimte en dat dit in opdracht van andere mannen gebeurde’. Het hof wijst erop dat in dat kader (door [betrokkene 1] ) ‘de hennepkwekerij aan [f-straat] te [plaats] is genoemd’ (zie bewijsmiddel 3) en dat dit zorgt voor ‘de link met medeverdachte [betrokkene 5] , en maakt dat het niet aannemelijk is dat [betrokkene 1] het over andere, onbekende mannen zou hebben’. Dat wordt volgens het hof bevestigd ‘door het feit dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat de huur van het pand via [makelaar] is gegaan en dit de makelaar is waarmee [betrokkene 5] op 30 december 2014 bij de loods is gezien’. En het hof wijst tenslotte op de overwegingen inzake ‘de ongeloofwaardigheid van verdachtes opgeworpen scenario’.
14. Dat scenario hield, in ’s hofs samenvatting, in ‘dat hij per toeval op de betreffende locaties is geweest en niets met de betreffende kwekerijen te maken heeft’. Het hof leidt de ongeloofwaardigheid van dit scenario af uit het late moment waarop de verklaring naar voren is gebracht, het ‘meermalen’ met andere verdachten uit het onderzoek Ismene op verschillende locaties zijn waar grote, professionele hennepkwekerijen gevestigd zijn, de grote hoeveelheid hennep die bij de verdachte in een loods is aangetroffen en de ‘hennepgerelateerde goederen en kweekbenodigdheden’ waarover hij bleek te beschikken, alsmede de enveloppen met geld die in een auto van de verdachte zijn aangetroffen, ‘waarbij op één van die enveloppen ‘knipgeld’ stond geschreven’. En dat in de woning van de verdachte ‘€ 50.000,- aan geseald contant geld is aangetroffen’.
15. Bij de bewezenverklaring van feit 2 volstaat het hof met de overweging dat ook bij dit feit ‘het bewijs niet alleen of in beslissende op de verklaring van [betrokkene 6] berust’. Uit de bewijsmiddelen waar deze bewezenverklaring op berust en – naar ik begrijp − de bewijsmotivering inzake feit 1 kan worden afgeleid waar dit oordeel op steunt. Bij dit feit is sprake van observaties die medeverdachte [betrokkene 5] aan de betreffende hennepkwekerij linken (bewijsmiddelen 14 en 15). Uit een proces-verbaal van bevindingen van een andere observatie volgt dat de verdachte samen met [betrokkene 6] en [betrokkene 10] op 28 januari 2016 tussen 16:36 uur en 18:59 uur in de loods aan de [b-straat 1] te [plaats] is geweest (bewijsmiddelen 16 en 17). Verdachte verklaart dat hij daar ook op 3 februari 2016 is geweest (bewijsmiddel 18). Het hof overweegt inzake de verklaring van de verdachte inhoudend dat hij op 28 januari 2016 in de loods is geweest om airco’s op te halen, dat [betrokkene 6] daarbij aanwezig is geweest en heeft verklaard dat zij daar waren om hennepplanten te oogsten. Het hof wijst daarnaast op hetgeen ‘in algemene zin bij feit 1 is overwogen’ over de verklaring van de verdachte en schuift deze in dat licht als ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden terzijde.
16. Een vergelijkbare overweging ontbreekt in de bewijsoverwegingen die aan de bewezenverklaring van feit 5 zijn gewijd. Dat vindt zijn verklaring, zo begrijp ik, in de omstandigheid dat het hof onder de bewijsmiddelen die specifiek op dit strafbare feit zien (bewijsmiddelen 23 t/m 30) geen verklaring van [betrokkene 6] heeft opgenomen, terwijl het hof in het kader van de bewijsvoering van de feiten 1 en 2 heeft toegelicht waarom de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 6] geen beslissend bewijs vormen.
17. Uit de bewijsmiddelen die specifiek op de bewezenverklaring van feit 5 zien blijkt van de vondst van de enveloppen met geld waarvan één met het opschrift ‘knipgeld E1150’ (bewijsmiddel 23), welke enveloppen aan de verdachte worden gekoppeld (bewijsmiddel 24), alsmede van de vondst van in totaal € 50.000 in de woning van verdachte, in gesealde pakjes (bewijsmiddelen 25 en 26). Ook blijkt daaruit van de sterke overeenkomsten tussen in verschillende ontmantelde hennepkwekerijen aangetroffen producten en goederen (bewijsmiddel 27) en van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat als de verdachte en [betrokkene 6] ‘naar een henneplocatie gaan zij hun telefoon op de [c-straat] te Leeuwarden laten of dat zij hun telefoons uitzetten’ (bewijsmiddel 28). Uit een verklaring van [betrokkene 13] , die door het hof tot het bewijs is gebezigd als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 6] , blijkt dat deze de verdachte in de tijd waar zijn verklaring op zag tot de ‘vier grote jongens’ in de organisatie rekende, samen met [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] (bewijsmiddel 29). Uit onderzoek naar telefooncontacten blijkt dat medeverdachte [betrokkene 5] veelvuldig contact heeft met medeverdachte [betrokkene 7] en verdachte, dat medeverdachte [betrokkene 7] veelvuldig contact heeft met verdachte en dat verdachte veelvuldig contact heeft met [betrokkene 6] (bewijsmiddel 30).
18. ’s Hofs oordeel dat de verklaring van [betrokkene 6] bij geen van deze drie feiten ‘
sole or decisive’bewijs is, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat Uw Raad eist dat de verklaring ‘in voldoende mate’ steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die de verdachte betwist. Uw Raad stelt niet de eis dat bij het volledig buiten beschouwing laten van de betwiste onderdelen van de afgelegde verklaring een (identieke) bewezenverklaring zou zijn gevolgd. [3]
19. Een derde beoordelingsfactor betreft het bestaan van compenserende factoren. Daarbij gaat het er, aldus Uw Raad, ‘in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring’. [4] Uit de bewijsoverwegingen blijkt dat het hof de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 6] heeft onderzocht. Het heeft daarbij overwogen dat het telkens (onder meer) nagaat of deze verklaring voldoende wordt ondersteund door dan wel in overeenstemming is met overig bewijsmateriaal. Het hof overweegt in dat verband dat ‘de inhoud van zijn verklaring op wezenlijke onderdelen en ten aanzien van specifieke details steun (vindt) in andere, meer objectieve bewijsmiddelen, en op onderdelen in de verklaring van [betrokkene 13] ’. Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep blijkt voorts dat [betrokkene 13] als getuige is ondervraagd en antwoorden heeft gegeven.
20. Al met al vormt het onderzoek door het hof van de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 6] een wezenlijke compenserende factor.
21. In het licht van een ander meen ik dat het middel faalt.

Bespreking van het tweede middel

22. Het middel bevat de klacht dat het hof in strijd met de samenloopregeling meer dan één taakstraf heeft opgelegd, terwijl het op grond van art. 57 Sr één taakstraf had moeten opleggen (waarvan het maximum de duur van 240 uren mag overschrijden).
23. Uw Raad heeft in een arrest van 13 september 2022 het volgende overwogen: [5]
‘2.3 De navolgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Artikel 9 lid 2 Sr:
“Ten aanzien van misdrijven die worden bedreigd met een vrijheidsstraf of een geldboete of ten aanzien van overtredingen die worden bedreigd met een vrijheidsstraf kan, behoudens in bij de wet bepaalde gevallen, in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd.”
- Artikel 22c leden 1 en 2 (oud) Sr:
“1. Een taakstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid. Het vonnis dan wel de strafbeschikking vermeldt het aantal uren dat de straf zal duren. Het vonnis dan wel de strafbeschikking kan de aard van de te verrichten werkzaamheden vermelden.
2. De taakstraf duurt ten hoogste tweehonderdenveertig uren.”
- Artikel 57 Sr:
“1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd.
2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum.”
- Artikel 63 Sr:
“Indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf of een overtreding voor die strafoplegging gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing.”
2.4
In zijn arrest van 28 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8324 overwoog de Hoge Raad het volgende:
“4.5.1. Bij de Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) (Stb. 2000, 365), welke in werking is getreden op 1 februari 2001, is onder meer art. 22c Sr gewijzigd. Met deze wet is de straf die bestond uit het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte vervangen door de taakstraf die kan bestaan uit een werkstraf en/of een leerstraf.
4.5.2.
De Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot deze wet houdt, voor zover hier van belang, in:
“Bij het bepalen van het maximale aantal uren is aangeknoopt bij de ervaringen die in de afgelopen jaren hiermee zijn opgedaan. Uit onderzoek blijkt dat langere werkstraffen minder vaak tot een goed einde worden gebracht dan kortere. Verhoging van het totaal aantal uren zal derhalve leiden tot meer voortijdig beëindigde taakstraffen. Vandaar dat wordt vastgehouden aan een maximumduur van de werkstraf van 240 uur. Bovendien zal de veroordeelde, bij een taakstraf die 480 uur duurt, al gauw een jaar nodig hebben om deze te voltooien. Om enigszins tegemoet te komen aan de wens om ook langere taakstraffen mogelijk te maken, is voorzien in de mogelijkheid om een combinatie van werken en leren op te leggen voor maximaal 480 uur. De leden van de fractie van het CDA vragen waarom niet een werkstraf van bijvoorbeeld 300 of 360 uur mogelijk is. Ook hierop antwoord ik dat uit ervaring is gebleken dat het thans voorgestelde aantal uren het meest effectief is. Wanneer het aantal uren verder zou worden opgerekt, zou dit bovendien een extra druk leggen op het aantal beschikbare projectplaatsen.”
(Kamerstukken II 1998-1999, 26 114, nr. 5, blz. 21)
4.6.
Hoewel uit deze toelichting blijkt dat de wetgever in art. 22c, tweede lid, Sr de duur van de taak- en werkstraf heeft beperkt tot respectievelijk 480 en 240 uren, aangezien taak- en werkstraffen van langere duur minder effectief werden geacht, voorziet de wet in geval van samenloop niet in een nadere maximering. (...)”
2.5
Het cassatiemiddel berust op de opvatting dat wanneer op grond van de artikelen 57 en – in geval van ongelijktijdige berechting of gelijktijdige berechting van niet-gevoegde zaken – 63 Sr de regeling van de meerdaadse samenloop van toepassing is, “de cumulatie van taakstraffen begrensd dient te worden op 240 uur”. Die opvatting is, zoals blijkt uit het in 2.4 genoemde arrest van de Hoge Raad, onjuist. De samenloopregeling kent immers geen beperkingen over de cumulatie van taakstraffen, terwijl ook titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht geen regels bevat over de maximaal op te leggen taakstraf in geval van meerdaadse samenloop. Als meerdere strafbare feiten gevoegd worden behandeld, wordt op grond van artikel 57 Sr voor deze feiten één taakstraf opgelegd, waarvan het maximum in dat geval dus de duur van 240 uren mag overschrijden.’
24. Uit de aan het arrest voorafgaande conclusie van A-G Paridaens blijkt dat er belangrijke overeenkomsten waren tussen de zaken die ten grondslag lagen aan de arresten van 28 november 2006 en van 13 september 2022. In beide zaken speelde art. 63 Sr een rol en werd het maximum overschreden als de straffen die in verschillende uitspraken waren opgelegd werden opgeteld. A-G Paridaens gaf Uw Raad in overweging de maximale totale duur van de taakstraf niet per feit maar per uitspraak op 240 uren te bepalen (randnummer 31). Uw Raad koos, zo volgt uit de geciteerde overwegingen, voor een uitleg waarin per bewezenverklaard feit een maximum van 240 uren taakstraf geldt. Bij toepasselijkheid van art. 57 Sr wordt evenwel één taakstraf opgelegd.
25. Het hof heeft onder de toepasselijke wettelijke voorschriften art. 57 Sr aangehaald. Daaruit blijkt dat bij de bewezenverklaarde feiten naar ’s hofs oordeel van meerdaadse samenloop sprake is. Tegen dat oordeel wordt in cassatie geen klacht naar voren gebracht. In geval van meerdaadse samenloop wordt, zo volgt uit art. 57 Sr, één straf opgelegd. Het hof heeft voor drie van de vier bewezenverklaarde feiten afzonderlijk een taakstraf opgelegd.
26. Daaruit volgt dat het middel slaagt.
27. De vraag is of dat tot cassatie dient te leiden of dat Uw Raad de zaak zelf kan afdoen.
28. Uit de bewoordingen die Uw Raad in het arrest van 13 september 2022 heeft gekozen volgt naar het mij voorkomt dat het hof bij meerdaadse samenloop van drie of meer misdrijven een taakstraf van 720 uren kan opleggen. Uw Raad heeft in dat arrest evenwel niet beslist hoeveel dagen de vervangende hechtenis in dat geval kan bedragen.
29. Dat valt op omdat, zo signaleert Ten Voorde, annotator Mevis in zijn noot onder het arrest van 28 november 2006 wel inging op de duur van de vervangende hechtenis. [6] Uw Raad had in dat arrest overwogen dat hoewel uit de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel dat tot de Wet taakstraffen heeft geleid, ‘blijkt dat de wetgever in art. 22c, tweede lid, Sr de duur van de taak- en werkstraf heeft beperkt tot respectievelijk 480 en 240 uren, aangezien taak- en werkstraffen van langere duur minder effectief werden geacht’, de wet ‘in geval van samenloop niet in een nadere maximering’ voorziet. Mevis meende dat uit de benadering van Uw Raad logischerwijs voortvloeide ‘dat het maximum van art. 22d lid 3 Sr’ (…) net als het maximum van art. 22c Sr, niet als maximum geldt in geval van meerdaadse samenloop’. Ten Voorde is op dat punt minder stellig. Zelf meen ik dat het gaat om een zelfstandige rechtsvraag.
30. Art. 22d Sr bepaalt dat de rechter in het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, ‘voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, (beveelt) dat vervangende hechtenis zal worden toegepast’ (eerste lid). De vervangende hechtenis ‘beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden’ (derde lid). Als de dagen vervangende hechtenis die het hof in het bestreden arrest bij elke taakstraf heeft bepaald worden opgeteld, gaat het om vervangende hechtenis voor de duur van 360 dagen.
31. De verhouding tussen de taakstraf en de (subsidiaire) vrijheidsstraf is in de wetgeving in de loop der tijd verschillend vormgegeven. In de wet die het Wetboek van Strafrecht aanvulde ‘met de straf van onbetaalde arbeid’ was bepaald dat de rechter ingeval hij ‘een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van niet meer dan zes maanden overweegt op te leggen dan wel een vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte niet meer dan zes maanden bedraagt (…) het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte’ kon opleggen (art. 22b (oud) Sr). [7] Het vonnis moest de vrijheidsstraf vermelden ‘die de rechter overwoog op te leggen’. Het aantal uren te verrichten arbeid bedroeg ‘ten hoogste tweehonderdenveertig’. De termijn binnen welke de arbeid moest worden verricht was ‘in geval de arbeid meer dan honderdentwintig uur bedraagt, ten hoogste een jaar, tenzij het openbaar ministerie (…) de opgelegde straf heeft gewijzigd’ (art. 22d (oud) Sr). Indien de taakstraf niet (naar behoren) werd verricht, kon de rechter alsnog de vrijheidsstraf opleggen ‘in de plaats waarvan de opgelegde straf blijkens het vonnis werd opgelegd’ (art. 22g (oud) Sr).
32. Het maximum van zes maanden gevangenisstraf hing samen met de doelstelling van het wetsvoorstel (het terugdringen van de korte vrijheidsstraf); bovendien ‘zou dan het aantal uren te verrichten dienstverlening zo hoog worden dat de kans op mislukking onaanvaardbaar groot wordt’. [8] Bij het maximum aantal van 240 uren ‘is behalve met de hoogte van de te vervangen straf ook rekening gehouden met het tijdsbestek waarbinnen de dienstverlening moet worden verricht en het aantal uren dat per week aan dienstverlening kan worden besteed. Uitgangspunt is immers dat de dienstverlening in de vrije tijd, dus naast een volledige dagtaak, moet kunnen worden verricht’. [9]
33. In de samenloopregeling werd art. 63a (oud) Sr ingevoegd, dat bepaalde dat voor de toepassing van de bepalingen van deze titel ‘met de straf van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte rekening (wordt) gehouden als ware die straf de vrijheidsstraf in de plaats waarvan zij is opgelegd’.
34. De verhouding tussen taakstraf en subsidiaire vrijheidsstraf veranderde door de Wet taakstraffen. [10] Voortaan stond voorop dat het vonnis vermeldde of de taakstraf bestond uit ‘een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide, alsmede het aantal uren dat de straf zal duren’. Het aantal uren bedroeg ‘ten hoogste vierhonderdentachtig, waarvan niet meer dan tweehonderdveertig uren werkstraf’. De termijn binnen welke de taakstraf moest worden verricht bedroeg (nog steeds) ‘een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis’. Maar het openbaar ministerie kon deze termijn ‘eenmaal met een jaar verlengen’. En de termijn werd verlengd ‘met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken’ (art. 22c (oud) Sr. De rechter beval ‘voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast’. Die vervangende hechtenis beliep ‘ten minste één dag en ten hoogste acht maanden’ (art. 22d (oud) Sr). In de memorie van toelichting geeft de minister aan dat hij zo kiest ‘voor het systeem zoals dat ook geldt bij de geldboete’. [11]
35. Art. 63a (oud) Sr verviel door de Wet taakstraffen. De memorie van toelichting gaf als reden: ‘Vanwege het zelfstandige karakter van de taakstraf kan artikel 63a Sr vervallen’. [12]
36. Een volgende stap werd gezet door een wet die de regelingen van de voorwaardelijke veroordeling en de voorwaardelijke invrijheidstelling wijzigde. [13] De leerstraf werd geschrapt. Voortaan bestond de taakstraf ‘uit het verrichten van onbetaalde arbeid’ en duurde zij ‘ten hoogste tweehonderdenveertig uren’ (art. 22c (oud) Sr). De vervangende hechtenis beliep voortaan ten hoogste vier maanden (art. 22d (oud) Sr). Veel woorden werden daar in de parlementaire behandeling niet aan vuilgemaakt. [14] De voorschriften dat de taakstraf moest worden verricht binnen ‘een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis’, dat deze termijn door het openbaar ministerie met een jaar kon worden verlengd, en dat de termijn werd verlengd ‘met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken’ werden gehandhaafd.
37. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden voltooid werd aangepast door de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen. [15] Sinds 1 januari 2020 bedraagt die termijn ‘achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dan wel negen maanden na het onherroepelijk worden van de strafbeschikking’. Daarbij geldt nog steeds dat de termijn wordt verlengd ‘met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is’ (art. 6:3:1 Sv). De mogelijkheid om deze termijn te verlengen is vervallen. [16]
38. Uit de memorie van toelichting bij de Wet taakstraffen volgt – zo bleek − dat de wetgever met de regeling van de vervangende hechtenis in de context van de taakstraf bij de regeling van de vervangende hechtenis in de context van de geldboete heeft willen aansluiten. Die regeling is te vinden in art. 24c Sr. De vervangende hechtenis beloopt ingevolge het derde lid ‘ten minste één dag en ten hoogste een jaar. Voor elke volle € 25 van de geldboete wordt niet meer dan één dag opgelegd’.
39. Het artikel is ingevoerd door de Wet vermogensstraffen. [17] In die wet was het maximum lager gesteld: ‘De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste zes maanden’. In de memorie van toelichting wordt vermeld dat in het rapport van de commissie vermogensstraffen ‘een verlaging van het absolute maximum van de vervangende hechtenis (dus de tijdsduur die de vervangende hechtenis in geen geval mag overschrijden) van zes tot drie maanden (was) voorgesteld. Voor degenen die tot een hoge geldboete zijn veroordeeld, zal het dan echter onder omstandigheden aantrekkelijk kunnen zijn om de vervangende hechtenisstraf te ondergaan’. [18] Daarom was dat voorstel niet overgenomen. Wel werd de mogelijkheid om het maximum in bepaalde gevallen te verhogen geschrapt.
40. De verhoging van het maximum tot een jaar was het gevolg van de invoering van de ontnemingswetgeving. [19] Volgens de memorie van toelichting kon niet worden gezegd ‘dat een maximale vervangende hechtenis van zes maanden (…) als reële vervanging van de hoge geldboete kan worden beschouwd’. [20]
41. De wetgever heeft voorts bepaald dat de rechter die een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid oplegt, beveelt ‘dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan’ (art. 38w Sr). [21] De rechter bepaalt ‘de duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan’; die duur ‘bedraagt ten minste drie dagen’. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt in dit geval ‘ten hoogste zes maanden’. De memorie van toelichting houdt over deze vervangende hechtenis het volgende in: ‘De uiteindelijk in totaal ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis kan op grond van het voorgestelde artikel 38w, vierde lid, Sr, de duur van zes maanden niet overschrijden. Deze maximale duur is wetsystematisch niet afwijkend van de maximale duur van de vervangende hechtenis die ten uitvoer kan worden gelegd bij het niet naar behoren verrichten van een taakstraf (acht maanden, artikel 22d Sr) of het niet volledig voldoen aan een geldboete (één jaar, artikel 24c Sr).’ [22]
42. In de regeling van de samenloop zijn enkele bepalingen opgenomen die de toepassing van art. 24c Sr betreffen. Art. 60, aanhef en ten 3o Sr bepaalt dat in de gevallen van de artikelen 57 en 58 Sr de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen ‘voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering (worden) opgelegd; de vervangende vrijheidsstraffen mogen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet overschrijden’. Art. 62 Sr bepaalt dat bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 Sr bedoeld, ‘hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling’ voor elke overtreding zonder vermindering straf wordt opgelegd’. De vervangende vrijheidsstraffen mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk ‘het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet overschrijden’. Deze beide voorschriften zijn aldus geredigeerd door de Wet vermogensstraffen. Voordien bestond de mogelijkheid om het maximum van de vervangende hechtenis in geval van samenloop met een derde te overschrijden. Die mogelijkheid werd niet overgenomen. [23]
43. Verder is in art. 60a Sr expliciet geregeld dat bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 Sr bedoeld, voor de schadevergoedingsmaatregel geldt dat de vervangende vrijheidsstraffen ‘gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet mogen overschrijden’. Uw Raad heeft regelmatig gecasseerd wegens schending van deze bepaling. [24] Sinds 1 januari 2020 bepaalt de rechter bij de schadevergoedingsmaatregel de maximale duur van de gijzeling (vgl. art. 36f, vijfde lid, Sr). [25] Redelijke uitleg van dit wetsartikel brengt mee, aldus Uw Raad, ‘dat in geval van samenloop zoals bedoeld in artikel 57 en 58 Sr, de totale duur van de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregelen het in artikel 24c bepaalde maximum van één jaar niet mag overschrijden’. [26]
44. De wettelijke regeling bevat niet een expliciete bepaling voor het geval bij samenloop van misdrijven één geldboete wordt opgelegd. Kennelijk is de wetgever van oordeel dat de maximale lengte van de vervangende hechtenis in dat geval uit de wettelijke regeling voortvloeit. Die wettelijke regeling houdt in dat bij ‘samenloop van strafbare feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld’, één straf wordt opgelegd. Het maximum van deze straf is ‘het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch – voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft – niet meer dan een derde boven het hoogste maximum’ (art. 57 Sr). [27] Dat één straf wordt opgelegd brengt, zo begrijp ik, mee dat de vervangende hechtenis die bij de geldboete wordt opgelegd, thans ten hoogste een jaar bedraagt (art. 24c Sr). [28] Dat resultaat is in lijn met de expliciete wetsbepalingen van de artikelen 60, 60a en 62 Sr, die zien op situaties waarin meer straffen en/of maatregelen worden opgelegd.
45. Het voorschrift van art. 22d, derde lid, Sr is niet expliciet in de bepalingen van de samenloopregeling verwerkt. Uit de memorie van toelichting bij de Wet taakstraffen kan evenwel worden afgeleid dat de wetgever met deze regeling heeft willen kiezen ‘voor het systeem zoals dat ook geldt bij de geldboete’. Dat pleit ervoor om in de context van de artikelen 57 en 58 Sr aan te nemen dat de vervangende hechtenis die bij de taakstraf kan worden bepaald, ten hoogste vier maanden bedraagt. Net als de geldboete kan de taakstraf, zo volgt uit het geciteerde arrest van Uw Raad, meer bedragen dan het wettelijk maximum dat uit art. 22c, tweede lid respectievelijk art. 23 Sr voortvloeit; net als bij de geldboete is er evenwel een wettelijk maximum aan de vervangende hechtenis die in één vonnis of arrest kan worden bepaald. [29]
46. Die interpretatie sluit ook aan bij de achtergrond van het maximum dat de wet aan de vervangende hechtenis stelt. Dat maximum maakt deel uit van een wettelijke regeling waarin het aantal uren taakstraf is gemaximeerd en waarin eveneens een grens wordt gesteld aan de periode waarbinnen deze taakstraf moet worden verricht. Uit de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen blijkt dat de wetgever aan die begrenzing vasthoudt; de uiterste termijn waarbinnen de taakstraf moet zijn afgerond is zelfs verkort. Het uitgangspunt dat de taakstraf naast een volledige dagtaak moet kunnen worden verricht, is ook niet verlaten en komt uit oogpunt van behoorlijke straftoemeting ook nog steeds wenselijk voor. [30] Een uitleg van de wettelijke regeling waarin de vervangende hechtenis bij de taakstraf op dezelfde wijze wordt benaderd als de vervangende hechtenis bij de geldboete kan eraan bijdragen dat de verhouding tot de te verrichten taakstraf passend blijft. [31]
47. Ik attendeer in dit verband ook op de grenzen die aan strafoplegging door de politierechter zijn gesteld. De politierechter is niet bevoegd tot oplegging van een gevangenisstraf van meer dan een jaar (art. 369, eerste lid, Sv). De duur van de hechtenis is ten hoogste een jaar, die duur kan in nader omschreven gevallen worden overschreden maar in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan (art. 18 Sr). [32] Aan de maxima die de wet stelt aan de vervangende hechtenis bij de geldboete en de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid is de politierechter ook gebonden. En de politierechter dient de zaak naar de meervoudige kamer te verwijzen als hij van oordeel is dat toepassing van art. 37a, eerste lid, Sr of art. 38m Sr in overweging behoort te worden genomen (art. 369, tweede lid, Sv). Met deze begrenzingen laat zich lastig verenigen dat de politierechter niet gebonden zou zijn aan een maximum van vier maanden vervangende hechtenis bij het opleggen van een taakstraf ter zake meer dan één feit. [33]
48. Bij deze interpretatie van de wettelijke regeling zou aansluiten dat bij de toepassing van art. 62 Sr, in het bijzondere geval waarin in één vonnis verschillende taakstraffen worden opgelegd voor overtredingen en/of misdrijven, het in art. 22d, derde lid, Sr bepaalde maximum op dezelfde voet als het maximum, bepaald in art. 24c, derde lid, Sr in acht wordt genomen. Het ligt, meen ik, niet in de rede om de omgekeerde redenering te volgen en uit de omstandigheid dat de wetgever heeft nagelaten in art. 62 Sr voor dit bijzondere geval een wettelijke regeling te treffen, af te leiden dat het maximum dat in art. 22d, derde lid, Sr aan de vervangende hechtenis wordt gesteld ook in het veel gewonere geval van meerdaadse samenloop van misdrijven buiten beschouwing dient te blijven. [34]
49. Over de toepassing van art. 63 Sr in verband met vervangende hechtenis heeft Uw Raad zich als ik het goed zie nog niet uitgelaten. Dat de vervangende hechtenis bij geldboete en taakstraf een (subsidiaire) straf is, pleit ervoor een eerder opgelegde vervangende hechtenis in aanmerking te nemen indien wederom vervangende hechtenis wordt opgelegd bij een straf van dezelfde soort. [35]
50. Een en ander is naar het mij voorkomt van belang in verband met de mogelijkheid dat Uw Raad de zaak zelf afdoet. Op zichzelf is het denkbaar dat Uw Raad de taakstraffen die het hof heeft opgelegd optelt en verstaat dat voor de feiten 1, 2 en 3 een taakstraf van 720 uren is opgelegd. Ingeval Uw Raad met mij van oordeel is dat art. 22d Sr meebrengt dat het hof maximaal vier maanden vervangende hechtenis kon opleggen, kunnen de dagen vervangende hechtenis die het hof nu bij elk van de taakstraffen heeft bepaald evenwel niet eenvoudig worden opgeteld. En het ligt naar het mij voorkomt ook niet in de rede dat Uw Raad de vervangende hechtenis zelf (binnen het maximum van art. 22d Sr) bepaalt, zoals voorheen bij de vervangende hechtenis in verband met de schadevergoedingsmaatregel wel gebeurde. De vervangende hechtenis is bij de taakstraf en de geldboete niet (alleen) een middel om te bevorderen dat de primair opgelegde straf ten uitvoer wordt gelegd, maar vervangt deze daadwerkelijk als de primaire straf niet ten uitvoer wordt gelegd. Mede in dat licht kan de hoogte van de opgelegde vervangende hechtenis voor het hof een argument zijn geweest om de opgelegde taakstraffen aanvaardbaar te achten (en niet een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen).
51. Het middel slaagt.

Afronding

52. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het tweede middel slaagt. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad mogelijk geen uitspraak zal doen binnen twee jaar nadat het cassatieberoep is ingesteld. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
53. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Ik begrijp in het licht van de bewijsmotivering en de kwalificatie van feit 3 dat het woord ‘opzettelijk’ abusievelijk in de bewezenverklaring is weggevallen.
2.HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418,
3.Vgl. HR 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1744,
4.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576,
5.HR 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1191,
6.Ten Voorde in zijn
7.Wet van 25 oktober 1989, houdende aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met de straf van onbetaalde arbeid,
8.
9.
10.Wet van 7 september 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen),
11.
12.
13.Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling,
14.
15.Wet van 22 februari 2017, houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen),
16.
17.Wet van 8 september 1976, houdende herziening van de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering betreffende de tenuitvoerlegging van vermogensstraffen,
18.
19.Wet van 10 december 1992 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere vermogenssancties,
20.
21.Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod),
22.
23.
24.Zie onder meer HR 21 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR6362,
25.Wet van 22 februari 2017, houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen),
26.HR 24 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:714,
27.Vgl. art. 58 Sr voor het geval op de misdrijven ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld.
28.Vgl. F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter,
29.Zie in dezelfde zin F.C.W. de Graaf,
30.Vgl. in dit verband Hof Amsterdam 28 februari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:477. Het hof legt 900 uren taakstraf op met de volgende overweging: ‘Nu de verdachte heeft verklaard geen werk en geen dagbesteding te hebben, is het ook mogelijk de taakstraf binnen deze termijn af te ronden’. Bij een verdachte die werk had gehad was – zo begrijp ik – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
31.Ik wijs er nog op dat art. 22d, tweede lid, tweede volzin, Sr bepaalt dat voor elke volle twee uren van de taakstraf niet meer dan één dag wordt opgelegd. De rechter kan derhalve ook voor elke drie uren van de taakstraf één dag vervangende hechtenis opleggen. Vgl. in dit verband ook art. 6:3:3, tweede lid, Sv.
32.Vgl. in dit verband Schoep, in:
33.Vgl. in dit verband Schuyt, in:
34.Zie voor een wat andere benadering de noot van Silvis bij het arrest van 28 november 2006 in
35.In die zin begrijp ik, voor de vervangende hechtenis bij de geldboete, ook Pelser in