Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde cassatiemiddel
4.Beslissing
24 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de verdachte die op 7 juli 2018 een strafbaar feit heeft gepleegd en aan wie door het hof schadevergoedingsmaatregelen zijn opgelegd. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de duur van de gijzeling, die door het hof was vastgesteld op 365 dagen, niet in overeenstemming is met de wet. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de duur van de gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen maximaal één jaar mag bedragen, waarbij in deze zaak 360 dagen moet worden verstaan als de maximale duur. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel voor wat betreft de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft bepaald dat de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] 300 dagen en voor het slachtoffer [benadeelde 2] 60 dagen kan bedragen. De klachten van de benadeelde partij zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De uitspraak van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de toepassing van de wet met betrekking tot de duur van gijzeling in het kader van schadevergoedingsmaatregelen.