ECLI:NL:HR:2022:714

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
21/00569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de duur van gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de verdachte die op 7 juli 2018 een strafbaar feit heeft gepleegd en aan wie door het hof schadevergoedingsmaatregelen zijn opgelegd. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de duur van de gijzeling, die door het hof was vastgesteld op 365 dagen, niet in overeenstemming is met de wet. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de duur van de gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen maximaal één jaar mag bedragen, waarbij in deze zaak 360 dagen moet worden verstaan als de maximale duur. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel voor wat betreft de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft bepaald dat de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] 300 dagen en voor het slachtoffer [benadeelde 2] 60 dagen kan bedragen. De klachten van de benadeelde partij zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De uitspraak van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de toepassing van de wet met betrekking tot de duur van gijzeling in het kader van schadevergoedingsmaatregelen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00569
Datum24 mei 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2021, nummer 23-000785-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover in het kader van de oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen de gijzeling is bepaald op in totaal 365 dagen, tot bepaling dat de gijzeling (in totaal) 360 dagen bedraagt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het namens de verdachte voorgestelde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat met betrekking tot de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen de duur van de gijzeling is bepaald op in totaal 365 dagen.
2.2
Het hof heeft de verdachte voor een feit dat is begaan op 7 juli 2018 de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 304 en 61 dagen gijzeling.
2.3
Op grond van artikel 36f lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt de rechter bij de oplegging van de maatregel de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gijzeling kan worden toegepast. De duur van de gijzeling beloopt ten hoogste één jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder één jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:498). Redelijke wetsuitleg van artikel 60a Sr brengt daarbij met zich dat in geval van samenloop zoals bedoeld in artikel 57 en 58 Sr, de totale duur van de gijzeling voor de schadevergoedingsmaatregelen het in artikel 24c lid 3 Sr bepaalde maximum van één jaar niet mag overschrijden.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen en rekening houdend met de wettelijk bepaalde maximumduur van in totaal één jaar, bepalen dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling van de na te melden duur kan worden toegepast.

3.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gijzeling die is verbonden aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] gijzeling van 300 dagen kan worden toegepast en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] gijzeling van 60 dagen kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 mei 2022.