ECLI:NL:GHAMS:2023:477

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
23-002339-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en valsheid in geschrifte met aanzienlijke schade aan werkgever

Op 28 februari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrifte, gepleegd in de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 januari 2018, waarbij hij bijna 1,5 miljoen euro had verduisterd van zijn werkgever, een stichting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, als medewerker van de crediteurenadministratie, opzettelijk valse facturen en andere documenten heeft opgemaakt om geldbedragen te verkrijgen die toebehoorden aan de stichting. De verdachte heeft tijdens de zittingen in hoger beroep bekend dat hij de stichting heeft opgelicht en dat hij de feiten heeft gepleegd uit financieel gewin, waarbij hij het geld heeft vergokt.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verduistering, maar werd wel schuldig bevonden aan de subsidiair tenlastegelegde oplichting en valsheid in geschrifte. De strafmaat werd bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een taakstraf van 900 uur, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokverslaving, en de meerdaadse samenloop van de feiten. Het hof oordeelde dat de cumulatie van taakstraffen niet begrensd is en dat de verdachte de taakstraf binnen de wettelijke termijn kan uitvoeren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002339-20
datum uitspraak: 28 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-650752-17 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1967,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (totaal 1.484.156,70 euro), in elk geval enig(e) goed(eren)/geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [stichting] (vestiging [adres02] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) / geldbedrag(en) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker crediteuren, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
1.
subsidiair
hij in de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [stichting] (vestiging [adres02] ) heeft bewogen tot de afgifte van vijf maal 296.831,34 euro, althans (telkens) een geldbedrag (in totaal 1.484.156,70 euro), in elk geval van enig goed hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telkens (in zijn, verdachtes, hoedanigheid als medewerker crediteurenadministratie en/of medewerker van de afdeling financiën),
  • de bankrekeningnummers van de betreffende crediteur(en) in de stamgegevens gewijzigd in verdachtes eigen bankrekeningnummer; en/of
  • het emailadres van de betreffende crediteur(en) in de stamgegevens gewijzigd; en/of
  • facturen op naam van die crediteur(en) gewijzigd door het bankrekeningnummer van de crediteur te veranderen in het bankrekeningnummer van verdachte; en/of
  • facturen op naam van die crediteur(en) gewijzigd door het termijn- en/of het factuurnummer te veranderen; en/of
  • De gewijzigde facturen op naam van die crediteuren in het betaal/administratiesysteem [systeem] gehangen/ingebracht; en/of
  • Betalingen op de verschillen lijst en/op de grootboekrekening “betalingsverschillen” gezet (teneinde die betalingen op verdachtes rekening te laten uitbetalen door [stichting] );
waardoor [stichting] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte op (middellijk of onmiddellijk) zijn, verdachtes, bankrekening;
2.
hij in de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meer crediteurfacturen, stamgegevens en grootboekrekeningen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door genoemde geschriften te voorzien van vervalste/onjuiste/aangepaste bankrekeningnummers en/of emailadressen en/of termijnnummers en/of factuurnummers met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van verduistering, als onder 1 primair tenlastegelegd, moet vast komen te staan dat de verdachte de gelden anders dan door misdrijf onder zich had en dat hij deze gelden zich vervolgens wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het hof is echter van oordeel dat de verdachte de gelden door eigen misdrijf onder zich heeft gekregen, namelijk als gevolg van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde oplichting. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en
omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Er wordt volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft bekend [stichting] te hebben opgelicht en valsheid in geschrifte te hebben gepleegd, en door de verdediging in hoger beroep geen vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en 2:
De bekennende verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
14 februari 2023.
De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van
30 september 2020.
Een proces-verbaal van
aangiftevan [naam01] van 15 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , [doorgenummerde pagina’s 001 tot en met 003].
Een geschrift met proces-verbaal nummer 2017243773, zijnde een
overzicht van bijschrijvingen[stichting] op bankrekeningnummer [nummer01] (doorgenummerde pagina 137).
Een
gespreksverslagvan [bedrijfsrecherche01] van 19 december 2017 met de heer [verdachte01] (doorgenummerde pagina’s 010-012).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 2 mei 2017 tot en met 1 januari 2018 te Amsterdam, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [stichting] (vestiging [adres02] ) heeft bewogen tot de afgifte van vijf maal 296.831,34 euro, (in totaal 1.484.156,70 euro), hebbende verdachte telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telkens
in zijn, verdachtes, hoedanigheid als medewerker crediteurenadministratie ,
  • de bankrekeningnummers van de betreffende crediteur in de stamgegevens gewijzigd in verdachtes eigen bankrekeningnummer; en
  • facturen op naam van die crediteur gewijzigd door het bankrekeningnummer van de crediteur te veranderen in het bankrekeningnummer van verdachte; en
  • facturen op naam van die crediteur gewijzigd door het termijn- en/of het factuurnummer te veranderen; en
  • de gewijzigde facturen op naam van die crediteur in het betaal/administratiesysteem [systeem] gehangen/ingebracht; en
  • betalingen op de verschillenlijst en/op de grootboekrekening “betalingsverschillen” gezet;
waardoor [stichting] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte op (middellijk of onmiddellijk) zijn, verdachtes, bankrekening;
2. hij in de periode van 2 mei 2017 tot en met 1januari 2018 te Amsterdam, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten crediteurfacturen, stamgegevens en grootboekrekeningen, heeft vervalst door genoemde geschriften te voorzien van onjuiste bankrekeningnummers en/of termijnnummers en/of factuurnummers met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de feiten

De onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feiten zijn in meerdaadse samenloop begaan met de onder 2 bewezen verklaarde feiten. Om die reden vindt artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht toepassing. Het hof houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met deze samenloop, door een straf te bepalen voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde, waarin dan de straf voor het 2 bewezenverklaarde is verdisconteerd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als werknemer van [stichting] in een periode van ruim zes maanden valsheid in geschrift gepleegd en met vervalste facturen zijn werkgever opgelicht voor een bedrag van in totaal bijna anderhalf miljoen euro. Hij heeft hierbij op doelbewuste wijze forse financiële schade berokkend aan [stichting] . Daarmee heeft hij het vertrouwen dat zijn werkgever en naaste collega’s in hem stelden ernstig en onherstelbaar geschaad. Hij heeft daarbij gehandeld uit puur financieel gewin. Het geldbedrag heeft de verdachte vergokt. De verdachte is hierbij berekenend te werk gegaan. Hij wist weliswaar dat de oplichting op enig moment uit zou komen, maar heeft ook handelingen verricht om te voorkomen dat dit eerder dan eind 2017/begin 2018 bekend zou worden.
Het hof vindt dat de verdachte alleen zelf verantwoordelijk is voor zijn daden. Het is zijn keuze geweest om gebruik te maken van een gelegenheid in het systeem van zijn werkgever en op die manier een strafbaar feit te plegen. Wel gaat het hof ervan uit dat er bij de verdachte sprake is van ernstige verslavingsproblematiek en mogelijk ook van een persoonlijkheidsstoornis. In het verleden is de verdachte in verband met alcoholverslaving in behandeling geweest bij de Jellinek. Ten tijde van het tenlastegelegde was de verdachte ernstig gokverslaafd. Uit de bankgegevens die van de verdachte zijn opgevraagd blijkt dat er in het half jaar vanaf juni 2017 via het online betaalplatform [platform01] in 999 transacties een bedrag van ruim anderhalf miljoen is overgeschreven naar diverse online goksites.
De verdachte had door zijn gokverslaving veel schulden, naast andere persoonlijke problemen. Het hof acht het zeer aannemelijk dat de gokverslaving mede een aanleiding is geweest [stichting] op te lichten en valsheid in geschrift te plegen. De verdachte zegt dat hij inmiddels is gestopt met gokken en omdat hij onder bewind staat heeft hij thans ook geen middelen meer om te gokken. De verdachte is blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 februari 2022 niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Het hof heeft acht geslagen op het feit dat de verdachte de afgelopen tijd een voorzichtig positieve ontwikkeling lijkt door te maken, omdat hij zijn leven iets meer op orde heeft. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard inmiddels ook in te zien dat hij zijn verslaving en de mede als gevolg daarvan ontstane financiële problemen anders had moeten oplossen en hulp had moeten zoeken.
De reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies of toezicht wel geïndiceerd, maar niet haalbaar achten. Volgens de reclassering heeft een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf als negatieve consequentie dat de verdachte dan zijn woning zal verliezen. De reclassering acht geen contra-indicaties aanwezig voor het opleggen van een taakstraf, behalve dat de verdachte zich hiertoe niet gemotiveerd heeft getoond.
Het hof stelt vast dat volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude bij een benadelingsbedrag van € 1 miljoen en hoger een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past van 24 maanden tot het wettelijke maximum, in dit geval 4 jaar. Het hof gaat bij de straftoemeting uit van de bewezen verklaarde oplichtingen en weegt de in dat kader meermalen gepleegde valsheid in geschrift niet afzonderlijk mee.
Het hof acht voor de bewezenverklaarde feiten in beginsel een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, geboden. Gelet op de ouderdom van de feiten en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, zou het hof een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren geboden achten.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gokverslaving in combinatie met zijn persoonlijkheid leiden het hof tot het zeer uitzonderlijke oordeel dat de strafmodaliteit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de verdachte ondanks de ernst van de feiten en de hoogte van het benadelingsbedrag niet passend is.
Het hof zal de verdachte, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, een daarmee in gewicht corresponderende taakstraf voor de duur van 900 uren opleggen, subsidiair 450 dagen hechtenis, naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij overweegt het hof dat nu sprake is van meerdaadse samenloop de cumulatie van taakstraffen niet is begrensd tot 240 uur. Het hof heeft vijf oplichtingen bewezen verklaard. De samenloop van artikel 57 Sr kent geen beperkingen over cumulatie van taakstraffen, terwijl ook titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strarecht geen regels bevat over maximaal op te leggen taakstraf in geval van meerdaadse samenloop (ECLI:NL:HR:2022:1191). De wettelijke termijn voor het uitvoeren van een taakstraf is in artikel 6.3.1. Wetboek van Strafvordering gesteld op 18 maanden. Nu de verdachte heeft verklaard geen werk en geen dagbesteding te hebben, is het ook mogelijk de taakstraf binnen deze termijn af te ronden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
900 (negenhonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
450 (vierhonderdvijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. P. Greve en mr. R.P. den Otter in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 februari 2023.
Mr. P. Greve en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.