In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed van drugs. De verdachte, geboren in 1986, heeft op 12 februari 2020 een bloedmonster laten afnemen, waarna dit monster op 17 februari 2020 is bezorgd bij een laboratorium in Mönchengladbach. De verdediging stelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de bezorging van het bloedmonster 'zo spoedig mogelijk' heeft plaatsgevonden, zoals vereist door de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bezorging binnen vijf dagen als 'zo spoedig mogelijk' kan worden aangemerkt, mede gezien de omstandigheden van het bewaren en vervoeren van het monster. De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij is opgemerkt dat de redelijke termijn voor de uitspraak is overschreden, maar dat dit geen grond voor vernietiging oplevert, gezien de opgelegde taakstraf.