Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed, genummerd PL0900-2019005224-1, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie Midden-Nederland, gesloten en getekend op 13 maart 2019, onderaan de pagina gekenmerkt door blad 2 tot en met blad 4, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant:
Op blad 2:
Op 4 januari 2019 zag ik verbalisant [verbalisant 1] [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats], wonende aan de [a-straat 1], [plaats], als bestuurder van een Volkswagen Polo op de voor het openbaar verkeer openstaande weg in Amersfoort reed.
Met medewerking van de bestuurder heb ik hem de speekseltest afgenomen. Als resultaat van deze test zag ik dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de stof cannabis (tetrahydrocannabinol).
Op blad 3:
Ik nam de volgende kenmerken waar bij de bestuurder: geur van cannabis.
Ik vermoedde dat de verdachte onder invloed was van een stof als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, Wegenverkeerswet 1994.
Op 4 januari 2019 heeft de arts, [betrokkene 1], in mijn aanwezigheid de verdachte bloed afgenomen conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met nummer TAAV6314NL en SIN-sticker "Tegenonderzoek" met nummer TAAV6315NL.
Op blad 4:
Ik heb mij ervan vergewist dat de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen zijn verzonden naar het Labor Mönchengladbach te Maastricht.
(...)
4. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, ongenummerd, opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdinspecteur van politie, gesloten en getekend op 3 december 2020, bestaande uit twee pagina’s, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant:
Op pagina 1:
Naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie bij het Parket CVOM om het afhandelproces verwerking bloedblokken te beschrijven verklaar ik het volgende. De wijze van bloedafname, de verwerking en verzegeling door de verbalisant zijn gerelateerd in een proces-verbaal. In aanvulling op hetgeen daarover in het proces-verbaal omtrent die verwerking is vermeld, geef ik hierbij procesbeschrijvend aan dat na de bloedafname het verzegelde bloedblok direct door de verbalisant in de daarvoor bestemde vriezer bij een temperatuur van ongeveer -20°C in het politiebureau wordt opgeslagen.
Tussen 1 juli 2017 en 1 januari 2019 werd het bloedblok zo spoedig mogelijk na de bloedafname door of namens de politie onder omgevingstemperatuur naar het NFI in Den Haag gestuurd.
Met ingang van 1 januari 2019 is een contract afgesloten tussen de politie en transporteur [A] om deze bloedblokken vanuit het politiebureau geconditioneerd te transporteren naar het laboratorium.
De verbalisant meldt het bloedblok aan voor transport en verzending.
Op pagina 2:
Het door de firma [A] opgehaalde bloedblok wordt diezelfde of de daaropvolgende werkdag afgeleverd bij het aangegeven laboratorium. In de weekenden en tijdens de nationale feestdagen zijn de laboratoria gesloten.
Indien het bloedblok de volgende werkdag wordt afgeleverd, wordt het bloedblok in de tussenliggende periode opgeslagen in een beveiligde inrichting van [A] bij een gelijkblijvende temperatuur van ongeveer -20°C.
Zo is er de waarborg dat vanaf het invriezen door de verbalisant tot het afleveren aan het laboratorium het bloedblok diep bevroren wordt vervoerd, opgeslagen en afgeleverd.
5. een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van dr. C.M. Boone, forensisch onderzoeker toxicologie bij het Nederlands Forensisch Instituut, geadresseerd aan het openbaar ministerie, Parket CVOM in Utrecht, gedateerd 26 maart 2021, met als onderwerpregel “Invloed bewaar- en transportcondities en tijdsduur op rijgevaarlijke stoffen in bloed”, bestaande uit drie pagina’s, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op pagina 1:
Rijgevaarlijke stoffen hebben een beperkte stabiliteit in het bloed. Dit betekent dat rijgevaarlijke stoffen in de bloedbuis (gedeeltelijk) afgebroken kunnen worden. Afbraak van stoffen vindt bij hogere temperaturen sneller plaats dan bij lagere temperaturen. In de vriezer (circa -20°C) zijn de stoffen het meest stabiel: eventueel aanwezige alcohol, drugs en medicijnen in bloed blijven minimaal 6 maanden stabiel bij opslag in de vriezer. Onder die condities hebben een eventueel vertraagde aflevering bij het laboratorium of een vertraagde start van het onderzoek na aflevering geen invloed op de resultaten van het onderzoek.
Om afbraak van stoffen te voorkomen, wordt het bloed in de vriezer opgeslagen conform de bijlage bij de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Sinds 1 januari 2019 wordt het bloed door de politie in vriezers opgeslagen tot het moment van transport naar de laboratoria. Tevens wordt het bloed sinds 1 maart 2019 in de vriezer getransporteerd van de politie naar de laboratoria. Indien een vervolgtransport nodig is naar een tweede laboratorium vindt het transport eveneens plaats in de vriezer.
Op pagina 2:
Voor 1 maart 2019 vond het transport van de politie naar de laboratoria plaats bij kamertemperatuur. Het is mogelijk dat tijdens transport bij kamertemperatuur afbraak van rijgevaarlijke stoffen in bloed plaatsvindt. Indien afbraak plaatsvindt, resulteert dit in het meten van lagere concentraties in het bloed dan bij bloedafname aanwezig waren. Een eventuele afname van de concentraties van rijgevaarlijke stoffen in het bloedmonster is altijd in het voordeel van de verdachte. Het is daarentegen niet mogelijk dat de concentratie van rijgevaarlijke stoffen in het bloed toeneemt na bloedafname, ongeacht de bewaar- en transportcondities en de tijdsduur daarvan.”