ECLI:NL:HR:2002:AE4200
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor voorbereiding van diefstal met geweld en afpersing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van de voorbereiding van diefstal met geweld en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging betrof de periode van 9 november 1999 tot en met 24 januari 2000, waarin de verdachte samen met een ander zich voorbereidde op het plegen van deze misdrijven in Capelle aan den IJssel.
De verdediging stelde dat de inleidende dagvaarding nietig was, omdat niet alle bestanddelen van de misdrijven in de tenlastelegging waren opgenomen. Het Hof verwierp deze stelling, met de overweging dat de misdrijven voldoende concreet waren omschreven. De Hoge Raad oordeelde dat de tenlastelegging was toegesneden op artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, dat de voorbereiding van misdrijven strafbaar stelt. De Hoge Raad bevestigde dat het niet noodzakelijk is om alle bestanddelen van het misdrijf in de tenlastelegging op te sommen, zolang maar duidelijk is op welk misdrijf de voorbereidingshandelingen gericht waren.
Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof bleef daarmee in stand, en de verdachte moest de opgelegde straf ondergaan. Dit arrest is van belang voor de uitleg van de vereisten voor een geldige tenlastelegging in gevallen van voorbereiding van misdrijven.