Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerste middelbevat twee afzonderlijke klachten. De eerste klacht richt zich tegen de bewijsvoering van het medeplegen en de tweede klacht richt zich tegen de strafmaat. Als ik het goed begrijp, bestaat de samenhang tussen beide klachten eruit dat de motivering van de straf onvoldoende is, gelet op het feit dat aan de medeverdachte een lagere straf is opgelegd terwijl de verdachte en de medeverdachte beiden als medepleger zijn aangemerkt.
Feit 2 primair:
door toen en daar opzettelijk:
en aldus geldbedragen, verkregen uit ondergronds bankieren, te investeren in:
en verdachtes mededaderwist
endat voormelde voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf,
1.De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
U zegt dat we met de geldtransacties diverse verordeningen hebben overtreden, zoals de Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven, de Landsverordening Deviezenverkeer, de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen en terrorismefinanciering en het Landsbesluit regeling geldelijke overmakingen. Dat klopt. Toen ik erachter kwam dat ik in strijd handelde met de door u genoemde verordeningen, heb ik alles gestopt.
tweede middelklaagt over de bewijsvoering waarvan een onderdeel niet de gehele “bewezenverklaarde periode van feit 4” zou dekken. De voor het bewijs gebruikte brief van de Centrale Bank van Aruba is van 27 oktober 2014 terwijl de bewezenverklaarde periode “nog doorloopt tot 31 december 2015”, zo wordt aangevoerd.
2. Een geschrift, te weten een brief van de Centrale Bank van Aruba d.d. 27oktober 2014, ZD1, bijlage 7, blz. 740 e.v., voor zover inhoudende:
derde middelklaagt over de verbeurdverklaring van “alle in beslag genomen gelden en horloges, de auto van het merk Infinity en het onroerend goed [b-straat 1] , zonder dat het Hof heeft gemotiveerd hoe het tot die verbeurdverklaring kon komen.”