Conclusie
1.Feiten en procesverloop
supervisorvan [betrokkene 2] , betrokkene in direct contact en observering had moeten onderzoeken, voorafgaand aan de ondertekening van de geneeskundige verklaring. Zij stelde dat psychiater [betrokkene 1] de geneeskundige verklaring op 4 juni 2019 heeft ondertekend hoewel hij betrokkene toen niet had onderzocht in een direct contact en met observering. Volgens de advocaat blijkt uit niets dat betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een persoonlijk onderzoek door de psychiater. De advocaat herhaalde hetstandpunt dat een en ander niet kan worden gerepareerd door een nieuwe geneeskundige verklaring en dat dit gebrek dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring althans tot afwijzing van het verzoek van de officier van justitie.
2.Bespreking van het cassatiemiddel
emergency cases’:
the individual concerned must be reliably shown to be of unsound mind, that is to say, a true mental disorder must be established before a competent authority on the basis of objective medical expertise.” [10]
in een direct contact spreekt en observeert. [12] Voor een onderzoek met direct contact is de medewerking van beide kanten nodig. Wat betreft de medewerking aan de zijde van de patiënt heeft de Hoge Raad overwogen dat
nietkan worden aanvaard dat geen voorlopige machtiging kan worden verleend indien het vereiste directe contact niet (of slechts in een beperkte mate) mogelijk is als gevolg van een weigering van de betrokkene om daaraan mee te werken. Wel zal de psychiater in een dergelijk geval in zijn verklaring moeten uiteenzetten waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij niettemin tot de slotsom is gekomen dat de betrokkene in zijn geestvermogens gestoord is en dat een geval als bedoeld in art. 2 Wet Bopz zich voordoet. De rechtbank dient in zo’n geval na te gaan of de psychiater heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om het door de wet vereiste onderzoek te doen plaatsvinden.
objective medical expertise” zo moet worden verstaan dat het - behoudens noodsituaties [13] - een
persoonlijk voorafgaand onderzoekvan de betrokkene door de specialist nodig is. In HR 21 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3450, NJ 2003/484 m.nt. J. de Boer, heeft de Hoge Raad in rov. 3.6 daarbij − ten overvloede – overwogen dat het de psychiater vrijstaat een arts-assistent in te schakelen bij zijn onderzoek, maar dat – juist dan − uit de door de psychiater te ondertekenen verklaring dient te blijken op grond waarvan kan worden gezegd dat betrokkene door de psychiater is ‘onderzocht’ in de zin van art. 5 lid 1 Wet Bopz. Dijkers maakt hieruit op dat – wat de psychiater in opleiding of andere niet-specialist ook doet – altijd de superviserend specialist de patiënt in een direct contact (eveneens) dient te spreken en te observeren. [14] De specialist die een geneeskundige verklaring opmaakt en in dat verband met anderen samenwerkt, moet zijn eigen conclusies trekken: hij mag niet blindvaren op het oordeel van derden. [15]
tijdstipwaarop de informatie wordt aangeleverd (volgens de wet: het tijdstip van indienen van het verzoek door de officier van justitie), maar wel het strikt vasthouden aan de wettelijke vereisten voordat een rechterlijke machtiging wordt verleend. Zo wordt in de jurisprudentie wel vastgehouden aan de regel dat rechtens geen machtiging kan worden verleend indien de geneeskundige verklaring niet door de juiste autoriteit is afgegeven en ondertekend.
inhoudelijkonvolledig of gebrekkig is. [19] Dit sluit aan bij de algemene regels voor de verzoekschriftprocedure bij de burgerlijke rechter. Zo geeft het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingde rechter de bevoegdheid om, op verzoek van een partij of ambtshalve, aan de deskundige het geven van nadere mondelinge of schriftelijke toelichting of aanvulling te bevelen (art. 194 lid 5 Rv). Hetzelfde is mogelijk indien de deskundige niet door de rechter was aangewezen (zie art. 200 lid 4 Rv).
hoein dit geval herstel kon plaatsvinden. De rechtbank had ervoor kunnen kiezen de geneeskundige verklaring van 4 juni 2019 geheel ter zijde te stellen en betrokkene opnieuw te laten onderzoeken door een andere psychiater. Daartoe is de rechter bevoegd. Dit volgt met zoveel woorden uit (de eerste volzin in) art. 8 lid 6 Wet Bopz, in verbinding met art. 14b lid 5 en art. 14c lid 7 Wet Bopz.
ambtshalvede gevolgtrekking te maken dat de aldus aangevulde geneeskundige verklaring onbruikbaar was. Hier kan een vergelijking worden gemaakt met het leerstuk ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ in civiele zaken. [21]