ECLI:NL:HR:2007:BA2017
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van beschikking inzake voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet Bopz
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2007 uitspraak gedaan over de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Utrecht, die op 16 januari 2007 een nieuwe voorwaardelijke machtiging had verleend aan de betrokkene op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek van de Officier van Justitie om een nieuwe voorwaardelijke machtiging voor de betrokkene, die eerder al een voorwaardelijke machtiging had gekregen. De rechtbank had in haar beschikking voorwaarden gesteld aan de machtiging, waaronder dat de betrokkene zich onder behandeling zou stellen van de behandelaar en zich zou houden aan afspraken met het casemanagement team.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte niet had verzekerd dat de afspraken die de betrokkene met het casemanagement team zou maken, betrekking hadden op zijn gedrag dat het gevaar voortvloeiende uit zijn geestelijke stoornis beïnvloedde. Dit was een belangrijke tekortkoming in de beschikking van de rechtbank. Daarnaast werd opgemerkt dat de rechtbank niet had voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het behandelingsplan, en dat de voorwaarden die aan de machtiging waren verbonden niet voldoende gespecificeerd waren.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het stellen van voorwaarden aan voorwaardelijke machtigingen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen die aan behandelingsplannen worden gesteld.