Uitspraak
gevestigd te Renkum,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
3 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.A.E.G.J. Libosan, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, die op 17 april 2014 werd gegeven. De officier van justitie in het arrondissement Gelderland was verweerder in cassatie, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De Stichting Pro Persona Geestelijke Gezondheidszorg, als belanghebbende, heeft verzocht het beroep te verwerpen, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij.
De Hoge Raad verwijst in zijn beoordeling naar de beschikking van de rechtbank en de ingediende cassatiedocumenten. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de beschikking van de rechtbank Gelderland in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, die de beschikking heeft voorgelezen.