ECLI:NL:PHR:2018:587

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
16/05143
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie over belaging en de kwalificatie van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak gaat het om de vraag of de gedragingen van de verdachte, die zich over een periode van zes jaar uitstrekten, kunnen worden gekwalificeerd als stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was eerder door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor belaging en had een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd gekregen. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, die betoogde dat de bewezen gedragingen niet als stelselmatig konden worden gekwalificeerd, omdat de frequentie van de gedragingen gering was en deze geen indringend karakter hadden. De advocaat-generaal adviseerde de Hoge Raad om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van de verdachte, evenals de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van belaging. De Hoge Raad benadrukte dat het totaalbeeld van de gedragingen van de verdachte leidde tot de conclusie dat er een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer was gemaakt. De uitspraak van het hof werd bevestigd, en het cassatieberoep werd verworpen.

Conclusie

Nr. 16/05143
Zitting: 12 juni 2018
Mr. A.E. Harteveld
Conclusie inzake:
M. Suik
De verdachte is bij arrest van 7 oktober 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens “belaging” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het bestreden arrest, en tot een taakstraf voor de duur van 120 dagen, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals bepaald in het bestreden arrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de door het hof bewezen geachte gedragingen niet gekwalificeerd kunnen worden als “het stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander” in de zin van art. 285b Sr, althans dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed nu – zo wordt in de toelichting op het middel gesteld - “de frequentie van de gedragingen behoorlijk gering was en de gedragingen geen indringend karakter hadden in de zin van geuite bedreigingen en/of beledigingen”.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in
of omstreeksperiode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 te Gouda en/of Ter Aar, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] ,
in elk geval van een ander,met het oogmerk [betrokkene 1] ,
in elk geval die anderte dwingen iets te doen
, niet te doen,en/of te dulden
en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- (meermalen) contact gezocht met [betrokkene 1] middels www.hyves.nl en
/of
- [betrokkene 1]
(meerdere
)kaarten en
/ofbrieven en
/ofpakketten gestuurd en
/of
- [betrokkene 1]
(meermalen)opgezocht op diens werk en
/of
- [betrokkene 1]
(meerdere)sms-berichten gestuurd en
/of
- de woning van [betrokkene 1] opgezocht en
/of
- de aanmaningen en
/ofverzoeken van [betrokkene 1] om geen contact meer met hem op te nemen genegeerd.”
3.3. Het bestreden arrest houdt als nadere bewijsoverweging het volgende in:
“Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu de gedragingen van zijn cliënt over een periode van zes jaar geen stelselmatig inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het slechts ging om een beperkt aantal contacten per jaar en dat de aangever zelf ook initiatief nam om contact met zijn cliënt te onderhouden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is blijkens staande jurisprudentie van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Dat aan dit criterium is voldaan, volgt uit de bewijsmiddelen. Dat het contact ook van de aangever is uitgegaan, zoals door de verdediging is gesteld, is op basis van de inhoud van het dossier volstrekt niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever het contact slechts heeft gezocht om verdachte uitdrukkelijk kenbaar te maken dat hij niet gediend was van de pogingen tot toenadering door de aangever. Voorts overweegt het hof dat het aantal contacten slechts één van de factoren is die bepaalt of sprake is van stalking. Uit het geheel der gedragingen van de verdachte - zoals blijkt uit de bewijsmiddelen - volgt naar het oordeel zonder meer dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever.”
3.4. De door het hof gebezigde bewijsmiddelen houden, voor zover van belang, kort samengevat het volgende in.
- Op 27 november 2009 schreef de aangever, [betrokkene 1] , in zijn hoedanigheid als brigadier van politie een mini-proces-verbaal uit voor de verdachte.
- Op 1 december 2009 kreeg de aangever via zijn persoonlijke profiel op de internetsite Hyves tweemaal een uitnodiging van de verdachte, opererend onder andere namen dan zijn eigen naam maar met zijn eigen foto, die de aangever vervolgens negeerde.
- Op 6 december 2009 kreeg de aangever in zijn postvakje op zijn werk een kaart met een liefdesverklaring en een foto van de verdachte.
- Op 9 december 2009 heeft de aangever een brief naar de verdachte gestuurd waarin hij aangaf dat de verdachte geen contact met de aangever moest opnemen.
- Op 16 april 2010, de verjaardag van de aangever, vond hij in zijn postvakje op zijn werk een pakketje met daarop “gefeliciteerd met je verjaardag”, daarin een zelfgemaakte cd met Duitse liefdesliedjes en foto’s van de verdachte.
- Op 30 oktober 2010 lag er op het werk van de aangever een pakket afkomstig van de verdachte met daarin een T-shirt, een drietal cd’s met muziek, vier brieven met liefdesverklaringen aan de aangever, een briefje met een tegoedbon voor een vierde cd en een kaart met proefluchtje.
- Op 15 november 2010 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen een collega van de aangever en de verdachte, waarin de collega de verdachte heeft gewaarschuwd geen contact meer met de aangever te zoeken, en dat er anders aangifte zou worden gedaan van belaging. De verdachte heeft een verklaring ondertekend waarin hij heeft verklaard zich daaraan te houden.
- Op 16 maart 2011 ontving de aangever op zijn werk een pakketje van de verdachte met daarin een fles wijn, wijnfleshouder, brief en postkaart met daarop de tekst “Where and when you are [betrokkene 1] there and then I am [verdachte] ”.
- Op 12 december 2012 kwam de verdachte naar het politiebureau en eiste hij dat ter plekke de aangever gebeld zou worden zodat hij hem kon spreken. Toen dat verzoek niet werd ingewilligd weigerde de verdachte het politiebureau te verlaten.
- Op 31 december 2012 herhaalde zich het voorval van 12 december 2012.
- De aangever heeft verklaard zich door de gedragingen van de verdachte beperkt te voelen in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij is terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakt hem extra alert in sommige momenten.
- Op 1 januari 2015 kreeg de aangever een sms van een hem onbekend telefoonnummer met de tekst: “ [betrokkene 1] ! De allerbeste wensen en een heel gelukkig nieuw jaar”. Nadat de aangever het telefoonnummer belde bleek het hem dat het de verdachte was die de sms had gestuurd en heeft de aangever het telefoongesprek beëindigd.
- Op 15 april 2015 kreeg de aangever een pakketje thuisgestuurd van de verdachte met daarin een fles wijn en een kaart met felicitaties voor de verjaardag van de aangever en de opmerking van de verdachte dat hij hem al lang niet had gezien en dat hij, verdachte, een keer een biertje bij de aangever kwam halen. Omdat de aangever dat niet wilde en het pakket evenmin had willen ontvangen heeft hij het pakket retour afzender gestuurd.
- Op 9 juli 2015 zag en hoorde de aangever dat de verdachte in zijn straat liep, aanbelde bij de buren en vroeg waar de aangever woonde, waarna de buurman antwoordde dat de aangever naast hem woonde.
- Op 10 juli 2015 heeft de aangever aangifte gedaan tegen de verdachte.
- Op 10 juli 2015 heeft de aangever samen met zijn uitvoerend teamchef een gesprek gehad met de verdachte waarin de aangever uitdrukkelijk tegen de verdachte heeft gezegd dat hij hem met rust moet laten. De verdachte gaf aan dat hij het snapte en dat hij het erg vervelend vond voor de aangever. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de aangever zijn aangifte niet doorgezet.
- Op 5 december 2015 kreeg de aangever een brief van de verdachte met daarin een felicitatiekaart voor de geboorte van de zoon van de aangever, een brief met een onsamenhangende tekst en een sleutelhanger met een engelvleugel en daaraan een kaartje met daarop de tekst “een hemelse vriend staat altijd voor je klaar”.
- Op 3 maart 2016 heeft de aangever een klacht ingediend met daarbij de uitdrukkelijke wens om tot vervolging van de verdachte over te gaan ter zake van stalking.
3.5. De steller van het middel klaagt in het bijzonder dat over een lange periode van zes jaren slechts acht gedragingen hebben plaatsgevonden, waarbij tussen de gedragingen een tijdsverloop zat van maanden en zelfs jaren, dat derhalve de frequentie van de gedragingen behoorlijk gering was en dat vaststaat dat de gedragingen geen indringend karakter hadden in de zin van geuite bedreigingen en/of beledigingen.
3.6. De tenlastelegging en bewezenverklaring is toegesneden op art. 285b Sr. Deze bepaling luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
3.7. Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b lid 1 Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [1] Geen van deze beoordelingsfactoren is als zodanig doorslaggevend, maar zij verhouden zich te dezen tot elkaar als communicerende vaten: het gaat om het totaalbeeld dat uit de gedragingen van de verdachte naar voren komt. Of zoals mijn voormalige ambtgenoot Wortel het formuleerde: “Een gering aantal zéér indringende schendingen van de persoonlijke levenssfeer, waardoor ook schade wordt aangericht of grote angst wordt aangejaagd, kan de verlangde stelselmatigheid opleveren, net zo goed als een zeer groot aantal gedragingen, die ieder op zichzelf beschouwd nauwelijks als een inbreuk op persoonlijkheidsrechten zijn aan te merken doch hun betekenis juist aan de voortdurende herhaling ontlenen.” [2] Door de eis van stelselmatigheid onderscheidt de belaging zich van de incidentele pesterij, de geïsoleerde intimidatie. Belaging kenmerkt zich daardoor dat het handelen van de belager een bepaald patroon vertoont. [3]
3.8. De wetsgeschiedenis van art. 285b Sr houdt onder meer het volgende in over de stelselmatige aard van belaging:
“Bij belaging wordt iemand opzettelijk door een ander herhaaldelijk lastig gevallen en wordt daardoor een inbreuk gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen, zoals bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, bedreigingen uiten, telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, voor de woning of werkplek posten, het ongewenst bestellen van goederen en diensten op naam en op rekening van het slachtoffer, het laten bezorgen van grafkransen en het plaatsen van overlijdensadvertenties, het ongevraagd geven van opdrachten op naam van het slachtoffer, het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer, het bekladden van de woning, het beschadigen, vernielen of verplaatsen van goederen, het onder valse voorwendselen informatie inwinnen bij instanties over het slachtoffer, het telkenmale nodeloos aanspannen van gerechtelijke procedures etc. De gedragingen behoeven zich niet louter tot het slachtoffer uit te strekken, ook familieleden, de werkgever, collega's, vrienden en kennissen kunnen door de belager worden geterroriseerd. Als gevolg van de diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt het slachtoffer vaak bang of onzeker. Een normaal functioneren is in veel gevallen onmogelijk. Het slachtoffer kan zich genoodzaakt voelen een geheim telefoonnummer te nemen, zich niet onbeschermd op straat te begeven, op het werk voorzieningen te treffen, buren en anderen in te schakelen om alert te zijn etc. Veel slachtoffers voelen zich gevangene in eigen huis.” [4]
3.9. Wat is de ondergrens van belaging? Dat wisselt al naar gelang de omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat de volgende gedragingen onvoldoende zijn voor het opleveren van een “stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”:
- Het tweemaal bellen van een ex-echtgenote, verschillende keren door haar straat fietsen respectievelijk rijden met de auto en daar éénmaal lopen. [5]
- Het sturen van “vele bedreigingen” per sms. [6]
- Het driemaal in een tijdsbestek van 24 uur tevergeefs bellen van een ex-echtgenote, waarbij de verdachte éénmaal een voicemailbericht achterliet en drie keer bij haar woning langs was geweest en daarbij een foto van een man met een eng masker in haar brievenbus had gedaan met onder meer de tekst “We’d better talk! Mevrouw uw valse aangifte kan u duizenden euro’s kosten. U R Warned.” [7]
3.10. De volgende gedragingen werden door de Hoge Raad wel voldoende geacht voor het opleveren van een “stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”:
- Het sturen van een beperkt aantal sms-berichten in een periode van een week, waarbij de Hoge Raad in aanmerking nam dat het hof had vastgesteld dat de drie anoniem verzonden sms-berichten gaandeweg specifieker en indringender werden, refereerden aan de functionele betrokkenheid van de aangeefster als rechercheur bij de politie bij een grootschalig opsporingsonderzoek naar wapenhandel, leidden tot angst voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen, en tot ontwrichting van haar sociale leven, haar belemmerden in haar werk, en teweegbrachten dat zij tijdelijk in het buitenland was ondergebracht. [8]
- Het zich met grote regelmaat ophouden in de nabijheid van de woning van de buren door de buurman dagelijks op te wachten bij zijn thuiskomst, door op die momenten regelmatig te zwaaien en door het erf van de buurman te betreden terwijl duidelijk was, ook vóór de uitreiking van de ’aanzegging wederrechtelijkheid belaging’, dat de buurman van dat gedrag niet was gediend. [9]
- Het in een periode van ruim negen maanden meermalen bellen van het slachtoffer en het uiten van bedreigingen (ook via familie en collega's), volgen van het slachtoffer naar haar werk en zich daar op vier data hinderlijk ophouden, sturen van een dreigende brief, op drie data hinderlijk en schreeuwend voor haar woning staan en het bedreigen van een familielid en een collega van haar. [10]
3.11. De bewijsvoering in de onderhavige zaak houdt kort gezegd in dat in een periode van vijfeneenhalf jaar, nadat de verdachte eerst via Hyves contact had gezocht met de aangever en vervolgens een liefdesverklaring had opgestuurd naar diens werk, waarna de aangever per brief aan de verdachte had laten weten dat hij geen contact meer mocht opnemen met de aangever, de verdachte desondanks vijfmaal ongevraagd een pakketje met gepersonaliseerde cadeaus, liefdesbrieven en kaarten gericht aan de aangever naar diens werk heeft opgestuurd - waarbij de verdachte op de hoogte bleek van persoonlijke zaken zoals de verjaardagen van de aangever en de geboorte van diens zoon, hij de aangever heeft ge-sms’t, de aangever bij diens werk heeft willen spreken en niet weg wilde gaan, de aangever bij diens huis heeft opgezocht terwijl hem tussentijds tweemaal duidelijk in een gesprek was laten weten dat de aangever niet wilde dat hij contact met hem zocht en de verdachte ook heeft toegezegd dat niet meer te zullen doen. De aangever heeft verklaard zich door de gedragingen van de verdachte beperkt te voelen in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij is terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakte hem extra alert in sommige momenten.
3.12. Gelet op de hiervoor onder 3.9 en 3.10 weergegeven jurisprudentie van de Hoge Raad en de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor onder 3.11 samengevatte gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangever, heeft het hof zonder miskenning van deze maatstaven kunnen oordelen dat de verdachte met deze gedragingen op een stelselmatige wijze inbreuk heeft gemaakt op persoonlijkheidsrechten van de aangever. Het bewezenverklaarde is dan ook toereikend gemotiveerd. Anders dan de steller van het middel meent doet daaraan niet af dat deze gedragingen plaatsvonden in een lange periode van zes jaren. De omstandigheid dat de verdachte maar liefst zes jaren achtereen de aangever heeft lastig gevallen en ook na een enkele lange tussenpoos van twee jaren weer contact zocht met de aangever, duidt mijns inziens juist op een grote vasthoudendheid bij de verdachte die de aangever moet hebben beangstigd en in negatieve zin beïnvloed, over welke negativiteit de aangever zelf ook heeft verklaard. Voor zover het middel nog op de opvatting berust dat de indringendheid of intensiteit van belagings-gedragingen enkel gelegen kan zijn in het beledigende of bedreigende karakter daarvan, faalt het eveneens, omdat die opvatting onjuist is.
3.13. Het voorgaande brengt tevens mee dat het hof de feiten terecht heeft gekwalificeerd als belaging in de zin van art. 285b Sr. [11]
3.14. Het middel faalt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394.
2.Wortel in zijn conclusie van 22 november 2005, ECLI:NL:PHR:2006:AU7081.
3.A.J. Machielse in Noyon, Langemeijer, Remmelink, aant. 5 bij art. 285b Sr, bijgewerkt tot 19 juni 2013 (online versie).
4.
5.HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096, NJ 2011/228 m.nt. Keijzer.
6.HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394.
7.HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:533, NJ 2014/182.
8.HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625, NJ 2013/393 m.nt. Reijntjes.
9.HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4855, NJ 2013/395 m.nt. Reijntjes.
10.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7066, NJ 2004/354.
11.Vgl. HR 5 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3495.