ECLI:NL:HR:2011:BP0096
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bedreiging met zware mishandeling en belaging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en belaging. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte veel gas gaf terwijl het slachtoffer vlak voor zijn auto liep, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van bedreiging met zware mishandeling. De uitspraak van het Hof was in dit opzicht niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de gedragingen van de verdachte, die onder belaging vielen, niet voldoende waren gemotiveerd door het Hof. De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden waaronder de gedragingen plaatsvonden, niet konden worden gekwalificeerd als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, zoals vereist in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van de bedreiging en belaging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
De zaak betreft een beroep in cassatie van de verdachte, die werd bijgestaan door zijn advocaat. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte terecht waren voorgesteld en dat de bewezenverklaring door het Hof niet toereikend was gemotiveerd. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van bedreiging en belaging in het strafrecht.