Conclusie
1.Ziggo B.V.
2.XS4ALL Internet B.V.
1.Inleiding
website-blockingkomt terug uit Luxemburg na prejudiciële verwijzing [1] over de vraag of bit-torrent indexeerder The Pirate Bay (TPB) zelf ook auteursrechtinbreuk pleegt. Antwoord: ja, het handelen van TPB kwalificeert als het doen van “een mededeling aan het publiek” in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn (ARl) [2] .
website blocking. Er zou een “brede, integrale proportionaliteitstoetsing” ontbreken; nu is wel duidelijk hoe het
nietmoet, maar nog niet hoe het dan
welmoet. Er wordt verzocht bij eindarrest richting te geven voor de wel uit te voeren juiste evenredigheidstoetsing (in deze zin nadere s.t. Ziggo 2.b, 2.c en 3, waar XS4ALL zich blijkens haar nadere s.t. onder 6 en 7 bij aansluit).
Telekabel Wien [5] en de daarin geformuleerde dubbele voorwaarde in punten 62 en 63, zoals ik in mijn eerdere conclusie in deze zaak heb uiteengezet (in 2.1.33, 2.2.3 [6] , waarbij ik in 2.2.4 er op heb gewezen dat het te verwachten resultaat van blokkademaatregelen een aspect is dat de feitenrechter bij zijn beoordeling of een maatregel redelijk is, moet betrekken, onder verwijzing naar de conclusie van A-G Cruz Villalón voor
Telekabel Wien [7] , vgl. eveneens uit die eerdere conclusie 2.3.4-2.3.8 en 3.1.3 variant 1)). Het kader is in mijn optiek dan ook al duidelijk geschetst in de vorige conclusie. Voor het geval Uw Raad niettemin ruimte ziet voor nadere richting-geving in deze zaak, doe ik in deze conclusie een poging tot nadere uitwerking.
2.Feiten en procesverloop
handeling bestaande uit een mededelingin de zin van art. 3 lid 1 Arl.
publiek.
nieuw publiek.
winstoogmerk(vierde stap), met als slotsom in punt 47 dat hier sprake is van een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Arl (en dus van auteursrechtelijk openbaar maken door TPB, vertaald naar “traditioneel” Nederlands auteursrechtelijk jargon).
3.Verdere bespreking van het principale cassatiemiddel
onderdeel Ib,behandeld in mijn eerdere conclusie in 2.1.26-2.1.35, heeft Brein naar eigen zeggen in haar nadere repliek onder 21 nu geen belang meer. Dat lijkt mij ook in het licht van het slagen van onderdeel Ia, zodat deze klachten falen.
onderdelen III.1-10klagen dat het hof een foute, althans onbegrijpelijke, evenredigheids- en effectiviteitstoets heeft aangelegd door geen genoegen te nemen met het effect van de gevorderde maatregel zelf, maar in plaats daarvan maatgevend te vinden of het totale aantal inbreuken met BitTorrent-verkeer van de abonnees van de providers is teruggelopen.
Onderdeel III.11bestrijdt daarnaast het oordeel over het “art work” uit rov. 5.25 als te beperkt (zie onder 2.3.2, slot, van de conclusie van 29 mei 2015).
onderdelen III.3, III.4 en III.10slagen (rov. 4.4.2, 4.4.3 en 4.5). Samengevat overwoog Uw Raad daartoe dat (i) het hof heeft miskend dat ook als bepaalde maatregelen niet tot een volledige beëindiging van alle auteursrechtinbreuken kunnen leiden, zij nog wel verenigbaar kunnen zijn met het evenredigheidsvereiste van art. 52 lid 1 Handvest en (ii) dat voldoende is dat de blokkade, voor zover zij de inbreuken niet kan verhinderen, de inbreuken bemoeilijkt en internetgebruikers het maken van die inbreuken ernstig ontraadt (rov. 4.4.2). Daarnaast heeft Uw Raad geoordeeld dat ook
onderdeel III.11slaagt, nu onbegrijpelijk is het oordeel van het hof dat de blokkade door Brein niet is gevorderd met het oog op de bescherming van de auteursrechten op het “art work” (rov. 4.6.1-4.6.2) [11] .
website blockingbevel (mogelijk) zelfstandig kan dragen, ontbeert Brein belang bij haar klachten tegen het hofoordeel over de subsidiaire onrechtmatige daadsgrondslag. Deze klachten kunnen verder buiten behandeling blijven (in mijn eerdere conclusie heb ik deze in 2.4.1-2.4.4 behandeld).
incidenteel onderdeel Ivan XS4ALL zijn van gelijke strekking (vgl. mijn vorige conclusie in 3.1.1). In wezen betreft dit dezelfde materie die aan de orde was bij onderdeel I van het principale cassatieberoep. In 3.1.3 van mijn vorige conclusie heb ik uitgewerkt – in variant 1) – dat de providers geen belang hebben bij hun incidentele cassatieberoep op dit punt als vast komt te staan dat TPB zelf mededeelt aan het publiek en dat laatste volgt inmiddels uit het Luxemburgse arrest. Dat betekent dat het arrest
Telekabel Wienrechtstreeks toepasbaar is op de onderhavige zaak, zodat blokkade in beginsel mogelijk is onder de dubbele voorwaarden uit de punten 62 en 63 van dat arrest, zoals we hiervoor al zagen in 1.5 van de onderhavige conclusie. In de vorige conclusie werd in 3.1.2 al gezien dat en waarom de klacht ook faalt voor zover die ziet op het “art work”.
late filing:
Carmo/Reich’,IEPT20090224). Het door Brein tegen overlegging van productie 75 gemaakte bezwaar treft daarom doel ten aanzien van de post ‘reeds verrichte uren’ in de periode voor 5 september 2013, zodat dit stuk in zoverre buiten beschouwing zal worden gelaten. De artikel 1019h Rv-vordering ter zake van het bedrag van € 67.550,— mist als gevolg hiervan een specificatie en zal om die reden worden afgewezen. Voor de kosten gemaakt in de laatste twee weken voor het pleidooi geldt voornoemde regel van het procesreglement echter niet. De specificatie daarvan acht het hof, gelet ook op de kostenspecificaties van de andere partijen, toereikend. De daarop betrekking hebbende artikel 1019h Rv-vordering ten bedrag van € 14.500,— is dan ook toewijsbaar. Voor het overige zullen de kosten van XS4ALL in hoger beroep worden begroot aan de hand van het liquidatietarief (1 punt voor de MvGX).”
onder 4.1dat is miskend dat de enkele termijnoverschrijding van de uiterste termijn voor stukken uit een procesreglement nog niet meebrengt dat een art. 1019h Rv-specificatie buiten beschouwing moet worden gelaten. Dit omdat aan een vordering ex art. 1019h Rv in beginsel geen andere eis wordt gesteld dan dat de gevorderde kosten zo tijdig worden opgegeven en gespecificeerd dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren.
onder 4.2met de motiveringsklacht dat althans zonder nadere toelichting onbegrijpelijk is dat de enkele omstandigheid dat XS4ALL de kostenspecificatie 9 dagen voor het pleidooi in hoger beroep heeft ingediend in plaats van de voorgeschreven 14 dagen, kan hebben meegebracht dat Brein zich daartegen niet meer naar behoren heeft weten te verweren. Onbegrijpelijk is dat de indiening van het stuk 9 dagen voor het pleidooi in strijd komt met de goede procesorde. Dit geldt te meer nu Brein ook niet heeft aangevoerd dat zij de specificatie zodanig laat heeft ontvangen dat zij zich daartegen niet meer heeft kunnen verweren. Het enige dat door Brein is gesteld is dat XS4ALL geen werkelijke proceskosten heeft gevorderd “en daar nu te laat mee is”. Het bezwaar van Brein tegen de kostenstaat is uitsluitend geweest dat Brein die niet (tijdig) heeft ontvangen. Dat Brein zich niet deugdelijk heeft kunnen verweren valt ook niet in te zien, nu de kostenstaat niet meer dan een kostenspecificatie bevat. Bovendien is het oordeel van het hof temeer onbegrijpelijk nu het hof het bedrag van € 14.000,- voor de nog te verwachten uren in de periode ná indiening van de kostenstaat, wél heeft aanvaard en wel op de grond dat de regel uit het procesreglement voor die periode niet geldt.
nietin acht nemen van de in een procesreglement gestelde termijn wel een indicatie kan vormen voor het oordeel dat in strijd is gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, maar hiertoe niet steeds dwingt; waarbij ik mij realiseer dat dit een a contrario redenering is.
nietin acht nemen van een in een procesreglement gestelde termijn niet steeds dwingt tot het buiten beschouwing laten van de betreffende stukken, volgt echter ook uit Uw rechtspraak [19] . Daar ging het weliswaar over een andersluidende (meer uitgebreide) bepaling van een ander procesreglement, maar de ratio achter die bepaling is vergelijkbaar met de bepaling uit onze zaak. Uw Raad overwoog:
late filing-discussies te krijgen over proceskostenspecificaties, maar dit lijkt in onze zaak voor de wederpartijen niet erg bezwaarlijk te zijn geweest. Zeker als dit in het licht wordt geplaatst van de huidige praktijk sinds 2015, waarbij tot 24 uur tevoren kan worden aangevuld. Ik realiseer mij natuurlijk dat je over dit aspect van rechterlijk beleid geredelijk anders kunt denken.
6.Proceskostenveroordeling in cassatie
uiteindelijkgeheel of gedeeltelijk in het gelijk zal worden gesteld. Dat betekent volgens mij niet dat om die reden Uw Raad geen beslissing kan geven over de kosten in cassatie. Voor wat betreft de cassatie-instantie wordt – met het eindarrest van Uw Raad – immers wel duidelijk welke partij (in het principaal/(voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep) geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld.
website blockinggericht aan niet-inbreukmakende ISPs – is de vraag of art. 1019h Rv hier toepassing dient te vinden een legitieme [24] . Ziggo c.s. zélf maken immers geen inbreuk, hun abonnees gebruiken hun diensten (onder meer) om auteursrechtinbreuken te maken. De diensten van Ziggo c.s. zijn niet (specifiek) gericht op het faciliteren van dergelijke inbreuken. Zou art. 1019h Rv hier van toepassing zijn, dan zou dat betekenen dat niet inbreukmakende derden zoals ISPs het risico lopen om met een volledige proceskostenveroordeling te worden geconfronteerd, indien zij niet op het buitengerechtelijke verzoek van (bijvoorbeeld) Brein reageren om een – volgens Brein – inbreukmakende website te blokkeren. Dit terwijl er volgens XS4ALL ook andere belangen een rol spelen die maken dat rechterlijke toetsing van een blokkadeverzoek aangewezen is, zoals de informatievrijheid van de abonnees van de internetproviders, de vrijheid van meningsuiting van beheerders van een website en hun eigen vrijheid van onderneming (vgl. nadere dupliek XS4ALL onder 7). De omstandigheid dat een veroordeling in de volledige proceskosten boven hun hoofd hangt, zou voor de providers een afschrikwekkende werking kunnen hebben. Hierdoor zou het kunnen dat over een blokkade niet geprocedeerd wordt en dat die blokkade dus in feite tot stand komt zonder tussenkomst van de rechter. Dat lijkt een onwenselijke situatie.
materiële toepassingsgebied– de vraag op
welke rechtende handhaving betrekking moet hebben om binnen het bereik van art. 1019h Rv te vallen – en het
formele toepassingsgebied– de vraag wat (nog) onder
handhavingvalt [25] . Dat het hier materieel om een zaak van auteursrechtinbreuk gaat, lijkt niet het punt, alhoewel daar ook aarzeling mogelijk is (voor de hoogte van Thuiskopievergoedingen [26] klop je ook tevergeefs aan het loket van art. 1019h Rv, terwijl daarvan ook te betogen valt dat dit uiteindelijk een vorm van vergoeding voor gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken behelst) . Nu dit de vorm aanneemt van een bevel tot
website blockingtegen ISPs, is naar ik meen meer, of in ieder geval ook, de vraag of dit nog als handhaving van IE-rechten valt aan te merken. Ik heb hier twee weken geleden over geconcludeerd in zaak 17/00570 (nog niet gepubliceerd; volgende week wel, zodat ik alvast het ECLI-nummer vermeld: ECLI:NL:PHR:2018:163) en daarin gedocumenteerd aangegeven (2.5-2.9) dat op dit terrein van het formele toepassingsgebied al wel enige contouren zijn aangebracht, maar dat het beeld nog verre van compleet is, zoals blijkt uit de casuïstische rechtspraak hierover. Die conclusie was toegesneden op de vraag of kosten gemoeid met puur commuun processuele niet IE-inhoudelijke verweren nog wel te begrijpen zijn onder het formele toepassingsbereik van art. 1019h Rv en dat brengt ons in onze huidige zaak niet veel verder, geloof ik.
7.Grondrechtelijke afweging
website blocking.
website blocking.
Promusicae [38] , in
Telekabel Wieneen belangrijke aanzet gegeven [39] . In dat arrest is uiteengezet dat een blokkade verenigbaar is met de grondrechten indien is voldaan aan drie voorwaarden [40] .
Telekabel Wien [44] dat voldoende is dat de blokkade, voor zover zij inbreuken niet kan verhinderen, de inbreuken bemoeilijkt en internetgebruikers het maken van die inbreuken ernstig ontraadt.
McFadden/Sony Music [46] .McFadden maakte (bedrijfsmatig) gebruik van een open wifi netwerk. Dit netwerk was gebruikt om inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten van Sony Music. McFadden stelt zelf deze inbreuk niet te hebben gemaakt en in dat kader komt de vraag op of McFadden kan worden bevolen te verhinderen dat derden via zijn internetverbinding een dergelijke inbreuk maken. Het HvJEU stelt vast dat het hier gevorderde bevel (ter bescherming van intellectueel eigendom) botst met het recht op vrijheid van ondernemerschap van de aanbieder en het recht op vrijheid van informatie van de afnemers (punt 82). Van belang is verder dat de verwijzende rechter ervan was uitgegaan dat McFadden in de praktijk maar drie maatregelen ter beschikking stonden om aan het gevorderde bevel te voldoen, namelijk (i) alle via de internetaansluiting doorgegeven informatie onderzoeken, (ii) de aansluiting blokkeren of (iii) deze beveiligen met een wachtwoord.
Cartierat [103]-[129]. Although there are a number of factors to be considered, the overriding question is whether the Order is proportionate having regard to the competing rights of those affected by it.
Cartierat [220]-[236]. The same may be expected to be true of blocked streaming servers.
recent academic literature supports this conclusion. For example, research by Brett Danaher, Michael Smith and Rahul Telang of the School of Information Systems, Heinz College, Carnegie Mellon University published in April 2016 (available via SSRN) concluded that blocking of 53 BitTorrent and online streaming websites as a result of orders of this Court in November 2014 reduced access to those sites by 90% from the UK, resulted in a decrease in overall piracy rates by 22% for users affected by the blocks, and increased consumption of legal content by between 6% (Netflix) and 10% (BBC and Channel 5).
that Advocate General Szpunar has recently concluded in Case C-610/15Stichting BREIN v Ziggo BV[EU:C:2017:99] at [81] that the fact that websites other than the blocked website (in that case The Pirate Bay) could be used to infringe did not detract from the effectiveness of the blocking measure. While the judgment of the Court of Justice of the European Union is still awaited, this supports the approach to this question adopted by this Court and by the Court of Appeal inCartier.
website blocking [49] .
website blockingbetrokken grondrechten moet plaatsvinden. Hoe die afweging van de grondrechten in concreto uit zal pakken, is echter niet goed te voorspellen [50] . Dit zal immers in belangrijke mate afhangen van de omstandigheden van het geval en hetgeen over en weer is gesteld. Hoe door Uw Raad in generieke zin meer richting zou kunnen worden gegeven aan de invulling van deze afweging, zie ik dan ook niet goed [51] . Hooguit lijkt te kunnen worden gezegd dat indien inbreuk wordt gemaakt op een IE-recht die schending doorgaans niet gerechtvaardigd zal kunnen worden met een beroep op de vrijheid van ondernemerschap of de vrijheid van informatie [52] . Die vrijheden vinden immers hun grens in hetgeen juridisch toelaatbaar is. Dat betekent niet dat een blokkade gericht op de bescherming van het recht op eigendom altijd “wint” van de vrijheden van ondernemerschap en informatie. Springend punt is hier immers dat door de ISPs zélf geen inbreuk wordt gemaakt. Dat betekent dat een blokkadeverzoek dient te worden afgewogen binnen de hiervoor geschetste kaders en dat bij een gevorderde blokkade doorgaans aandacht zal moeten worden besteed aan de inperking die een dergelijke blokkade betekent voor de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van informatie. De gevorderde blokkade zal die rechten niet
in de kernmogen aantasten. Wánneer dat laatste gebeurt, is van de omstandigheden van het geval afhankelijk.