ECLI:NL:HR:2007:BB9613
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toelaatbaarheid van financiële bescheiden in alimentatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een alimentatiekwestie. De man, verzoeker tot cassatie, had in 2004 echtscheiding aangevraagd bij de rechtbank Amsterdam. De vrouw, verweerder in cassatie, had verzocht om een bijdrage in het levensonderhoud van € 2.500 per maand, wat de man betwistte. De rechtbank sprak op 29 december 2004 de echtscheiding uit en bepaalde in een tussenbeschikking dat de man voorlopig € 1.000 per maand moest betalen. In de eindbeschikking van 28 december 2005 werd de alimentatie definitief vastgesteld op € 1.000 per maand zolang de vrouw salaris ontving van Round Table Research, en € 2.140 per maand indien zij geen inkomsten had.
De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam, dat op 16 november 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. De man stelde beroep in cassatie in, waarbij hij aanvoerde dat het hof niet correct had gehandeld met betrekking tot de beoordeling van de door hem te late overgelegde financiële bescheiden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had voldaan aan de vereisten van een goede procesorde door de te late stukken niet te beoordelen en niet te onderzoeken of de wederpartij bezwaar had gemaakt tegen de late overlegging.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de verplichting van partijen om tijdig financiële bescheiden over te leggen en de rol van de rechter in het beoordelen van de toelaatbaarheid van deze stukken in het kader van alimentatieprocedures.