Conclusie
“poging tot doodslag”en
“mishandeling”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft het hof een proeftijd van drie jaren verbonden alsmede de bijzondere voorwaarden als in het arrest genoemd. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot het bedrag van 3.392,50 euro, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, beide vermeerderd met de wettelijke rente.
eerste middelklaagt dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer niet blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, dan wel dat ’s hofs beslissing hieromtrent onvoldoende met redenen is omkleed.
[betrokkene 1] meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand tegen het hoofd en/of gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen/ gestompt, en
[betrokkene 1] (terwijl [betrokkene 1] op de grond zat/lag) met kracht met geschoeide voet in de richting van het gezicht heeft geschopt,
als verklaring van aangever [betrokkene 1] (pag. 72 e.v.):
Ik wil aangifte doen van poging tot doodslag. Een Antilliaanse man die ik ken onder de naam [verdachte] (naar het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) heeft mij in elkaar geslagen en geschopt. Hij heeft mij in mijn gezicht gestompt en geschopt. Ik heb als gevolg van het geweld diverse hoofdwonden. Mijn neus is gebroken en ik heb pijn aan mijn kaak. Mijn linkerhand is op diverse plekken gebroken. Ik heb pijnlijke ribben. Ik heb over heel mijn lichaam pijn. Ik was vannacht in mijn woning samen met [betrokkene 2] (naar het hof begrijpt: [betrokkene 2]). [betrokkene 2] was aan het bellen en zij kreeg ruzie over de telefoon met haar vriend. Ik weet dat hij [verdachte] heet. Wij liepen naar buiten naar de auto van [betrokkene 2]. Ik zag iemand uit de bosjes komen. Hij zat verstopt in die bosjes. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam rennen en op me in begin te slaan. Hij stompte me op mijn neus en ik voelde direct een hevige pijn. Ik verloor mijn evenwicht en viel op de grond. Toen ik op de grond lag, schopte hij op me in. Ik werd heel vaak geschopt en voelde dat ik met kracht in mijn gezicht werd geschopt. Dit deed veel pijn. Ik voelde dat ik geschopt werd onder mijn kin, op mijn neus en tegen mijn ribben. Ik zag dat hij naar mijn gezicht schopte en heb de schoppen afgeweerd met mijn handen. Zo kwamen de trappen tegen mijn handen terecht. Dit deed erg veel pijn.
als verklaring van aangever [betrokkene 1] (pag. 80 e.v.):
als verklaring van [betrokkene 1]:
We stonden bij de oprit en ik stond met de rug naar de geluidswal en hoorde geritsel uit de bosjes bij de geluidswal. Daarop kreeg ik zo'n klap dat ik buiten westen raakte. Ik kwam daardoor op de grond en was buiten westen. Toen ik bijkwam zag ik [verdachte] een aanloop nemen alsof hij een penalty nam, ik deed mijn handen voor mijn gezicht en daarna weet ik niets meer. Ik ben bang dat ik er niet meer geweest zou zijn als ik de trap niet had afgeweerd. Op het moment dat [verdachte] op mij afkwam lag ik op mijn linkerzijde op de grond. Ik kan mij herinneren dat de voet van [verdachte] tegen mijn handen kwam. Ik herinner me nu voor het eerst dat ik ook een ‘knak' hoorde. Toen was het licht uit.
als verklaring van getuige [getuige] (pag. 98 en 99):
Nadere bewijsoverweging
Uit de inhoud van met name bewijsmiddel 1 in combinatie met de inhoud van de bewijsmiddelen 7 en 8, leidt het hof af dat getuige [getuige] verdachte op aangever [betrokkene 1] heeft zien intrappen. Zowel [betrokkene 1], als [betrokkene 2] verklaren over [verdachte] die [betrokkene 1] trapte, terwijl uit bewijsmiddel 8 naar voren komt dat verdachte heeft verklaard [verdachte] te worden genoemd.
als verklaring van getuige [betrokkene 2]:
[verdachte] (naar het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) rende naar ons toe. Toen zag ik [verdachte] uithalen naar [betrokkene 1] (naar het hof begrijpt: [betrokkene 1]). [verdachte] zei daar niet zoveel bij. Hij had volgens mij ook wel een slok op, hij was uit zijn doen. Hij viel [betrokkene 1] aan en ik wilde er tussen springen. Ik zag hem aan komen rennen, hij is best groot en duwde me weg en sloeg [betrokkene 1]. Ik sprong er tussen. Op dat moment kreeg ik ook een klap op mijn gezicht. Dat was een behoorlijke klap en ik was toen met mezelf bezig en draaide me om. Op een gegeven moment hoorde ik [betrokkene 1] schreeuwen, hij lag daarbij op de grond. Bij de eerste uithaal van [verdachte] was [betrokkene 1] al op de grond gevallen. Ik heb wel gezien dat ze aan het worstelen waren op de grond op een bepaald moment. Er werd geschopt tegen de buik. Ik zag schoenen en ik zag dat [betrokkene 1] zich afweerde. [betrokkene 1] lag in ieder geval op de grond.
als verklaring van verdachte:
“zonder afweer”een grote kans was op potentieel dodelijk letsel bij het slachtoffer. In dit geval zou het slachtoffer zijn gezicht echter met zijn armen hebben afgeweerd, hetgeen bij de verdachte ook kenbaar is geweest. Die afweer was de reden dat de verdachte, een vechtsportbeoefenaar, het slachtoffer slechts
“geoefend”heeft geslagen en eenmaal “
in de richting”van zijn hoofd heeft geschopt. De verdachte heeft dientengevolge niet de aanmerkelijke kans op een dodelijk afloop van het geweldincident aanvaard en ’s hofs oordeel hieromtrent is dan ook onvoldoende duidelijk en ontoereikend gemotiveerd, aldus het middel.
geoefende”) geweldgebruik zou hebben aangepast op de bij hem kenbare afweer van het slachtoffer en dat hij slechts
“in de richting”van het hoofd van het slachtoffer zou hebben geschopt. [1] Dat de verdachte heeft verklaard dat hij aan vechtsport heeft gedaan en heeft opgemerkt dat het slachtoffer
“in dekking”was, doet daaraan niet af. [2] Het middel kan dus niet slagen voor zover het met een beroep op deze feiten wil klagen over de ontoereikende motivering van ’s hofs oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op een dodelijke afloop van onderhavig geweldincident. Ik vraag mij overigens af of de omstandigheid dat het slachtoffer zich al dan niet heeft afgeweerd überhaupt relevant is voor de vraag naar verdachtes aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de poging tot doodslag van het slachtoffer.
tweede middelklaagt dat ’s hofs beslissing een proeftijd voor de duur van drie jaren op te legen onbegrijpelijk is, dan wel onvoldoende is gemotiveerd.
“reguliere proeftijd”van twee jaren, vindt dat standpunt geen steun in het recht. Ingevolge art. 14b, tweede lid, Sr kan de rechter immers een proeftijd van ten hoogste drie jaren opleggen en is de duur van die proeftijd niet (langer) afhankelijk van de voorwaarde die hij heeft opgelegd. [5] Bovendien heeft het hof, anders dan het middel doet vermoeden, hoe dan ook een uitgebreide motivering aan de strafoplegging laten voorafgaan. Zo overwoog hij onder meer dat het slachtoffer ernstig en waarschijnlijk blijvend letsel heeft opgelopen, dat de verdachte al meermalen (onherroepelijk) is veroordeeld ter zake van agressie-gerelateerde feiten en dat hij voor zijn complexe, persoonlijke problemen een klinische behandeling moet ondergaan.
derde middelklaagt over ‘s hofs toewijzing van de wettelijke rente over de vordering benadeelde partij. De benadeelde partij heeft in hoger beroep zijn vordering niet gehandhaafd waardoor het hof de wettelijke rente over die vordering ten onrechte (ambtshalve) heeft toegewezen, aldus het middel.
eerste middelniet opgeroepen voor de terechtzitting in hoger beroep en kon zodoende zijn vordering niet toelichten. Dientengevolge zou die vordering ten onrechte voor een aanzienlijk lager deel zijn toegewezen dan in eerste aanleg. Het
tweede middelklaagt dat het hof verzuimd heeft de verlaging van het toegewezen deel van die vordering te motiveren.
vierde middelklaagt over een overschrijding van de redelijke termijn.
alsmedede bestreden beslissing wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij vernietigt, doch de zaak
in zoverreterugwijst teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. Aangezien de kracht van het argument van een doelmatige afdoening van de zaak in cassatie is gereduceerd doordat het eerste middel van de benadeelde partij m.i. slaagt en zulks reeds in zoverre dient te leiden tot terugwijzing van de zaak, heb ik ervoor gekozen uw Raad voor te stellen de zaak ook wat betreft de strafoplegging terug te wijzen.