ECLI:NL:HR:2016:1341

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
15/03649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke rente vordering benadeelde partij in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de wettelijke rente die is toegewezen aan de benadeelde partij. De advocaat van de verdachte, I.T.H.L. van de Bergh, heeft namens de verdachte een schriftuur en een aanvullende schriftuur ingediend. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/03649
LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 juli 2015, nummer 23/004003-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, een schriftuur en een aanvullende schriftuur ingediend. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.