Conclusie
3.Het eerste middel
- zich voorgedaan als bonafide klant althans medewerker van [F] en als ene [...] of [...] en
- telefonisch een bankrekeningnummer bij Eneco Services gewijzigd naar een bankrekeningnummer ten name gesteld van [betrokkene 4] , en
- meerdere laptops op naam van [F] besteld en
- ter betaling van een bed een incassomachtiging ten laste van een bankrekeningnummer ten name gesteld van [betrokkene 4] , met naam van [...] en of [...] ondertekend, waardoor Eneco Services en [D] en [E] B.V. werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;”
Ik ben omstreeks november 2011 verhuisd van [a-straat 1] te Amersfoort naar mijn huidige woonadres. Ik ben vergeten om contact op te nemen met de ABN-bank om mijn nieuwe woonadres door te geven. Om deze reden werden bankafschriften en dergelijke tot aan 6 februari 2012 nog naar mijn oude adres in Amersfoort gestuurd.
Ik heb bij de ABN-AMRObank twee betaalrekeningen. Een betaalrekening met rekeningnummer [0003] en een betaalrekening met nummer [0004] .
Op 30 januari ging ik internetbankieren. Op mijn rekening zag ik dat op 30 januari 2012 een bedrag van 139,00 euro was afgeschreven door Eneco Services. Dat viel mij op omdat ik niet langer aangesloten was bij Eneco op mijn nieuwe adres in [woonplaats] .
blz. 4
Ik was aangesloten bij Eneco op mijn oude adres in Amersfoort.
Eneco gaf aan dat zij een contract hadden met ene [verdachte] . Deze zou mijn rekeningnummer hebben opgegeven om een rekening te betalen.
Op 6 februari 2012 probeerde ik te tanken. Het betalen lukte niet, omdat ik niet genoeg saldo op mijn rekening zou hebben. Toen ik thuis kwam, ben ik op internet naar mijn rekening gaan kijken. Toen zag ik dat er op 6 februari 2012 een bedrag van 1819,65 euro was overgemaakt naar een bedrijf genaamd [E] . Dat bedrijf was mij niet bekend.
Op 7 februari nam ik contact op met [E] . Ik gaf aan dat ik niets bij hun had besteld. [E] gaf aan dat er een machtiging was uitgeschreven voor een eenmalige incasso van 1819,65 euro op mijn rekeningnummer. Ik vroeg aan de medewerker van [E] of het om het adres [a-straat 1] te Amersfoort ging en of het om ene [verdachte] ging. De medewerker van [E] bevestigde dit.
Ik vroeg hem om een kopie van de machtiging waarop [verdachte] met mijn rekeningnummer betaalde.
Blz. 7
Eenmalige machtiging voor [E] waarop vermeld als opdrachtgever [verdachte] , het rekeningnummer [0004] voor een totaalbedrag van 1819,65
Blz. 8
Rekeningafschrift van rekeningnummer [0004] met bedrag 1819,65
Blz. 9:
Rekeningafschrift van rekeningnummer [0003] met bedrag 139,00 tbv Eneco
Ik heb nieuw bewijs tegen de verdachte. Dit bewijs bestaat uit een factuur van Dutch Incasso Service. Dit is een incassobedrijf dat is ingehuurd door [D] te Hoogland.
De bestelling is gedaan op 29 december 2011. Toen woonde ik al op een ander adres. Ik heb nooit een bestelling gedaan bij [D] . Ik woon namelijk al sinds november 2011 niet meer op de [a-straat 1] te Amersfoort.
Ik zie ook op de factuur dat de bestelling is gedaan door [F] . Dit is mijn oude bedrijf waar ik ongeveer anderhalf jaar gelden al mee ben gestopt.
blz. 14
Ik zag in de gemeentelijke basisadministratie dat de verdachte [verdachte] vanaf 12-12-2011 ingeschreven stond op de [a-straat 1] te Amersfoort.
Ik zag dat uit het politiesysteem een tweetal telefoonnummers bekend waren van verdachte [verdachte] . Ik zag dat één telefoonnummer 06- [0005] vanaf 6 augustus 2011 in het systeem van de politie bekend was.
Ik zag dat er op de factuur van de beddenspeciaalzaak [E] een telefoonnummer stond bijgeschreven. Ik zag dat dit het nummer 06- [0005] was. Ik zag dat dit hetzelfde nummer was als bekend in het politiesysteem.
Op 29 november 2012 heb ik contact gehad met het bedrijf [D] , gevestigd te Amersfoort. De manager vertelde dat er op 29 december 2011 een bestelling was gedaan door een man die vertelde dat hij een bedrijf ging opstarten welke [F] heette.
De man had verteld dat hij 4 of 5 laptops nodig had voor zijn bedrijf. Hij zou met spoed nu een laptop nodig hebben. Hierop is er een laptop van het merk Asus van 482,35 euro meegegeven aan de man. De factuur stond op naam van [F] , [a-straat 1] te Amersfoort.
Een vonnis waarmee de appelrechter zich wat betreft de gronden niet kan verenigen, leent zich voor bevestiging, zij het met aanvulling of verbetering van die gronden. Daarmee wordt gedoeld op de motivering van de beslissingen, zoals nader geregeld in art. 359, art. 359a, derde lid, en art. 360 Sv.”
(…)
2.9. Uit het voorgaande volgt dat de Wet stroomlijnen hoger beroep mede ertoe strekt dat een vonnis vaker dan voorheen wordt bevestigd. De rechtspraktijk moet trachten daaraan gevolg te geven. Nog steeds geldt echter dat een vernietiging van het vonnis is aangewezen indien en voor zover het Hof wat betreft op de voet van art. 358 in verbinding met de art. 348 en 350 Sv te nemen beslissingen, tot een ander oordeel komt dan de eerste rechter. Dat betekent voor de onderhavige zaak dat na een wijziging zoals het Hof hier heeft aangebracht in de bewezenverklaring van het onder 4, 5 en 6 tenlastegelegde, een vonnis in dat opzicht niet vatbaar is voor bevestiging. De middelen klagen daarover echter niet.”
4.Het tweede middel
Ik ben eigenaar van fietsenwinkel [A] te Amersfoort.
Op 10 augustus 2013 kwamen ene klant, genaamd [verdachte] , zijn twee bestelde fietsen afhalen. [verdachte] is woonachtig op de [a-straat 1] te Amersfoort.
[verdachte] wilde het bedrag pinnen, maar kwam met het verhaal dat zijn bankpas beschadigd was. Ik kwam met [verdachte] overeen dat hij het totaalbedrag van 2458,95 euro in datzelfde weekend zou overmaken op mijn bankrekening.
Op 21 augustus 2013 was het genoemde bedrag nog niet op mijn rekening bijgeschreven. Ik heb de klant een sms-bericht gezonden naar zijn telefoon met nummer 06- [0001] .
[verdachte] reageerde op bovengenoemde datum met de volgende tekst: “Zal me zoon langs sturen om het in orde te maken. Kan hiervandaan niet bellen, alleen smsen. Groet familie [verdachte] .”
Op 29 augustus 2013 heb ik wederom een sms-bericht gezonden naar [verdachte] met de volgende tekst: “beste klant, kunt u mij via een sms bericht bevestigen dat het geld binnen 24 uur door uw zoon wordt overgemaakt en dat binnen diezelfde termijn op onze rekening is bijgeschreven. Bij gebreke hiervan zullen wij genoodzaakt zijn de fietsen weer terug te halen en tot incasso overgaan. Met vriendelijke groeten, [A] .”
Op 31 augustus 2013 reageerde [verdachte] met en sms-bericht met de volgende tekst: “Sorry, dacht dat me zoon het geregeld had. SMS uw rekeningnummer dan maak ik het vanaf hier over. Sorry, v het zo lang duurt. Groet, [verdachte] .”
Tot op vandaag, 18 september 2013 is het bedrag niet op mijn rekening bijgeschreven.
In de zaken HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326, NJ 2015/487 en HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1805 is geoordeeld dat in de specifieke omstandigheden van die gevallen het zich voordoen als ‘bonafide koper’ wel als het aannemen van een valse hoedanigheid kon worden aangemerkt. In die zaken speelde het volgende: de verdachte heeft zich in strijd met de waarheid voorgedaan als belangstellende die voornemens was de (motor)fiets waarop hij een proefrit mocht maken terug te brengen, waarbij de verdachte heeft gehandeld volgens een werkwijze die onder meer heeft bestaan uit het opgeven van een onjuiste naam en/of het achterlaten van een, zo bleek later, waardeloos onderpand. In het geval dat aan de orde was in HR 15 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1177, NJ 1999,182 ontbraken deze omstandigheden. In die zaak is bewezenverklaard dat de verdachte zich bij verschillende bedrijven valselijk heeft voorgedaan als koper, waardoor die bedrijven werden bewogen tot afgifte van verschillende goederen. De gedragingen van de verdachte leverden daar geen valse hoedanigheid op, nu de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide koper die in staat en voornemens is de gekochte goederen bij de aflevering daarvan te betalen, niet het aannemen van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Sr oplevert.
In de onderhavige zaak volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte, toen hij in het weekend van 10 augustus 2013 de twee bestelde fietsen kwam afhalen, tegen de eigenaar heeft gezegd dat hij het bedrag wilde pinnen, maar dat zijn bankpas beschadigd was. De eigenaar is vervolgens met de verdachte overeengekomen dat hij het bedrag nog datzelfde weekend zou overmaken op de bankrekening van de fietsenwinkel. Van bijkomende specifieke gedragingen die in deze context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken, zoals in de hiervoor onder 4.8 aangehaalde zaken, blijkt niet. Uit voornoemde omstandigheden volgt immers niet meer dan dat de verdachte zich in strijd met de waarheid (de verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de fietsen bewust niet heeft betaald, zie bewijsmiddel 9) heeft voorgedaan als bonafide koper die in staat en voornemens is de gekochte goederen bij de aflevering daarvan te betalen, terwijl het nu juist een kenmerk van de bonafide koper is dat deze ervoor zorgdraagt dat de door hem ontvangen goederen worden betaald. [14] Dat is onvoldoende voor het aannemen van een valse hoedanigheid. In zoverre slaagt het middel. De bespreking van de in de eerste deelklacht besloten liggende klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen voorts niet blijkt dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van een in het maatschappelijk (handels-)verkeer gebruikelijk verwachtingspatroon kan dan ook buiten bespreking blijven. [15]
5.Het derde middel
Ik ben werkzaam als teamleider winkelsurveillance bij Trigion Beveiliging. Ik ben werkzaam op winkelcentrum [...] . Gezien mijn functie ben ik aangesteld en bevoegd om namens de benadeelde, Banketbakkerij [B] , [b-straat 1] te Amersfoort, aangifte te doen.
blz. 6
Ik werd op vrijdagavond ( de politierechter begrijpt vrijdagavond 30 april 2015) gebeld door getuige, (mede)eigenaresse van Banketbakkerij [B] .
Ik hoorde haar zeggen dat zij vermoedelijk opgelicht was. Ter plaatse hoorde ik van haar dat een man op 30 april 2015 een bestelling had gedaan en 3 gebak en bonbons had meegenomen zonder nog af te rekenen. Verdachte had gezegd dat hij bij de aflevering van de bestelling op 1 mei alles ineens zou betalen.
Ik hoorde haar zeggen dat de man op 1 mei 2015 niet geweest is.
Ik hoorde haar zeggen dat de 45 bestelde gebakjes nu weggegooid kunnen worden.
Ik zag op video dat de mij ambtshalve zeer bekende [verdachte] de winkel in komt. Ik ken deze man ambtshalve van eerdere oplichtingszaken.
blz 8
Ik ben werkzaam in de winkel banketbakkerij [B] , [b-straat 1] te Amersfoort.
Ik ben door een mij onbekende man opgelicht. Door zijn verhaal werd ik er toe gebracht om een aantal gebakjes en een doos bonbons zonder af te rekenen mee te geven en om een bestelling van 45 gebakjes klaar te maken.
Op 30 april 2015 tegen sluitingstijd kwam een mij onbekende man de winkel in. Ik hoorde dat die man een bestelling opgaf voor 45 gebakjes voor 1 mei 2015. Hij gaf op te zijn genaamd [...] , [c-straat 1] , telefoonnummer 06- [0002] .
Ik noteerde de gegevens op een bestelbon. Ik hoorde hem zeggen dat 3 gebakjes en een doos bonbons meteen mee wou nemen.
Ik hoorde hem zeggen dat hij zou afrekenen als hij de bestelling zou komen afhalen.
blz. 9