Conclusie
1.Feiten en procesverloop
‘commercial channel’, ter onderscheiding van haar
‘consumer channel’waarin zij levert aan bedrijven die de gegevensdragers doorverkopen aan privégebruikers.
mutualisation-stelsel heeft toegepast (rov 5.8). Het hof was van oordeel dat deze toepassing in strijd is met het bepaalde in art. 5, lid 2 onder b, van de Auteursrechtrichtlijn [4] en ook met art. 16c - 16e Aw omdat deze artikelen moeten worden uitgelegd in overeenstemming met genoemde richtlijn (rov. 5.10).
Imationverwijst ter onderbouwing van vordering A naar HvJEU 21 oktober 2010, in zaak C-467/08 ([A]), r.o. 59, HvJEU 11 juli 2013, in zaak C-521/11 (Amazon), r.o. 37 en HvJEU 3 maart 2015, in zaak C-463/12 (Copydan/Nokia) r.o. 55. Zij stelt dat het Nederlandse stelsel van heffing van thuiskopievergoeding dat ongedifferentieerd van toepassing is op alle voorwerpen, inclusief voorwerpen die zijn geleverd aan rechtspersonen voor andere doeleinden dan het kopiëren voor privégebruik (het systeem van
mutualisation) niet in overeenstemming is met artikel 5 Arl. Zij stelt dat zij ondanks haar door de rechtbank bij vonnis van 20 februari 2013 (in de incassoprocedure) in verband hiermee vastgestelde verrekenbevoegdheid belang heeft bij een veroordeling tot terugbetaling, aangezien het 800 jaar zal duren totdat de vordering is verrekend.
Thuiskopietegen vordering A(i) houdt in dat Imation geen vorderingsrecht toekomt ter restitutie - hetzij als onverschuldigd betaald, hetzij in de vorm van schadevergoeding - van teveel betaalde thuiskopievergoeding. (…) Dit ‘Copydan-verweer’ houdt in dat een eventuele vordering uit onverschuldigde betaling van thuiskopievergoeding niet aan betalingsplichtigen zoals Imation toekomt, maar alleen aan eindgebruikers omdat Imation in het Nederlandse thuiskopiestelsel de mogelijkheid heeft, en heeft benut, om het bedrag van de thuiskopieheffing via de prijs van de dragers af te wentelen op de eindgebruiker. Gedaagden wijzen hiertoe op r.o. 10.7 van het arrest van het gerechtshof te Den Haag in de incassoprocedure (…). Volgens
gedaagdenheeft Imation om deze reden evenmin een vordering tot schadevergoeding wegens teveel betaalde thuiskopievergoeding op de Staat.
2.Wettelijk kader
mutualisation’ [13] . Bij de fabrikant of importeur wordt een vast bedrag geheven per afgeleverd voorwerp, ongedifferentieerd, dat wil zeggen ongeacht of de afgeleverde apparatuur of gegevensdrager zakelijk dan wel voor privédoeleinden zal worden gebruikt. De mate waarin blanco cd’s of dvd’s worden gebruikt anders dan door een natuurlijke persoon voor het maken van reproducties voor privédoeleinden was verdisconteerd in de hoogte van het tarief dat de fabrikant of importeur bij aflevering verschuldigd is aan Stichting De Thuiskopie. Het gaat om een pragmatische oplossing, die het mogelijk maakt snel en eenvoudig een tarief voor de heffing te bepalen: een vast bedrag per gegevensdrager of afgeleverd apparaat.
legalebronnen. Bijgevolg mag bij het vaststellen van de vergoeding voor die inbreuk op het exclusieve recht (de ‘billijke compensatie’ voor rechthebbenden) geen rekening worden gehouden met eventuele schade als gevolg van het kopiëren vanuit een
illegalebron. Mede naar aanleiding van deze uitspraak zijn in Nederland met ingang van 1 januari 2015 de tarieven van de thuiskopievergoeding – na een schatting van de procentuele verhouding in de praktijk tussen het kopiëren uit legale en uit illegale bronnen − verlaagd met 30% [28] . De rechtbank heeft de vorderingen onder B besproken in rov. 5.26 – 5.35, voor zover gericht tegen de Staat en onder 5.44 – 5.50 voor zover gericht tegen Stichting De Thuiskopie. De rechtbank onderschrijft het standpunt van Imation dat in de desbetreffende AMvB’s de bedragen van de thuiskopievergoedingen in strijd met de Auteursrechtrichtlijn zijn vastgesteld.
Relevante rechtspraak van het HvJ EU over de thuiskopie
- HvJ EU 21 oktober 2010, C-467/08, ECLI:EU:C:2010:620 [A]
- HvJEU 16 juni 2011, C-462/09, ECLI:EU:C:2011:397 (
- HvJ EU 9 februari 2012, C-277/10, ECLI:EU:C:2012:65 [B]
- HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C‑457/11 tot en met C‑460/11, ECLI:EU:C:2013:426 (
- HvJEU 11 juli 2013, C-521/11, ECLI:EU:C:2013:515 (
- HvJ EU 10 april 2014, C-435/12, ECLI:EU:C:2014:254 (
- HvJ EU 5 maart 2015, C-463/12, ECLI:EU:C:2015:144 (
- HvJ EU 12 november 2015, C-572/13, ECLI:EU:C:2015:750 (
- HvJEU 21 april 2016, C-572/4, ECLI:EU:C:2016:286 (
- HvJ EU 9 juli 2016, C-470/14, ECLI:EU:C:2016:418 (
- HvJ EU 22 september 2016, C-110/15, ECLI:EU:C:2016:717 (
[A]heeft het HvJ EU zich uitgesproken over de toenmalige Spaanse thuiskopieregeling. Het HvJ EU heeft voor recht verklaard:
’worden beschouwd als een vergoeding voor de schade die de rechthebbende lijdt als gevolg van de thuiskopie-exceptie. De vergoeding moet dan ook worden berekend op basis van dit ‘schade-criterium’ (rov. 39 – 42). Nu deze schade voor de rechthebbende wordt veroorzaakt door het vervaardigen van kopieën voor privégebruik, is het in beginsel aan degene die de privé-kopieën maakt om de schade te vergoeden door het bekostigen van de ‘billijke compensatie’ (rov. 44 - 45). Het HvJ EU vervolgt in rov. 46:
allegegevensdragers of apparaten die voor het maken van reproducties geschikt zijn, ook wanneer deze worden aangeschaft door anderen dan natuurlijke personen voor “duidelijk andere doelen dan kopiëren voor privégebruik” , niet toegestaan (rov. 53).
Stichting De Thuiskopie/[F] [35] worden verscheidene overwegingen uit het arrest-[A] herhaald. In het dictum onder 1 verklaarde het HvJ EU voor recht:
Amazon/Austro Mechana [36] , waarin de Oostenrijkse thuiskopieregeling ter discussie stond, heeft het HvJ EU het verbod in het dictum onder 3 van het arrest [A] genuanceerd. Het Hof besloot dat een regeling in een lidstaat die voorziet in een ongedifferentieerde heffing in overeenstemming kan zijn met art. 5, lid 2 onder b, van de Auteursrechtrichtlijn, mits die regeling voorziet in een recht op terugbetaling wanneer de apparatuur of gegevensdrager door de uiteindelijke verwerver wordt gebruikt op een wijze die niet onder art. 5, lid 2 onder b, Arl valt. Daarvoor is dan wel vereist:
Copydan [37] betrof een geschil tussen de Deense incasso-organisatie Copydan Båndkopi en anderzijds Nokia Danmark. Laatstgenoemd bedrijf leverde in Denemarken mobiele telefoons aan handelaren, die de telefoons weer doorverkochten aan particulieren en aan andere handelaren. Wie de eindgebruiker zou zijn, was op het tijdstip van de heffing (nog) niet bekend. Twistpunt was de thuiskopievergoeding die Nokia volgens Copydan diende te betalen over de externe geheugenkaarten in de mobiele telefoons. De Deense rechter had, onder meer, een vraag gesteld over de heffing (zie punt 41 van het arrest). Het HvJ EU beantwoordde deze vraag als volgt:
EGEDA(C-470/14), waarin de (herziene) Spaanse thuiskopieregeling ter beoordeling voorlag. In dat stelsel wordt de ‘billijke compensatie’ voor de rechthebbenden gefinancierd uit de algemene staatsbegroting, met de consequentie dat alle belastingplichtigen daaraan meebetalen. Dat was naar het oordeel van het HvJ EU niet toegestaan, omdat rechtspersonen – waarvoor de thuiskopie-exceptie van art. 5, lid 2 onder b, Arl niet geldt – geen mogelijkheid hadden om te verzoeken om vrijstelling van de thuiskopievergoeding of minstens om terugbetaling ervan. Daardoor kon de Spaanse regeling volgens het HvJ EU niet garanderen dat de kosten van de van de billijke compensatie “uiteindelijk enkel worden gedragen door de gebruikers van de kopieën voor privégebruik” (punten 40 - 41).
Microsoft Mobile Sales [38] stond de Italiaanse thuiskopieregeling centraal. Deze omvatte wel een vrijstellingsmogelijkheid, maar om daarvan gebruik te kunnen maken moesten de betalingsplichtigen eerst een overeenkomst sluiten met SIAE, de Italiaanse organisatie die is belast met het collectief beheer van auteursrechten. De regeling hield in dat slechts een eindgebruiker die géén natuurlijk persoon is, een verzoek tot terugbetaling van de betaalde vergoeding kon indienen. De advocaat-generaal Wahl, reeds aangehaald in alinea 1.8 hiervoor, betoogde in zijn conclusie voorafgaand aan dit arrest onder meer:
eerste uitgangspuntis dat de natuurlijke persoon die met de aangeschafte apparatuur of gegevensdrager reproducties voor privégebruik kan [39] maken zonder toestemming van de rechthebbende (kortom: degene die een beroep kan doen op de thuiskopie-exceptie), ook degene is die uiteindelijk de “billijke compensatie” verschuldigd behoort te zijn. Bij dat uitgangspunt past niet dat de geheven thuiskopievergoeding uiteindelijk ten laste van een ander komt. Dit uitgangspunt staat niet eraan in de weg, dat lidstaten – indien praktische moeilijkheden bij het identificeren van de eindgebruiker dit rechtvaardigen – een stelsel invoeren waarin de betalingsverplichting in eerste instantie wordt gelegd op degene die de voor het maken van reproducties geschikte apparaten of gegevensdragers direct of indirect ter beschikking van de particuliere gebruiker stelt, waarbij hij de door hem afgedragen thuiskopievergoeding kan doorberekenen aan zijn afnemer. Door in de verkoopketen het bedrag van de geheven thuiskopievergoeding telkens mee te rekenen in de koopprijs van de desbetreffende voorwerpen (al dan niet in de vorm van een op de factuur afzonderlijk vermelde opslag), komt de thuiskopievergoeding uiteindelijk toch ten laste van de particuliere eindgebruiker.
tweede uitgangspunthoudt in dat op grond van art. 5, lid 2 onder b, Arl een ‘rechtvaardig evenwicht’ moet worden gevonden tussen enerzijds de belangen van de rechthebbenden en anderzijds de belangen van de eindgebruiker. De thuiskopievergoeding mag daarom niet minder, maar ook niet méér omvatten dan een vergoeding voor de schade die de rechthebbenden lijden als gevolg van de thuiskopie-exceptie. Indien (door een systeem van ongedifferentieerde heffing of anderszins) teveel of te weinig thuiskopievergoeding is afgedragen, moet het ‘rechtvaardig evenwicht’ worden hersteld. Een nationale thuiskopieregeling kan tot een verstoring van het ‘rechtvaardig evenwicht’ leiden, indien de financiële last van de thuiskopievergoeding blijft drukken op een ander dan de in de Auteursrechtrichtlijn beoogde schuldenaar, te weten de natuurlijke persoon die de geleverde apparatuur of gegevensdrager kan gebruiken voor het maken van reproducties voor privédoeleinden. Dit leid ik af uit het aangehaalde arrest van het HvJ EU inzake EGEDA (samengevat: de thuiskopievergoeding mag niet ten laste komen van alle belastingbetalers). Het kan ook worden afgeleid uit de volgende overweging:
vooraf), komt de rechter niet toe aan de vraag naar eventuele mogelijkheden tot restitutie: dan kan de fabrikant of importeur immers een beroep op die vrijstelling doen vóórdat hij aan de incasso-organisatie betaalt. Indien in de fase van de heffing sprake is van praktische moeilijkheden bij het identificeren van de uiteindelijke gebruiker van het product, staat de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van het HvJ EU onder bepaalde voorwaarden een nationale regeling toe waarbij de thuiskopievergoeding in eerste instantie ongedifferentieerd wordt geheven bij degene die de voor het maken van reproducties geschikte apparatuur of gegevensdragers levert. ‘Ongedifferentieerd’ wil in dit verband zeggen: ongeacht wie de eindgebruiker zal zijn. De eerste voorwaarde is dat de invoering van dat stelsel wordt gerechtvaardigd door meergenoemde praktische moeilijkheden. Indien zonneklaar is wie de eindgebruiker zal zijn, is aan deze eerste voorwaarde niet voldaan. Een tweede voorwaarde is, kort samengevat, dat de nationale regeling voorziet in een doeltreffende en reëel toegankelijke mogelijkheid om terugbetaling te verkrijgen indien wordt aangetoond dat het gaat om goederen waarover geen thuiskopievergoeding verschuldigd is (omdat de goederen niet worden gebruikt door een natuurlijke persoon voor het maken van reproducties van beschermd werk voor privédoeleinden). In de vakliteratuur is deze voorwaarde ook wel eens aangeduid als een ‘weerlegbaar vermoeden’ dat de te leveren of geleverde apparatuur of gegevensdrager kan worden gebruikt door een natuurlijke persoon voor het maken van reproducties van beschermd werk voor privédoeleinden.
4.Bespreking van de prejudiciële vragen
Copydan, in het Nederlandse rechtsstelsel een vordering tot restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing alleen toe aan de eindverwerver van de drager en niet aan de betalingsplichtige?
ontkennendmoet worden beantwoord. Zij voert in haar schriftelijke opmerkingen (hierna: s.o.) aan dat de vordering tot restitutie uitsluitend toekomt aan de betalingsplichtige (in Nederland: de fabrikant of importeur), zijnde degene die de hem in rekening gebrachte thuiskopieheffingen heeft betaald aan Stichting De Thuiskopie. Met het geheel of gedeeltelijk ontvallen van de rechtsgrond aan de betaling komt, op grond van art. 6:203 BW, de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling toe aan degene die feitelijk heeft betaald [43] .
jegens Stichting De Thuiskopienaar Nederlands recht geen vordering uit onverschuldigde betaling, noch uit ongerechtvaardigde verrijking.
Copydanniet dat aan een betalingsplichtige (de fabrikant of importeur) géén vordering toekomt tot teruggaaf van door hem te veel betaalde thuiskopievergoedingen. Het HvJ EU heeft in het arrest
Copydaneen Deense nationale regeling toelaatbaar geacht waarin slechts aan de eindverwerver een restitutievordering toekomt. Daarmee is niet gezegd dat in het algemeen een restitutievordering uitsluitend toekomt aan de eindverwerver. Overigens voldeed het Nederlandse thuiskopiestelsel in de relevante periode niet aan alle in het arrest Copydan geformuleerde voorwaarden. Ook dat brengt volgens Imation mee dat zij een vordering heeft tot terugbetaling van de aan haar ten onrechte in rekening gebrachte heffing.
Microsoft Mobile Salesvolgt dat een nationale regeling die uitsluitend aan de eindverwerver een vordering toekent tot restitutie van teveel betaalde thuiskopieheffing slechts toelaatbaar is indien (tevens) een vrijstellingsmogelijkheid voor betalingsplichtigen geldt. Zo’n regeling ontbreekt in het Nederlandse stelsel.
tweede prejudiciële vraag(zie alinea 1.9 hiervoor: is het nodig bij beantwoording van vraag 1 onderscheid te maken tussen grondslag A en de grondslagen B en C van de vordering?) stelt Imation dat voor alle grondslagen geldt dat de betalingsplichtige fabrikant of importeur degene is die de thuiskopievergoedingen heeft betaald en dus (primair) de benadeelde is, ingeval thuiskopievergoeding geheel of gedeeltelijk ten onrechte is geheven.
[A]en
Copydandat slechts aan de eindverwerver van de desbetreffende gegevensdragers een vordering toekomt tot restitutie indien teveel thuiskopievergoeding is betaald. Zij wil de eerste prejudiciële vraag van de rechtbank aanvullen met de aanname dat de betalingsplichtige (
in casu: Imation) “in eerste instantie de thuiskopieheffing heeft afgedragen, maar de thuiskopieheffing heeft doorberekend aan de eindverwerver van de drager, en daardoor zelf de financiële last van de thuiskopieheffing niet heeft gedragen” (s.o. onder 22). Stichting De Thuiskopie verwijst in dit verband naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 mei 2015 in de incassoprocedure (s.o. 26 – 28). Ook afgezien van het arrest Copydan, is volgens Stichting De Thuiskopie evident dat een vordering tot restitutie slechts toekomt aan de eindverwerver: deze is immers degene die nadeel heeft ondervonden, aangenomen dat de thuiskopieheffing via de koopprijs aan hem is doorberekend (s.o. 29 – 39).
“rechtvaardig evenwicht”kan worden bereikt (s.o. onder 2.12). Voor zover een betalingsplichtige (fabrikant of importeur) de door hem afgedragen thuiskopieheffing niet doorberekent in de verkoopprijs, komt hem volgens de Staat toch geen vorderingsrecht toe omdat het niet doorberekenen berust op de bewuste eigen keuze van de betalingsplichtige. [44]
in het algemeenuitsluitend de eindverwerver van de apparatuur of gegevensdragers een vordering tot restitutie (respectievelijk tot het verkrijgen van een verklaring voor recht of van schadevergoeding) kan instellen, indien achteraf blijkt dat ten onrechte thuiskopievergoeding over de desbetreffende apparatuur of gegevensdragers is geheven. Deze kwestie kwam al aan de orde in de alinea’s 3.18 – 3.21 hiervoor.
passing on-verweer), zoals in deze zaak gevoerd, niet bij voorbaat onmogelijk geacht. Dat oordeel maakt geen deel uit van de vraagstelling van de rechtbank en staat daarom niet ter discussie in deze prejudiciële procedure. De rechtbank heeft het doorberekeningsverweer besproken in rov. 5.51 – 5.68. Zij heeft (onder verwijzing naar HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1483 [45] ) in rov. 5.53 genoteerd dat een doorberekeningsverweer zowel kan zijn gericht op het begrip ‘schade’, waarin de omvang van de schade wordt bepaald, als op de toerekening van voordeel in de zin van art. 6:100 BW. Voor dit moment is vooral van belang hetgeen de rechtbank overwoog in rov. 5.57:
ongedifferentieerdeheffing van thuiskopievergoeding op een tijdstip waarop nog niet bekend is of de door Imation geleverde goederen (
in casu: hoofdzakelijk blanco cd’s en dvd’s) zijn bestemd voor zakelijk gebruik óf zijn bestemd voor gebruik door een natuurlijke persoon die deze goederen mag benutten voor het maken van reproducties van beschermd werk voor privédoeleinden.
nietals vaststaand kan worden aangenomen dat zij de gehele thuiskopievergoeding heeft doorberekend aan haar afnemers (rov. 5.66 Rb). Hoewel de Hoge Raad in prejudiciële zaken enige armslag heeft ten aanzien van de feiten waarop zijn beslissing wordt gebaseerd [46] , acht ik het om deze reden onjuist om – zoals Stichting De Thuiskopie ingang tracht te doen vinden, doch door Imation wordt bestreden – bij de beantwoording van de prejudiciële vragen als vaststaand aan te nemen dat Imation de haar in rekening doorgebrachte thuiskopievergoedingen heeft doorberekend aan haar afnemers [47] . Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen moet daarom rekening worden gehouden met verschillende scenario’s.
action directe’, waarbij de (professionele) eindverwerver aan wie een – naar achteraf blijkt − ten onrechte geheven thuiskopievergoeding is doorberekend, zich niet tot zijn verkoper behoeft te wenden om restitutie te vorderen, maar rechtstreeks de nationale incasso-organisatie tot restitutie kan aanspreken. Zo’n regeling ontbrak in de relevante periode [48] . Bij gebreke van zo’n regeling moeten de partijen zich behelpen met klassieke rechtsmiddelen uit het burgerlijk recht, zoals zij in deze zaak hebben gedaan. In dit geding gaat het om een vordering uit onverschuldigde betaling en/of een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking.
action directeals bedoeld in alinea 4.11, kan de (professionele) eindverwerver niet met succes een vordering uit onverschuldigde betaling instellen tegen Stichting De Thuiskopie: hij is immers niet degene die de betaling aan Stichting De Thuiskopie heeft verricht. Zelfs al zou de betalingsplichtige fabrikant of importeur worden beschouwd als een tussenpersoon, die op eigen naam doch voor rekening van de op dat moment nog onbekende eindverwerver van de desbetreffende apparatuur of gegevensdrager de thuiskopievergoeding heeft voldaan aan Stichting De Thuiskopie – een standpunt van feitelijke aard dat door geen der partijen in dit geding is verdedigd −, dan nog zou een vordering uit onverschuldigde betaling toekomen aan die tussenpersoon [49] .
indiende thuiskopievergoeding door Imation is doorberekend aan haar afnemer(s), de restitutie van dit bedrag aan Imation automatisch zou leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking van Imation. [51] Samengevat in mijn woorden: Stichting De Thuiskopie is beducht dat Imation ‘dubbel vangt’, indien Imation de door haar betaalde thuiskopievergoeding heeft doorberekend aan haar afnemers en restitutie van diezelfde thuiskopievergoeding vordert van Stichting de Thuiskopie.
nietaan de eindverwerver heeft doorberekend. Het stond de nationale wetgever vrij om een algemene regeling voor restitutie van thuiskopievergoedingen te treffen die voldoet aan de in voormelde rechtspraak van het HvJ EU gestelde voorwaarden. Zoals gezegd, ontbrak in Nederland een algemene regeling die de eindverwerver een vorderingsrecht tot restitutie verschafte met uitsluiting van degene die de betaling had verricht en ontbrak bovendien een vrijstellingsmogelijkheid voor de betalingsplichtige. Daarom vermag ik niet in te zien waarom Imation jegens Stichting De Thuiskopie geen gebruik zou mogen maken van haar eventuele vorderingsrecht uit onverschuldigde betaling of uit ongerechtvaardigde verrijking. Mijn slotsom is dan ook dat de eerste prejudiciële vraag ontkennend moet worden beantwoord.
tweedeprejudiciële vraag kan daarom eveneens ontkennend worden beantwoord. De standpunten van partijen geven mij geen aanleiding hierop dieper in te gaan. Ten slotte merk ik op dat beide prejudiciële vragen betrekking hebben op de vraag aan wie een eventueel recht op restitutie van afgedragen thuiskopievergoedingen toekomt. Andere mogelijke schade-elementen, zoals gederfde omzet of bijkomende kosten, zijn daarom in deze conclusie onbesproken gelaten.