Conclusie
Op 22 oktober 2011 hebben [medeverdachte] en ik in Hellendoorn gesproken over het plan om de flitspaal naar beneden te halen.
Ik zag toen dat er een taxi uit de tegengestelde richting kwam. Toen we verder reden op de Leidseweg, sloegen we linksaf. We moesten voorrang verlenen aan een tegemoet komende auto.
Ik zag een ladder tegen de flitspaal staan. Een persoon stond op de ladder. Ik zag een tweede persoon staan. Deze persoon hield de ladder vast waar de eerste persoon op stond”.
7.Het eerste namens de verdachte voorgestelde middel
8.Het tweede namens de verdachte voorgestelde middel
9.Het derde namens de verdachte voorgestelde middel
Ook het openbaar ministerie had graag gezien dat de volledige, ongezwarte versie van het rapport van de EODD aan de processtukken was toegevoegd. Waar echter niets is, verliest de keizer zijn recht. Ik heb zoveel mogelijk getracht te voldoen aan de opdracht van het hof, hetgeen geresulteerd heeft in de stukken die thans ter beschikking zijn gesteld. Mijn bevoegdheden reiken niet zover dat ik het Ministerie kan bevelen het rapport in ongezwarte vorm ter beschikking te stellen. Bovendien heb ik de indruk dat het Ministerie zich co-operatief opstelt en binnen de grenzen van hetgeen verantwoord is zoveel mogelijk heeft prijsgegeven. Of het hof mij nu iets verzoekt of beveelt maakt niet uit; in beide gevallen heb ik alles gedaan wat mogelijk was. De thans beschikbare informatie is in mijn visie voldoende voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Mocht het hof een nadere toets wensen van de gezwarte gedeelten uit het EODD-rapport, dan bestaat er wellicht de mogelijkheid om het volledige rapport ter beschikking te stellen aan de landelijke terreurofficier van justitie of de raadsheer-commissaris, opdat deze zich daarover een zelfstandig oordeel kan vormen en daarover in een proces-verbaal verantwoording kan afleggen.
(…)