ECLI:NL:HR:2012:BU7349
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Noodweerexces en niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1986 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was betrokken bij een schietincident op 10 juli 2008 in Rotterdam, waarbij hij opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd en een ander, [slachtoffer 1], heeft verwond. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweerexces, omdat hij zijn vriend [betrokkene 1] wilde verdedigen tegen een aanranding door de slachtoffers. Het Hof verwierp dit beroep, oordelend dat het schieten niet het gevolg was van een hevige gemoedsbeweging, zoals vereist voor noodweerexces. De verdachte had gewacht tot [slachtoffer 2] 'goed stond' om te schieten, wat door het Hof werd geïnterpreteerd als een berekende actie om [slachtoffer 2] uit te schakelen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, die oordeelde dat het Hof de juiste rechtsopvatting had gehanteerd.
Daarnaast werd de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste maatstaf had gehanteerd en dat de beslissing om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het Hof.