ECLI:NL:PHR:2011:BO6748
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep en de toepassing van het vertrouwensbeginsel. Het Hof had eerder het verweer van de verdediging verworpen dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er een schending van het vertrouwensbeginsel zou zijn geweest. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld. Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van het tijdig ingestelde hoger beroep. Na de executie van de door de Rechtbank opgelegde betalingsverplichting had het op de weg van de betrokkene gelegen om bij het OM te informeren of het hoger beroep was ingetrokken. Dit oordeel van het Hof was zelfstandig dragend voor de verwerping van het verweer, waardoor andere overwegingen van het Hof buiten bespreking konden blijven.
De zaak betreft een ontnemingsmaatregel die door de rechtbank Arnhem was opgelegd, waarbij de betrokkene verplicht was een bedrag van € 600,- aan de Staat te betalen. Het OM had op 24 september 2007 hoger beroep ingesteld, en de betrokkene was tijdig op de hoogte gesteld van deze procedure. De Hoge Raad benadrukte dat alleen ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. In dit geval was er geen sprake van een aan het OM toe te rekenen schending van het vertrouwensbeginsel, en de executie van de ontnemingsmaatregel was niet onterecht. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie falen en dat er geen gronden zijn om de uitspraak van het Hof te vernietigen.