Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
ONTVANGER VAN HET LAND CURAÇAO,
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift van [eiser] inzake CUR202401097 d.d. 28 maart 2024 (
- het verzoekschrift van [eiser] inzake CUR202401396 d.d. 24 april 2024 (
- het verzoekschrift van de Ontvanger inzake CUR20241424 d.d. 26 april 2024 (
- de stempelbeschikking inzake CUR20241424 d.d. 29 april 2024 (
- de conclusie van antwoord van de Ontvanger inzake CUR202401396 d.d. 24 juni 2024;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van de Ontvanger inzake CUR202401097, tevens eis in reconventie in CUR202401424 (lees: CUR202401396) d.d. 24 juni 2024;
- de akte wijziging althans vermeerdering van eis in conventie van [eiser] inzake CUR202401097, tevens conclusie van dupliek in conventie inzake CUR202401097, tevens conclusie van antwoord in reconventie inzake CUR202401424 (lees: CUR202401396) d.d. 30 september 2024;
- de aanvullende producties 21 en 22 van [eiser];
- het proces-verbaal van de zitting van 4 december 2024 inzake CUR202401396 (
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie van de Ontvanger inzake CUR202401097 en CUR202401424 (lees: CUR202401396) d.d. 13 januari 2025;
- de conclusie van dupliek in reconventie van [eiser] inzake CUR202401097 en CUR202401424 (lees: CUR202401396) d.d. 10 februari 2025;
- de akte wijziging eis van [eiser] inzake CUR202401396 d.d. 10 februari 2025;
- de op 26 maart 2025 in de zaken CUR202401097 en CUR202401396 gehouden pleidooien en de door de gemachtigden overgelegde pleitnotities.
2.De feiten
alle vorderingen en roerende zaken, niet zijnde registergoederen, die hij/zij verschuldigd mocht zijn of worden aan of onder zijn/haar berusting mocht hebben van voornoemde belastingschuldige”.
4.De stellingen van partijen
5.De beoordeling
Op grond van artikel 1 van de Landsverordening Dwanginvordering worden “de belastingen” ingevorderd door middel van dwangschriften. Naar voorlopig oordeel valt niet in te zien dat die bevoegdheid tot invordering door middel van dwangschriften beperkt zou zijn tot de belastingplichtige en zich niet mede zou uitstrekken tot vorderingen op anderen die voor de voldoening van die schulden aansprakelijk zijn. (…) Naar voorlopig oordeel is evenmin nodig dat [eiseres] eerst (door de Inspecteur) aansprakelijk is gesteld voor de schulden van de vennootschap, voordat de Ontvanger tot invordering kon overgaan. Uit de hier relevante belastingregelingen is de bestuurder immers hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de desbetreffende belastingplichtige rechtspersoon. Die aansprakelijkheid vloeit dus rechtstreeks en per definitie voort uit de wet. Een afzonderlijke aansprakelijkstelling is niet vereist. Anders dan [eiseres] meent, is die aansprakelijkheid ook niet beperkt tot gevallen waarin sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur.”
Op grond van de belastingwetgeving kan immers een ander dan de belastingplichtige hoofdelijk aansprakelijk zijn. Zo bepaalt art. 21 lid 1 sub b van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 dat iedere bestuurder van een binnen Curacao gevestigde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk is voor de door die rechtspersoon verschuldigde belastingen en de administratieve boete. Dat artikel is in art. 29 lid 3 Landsverordening AOV en art. 32 lid 3 Landsverordening AWW van overeenkomstige toepassing verklaard, terwijl art. 8g lid 1 sub b Landsverordening Ziekteverzekering en art. 8f lid 1 sub b Landsverordening Ongevallenverzekering identieke bepalingen bevatten. [Eiser] is dus hoofdelijk aansprakelijk voor de op grond van genoemde landsverordeningen verschuldigde belastingschulden van zijn vennootschappen. Die aansprakelijkheid vloeit rechtstreeks voort uit de wet; daarbij is dus geen wijziging van de tenaamstelling nodig.”