Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.De prejudiciële procedure
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
p. 525).
4.Beslissing
30 oktober 2015.
Hoge Raad
Op 30 oktober 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een prejudiciële beslissing genomen in de zaak tussen Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. en [A]. De zaak betreft de vraag of artikel 431a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing is op de situatie waarin de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel overgaat door een fusie, zoals bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verkrijgende rechtspersoon die de executie na de fusie wil aanvangen of voortzetten, verplicht is om de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging aan de geëxecuteerde te betekenen. Dit is van belang om de geëxecuteerde op de hoogte te stellen van wie de bevoegdheid tot executie heeft overgenomen.
De zaak is ontstaan na een vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam, waarin vragen zijn gesteld over de noodzaak van betekening van de rechtsovergang aan de geëxecuteerde. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing verduidelijkt dat indien de overgang van de executiebevoegdheid schriftelijk of elektronisch is medegedeeld aan de geëxecuteerde, met afschrift aan de betrokken deurwaarder, de niet-naleving van het betekeningvoorschrift niet leidt tot nietigheid van de daaropvolgende executiehandelingen, tenzij de geëxecuteerde of een belanghebbende derde aantoont dat zijn belangen door deze niet-naleving onredelijk zijn geschaad.
De Hoge Raad heeft de kosten van de procedure begroot op € 1.800,-- aan de zijde van Achmea. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.