ECLI:NL:OGHACMB:2014:37

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
KG 58695 – H 160/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van beslag wegens niet-naleving van procesrechtelijke vereisten

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, ging het om een hoger beroep van MITS Curaçao N.V. tegen Nederex Curaçao N.V. Het Hof oordeelde op 23 september 2014 over de nietigheid van een beslag dat op 5 oktober 2012 was gelegd door Nederex. MITS had in eerste aanleg een vordering ingesteld, maar Nederex had niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat de beslaglegger binnen acht dagen na het instellen van de eis in de hoofdzaak een afschrift van het bewijs van het instellen van de eis aan de derde moet betekenen. Het Hof stelde vast dat Nederex deze verplichting niet was nagekomen, wat leidde tot de nietigheid van het beslag. Het Hof oordeelde dat herstel van het beslag niet mogelijk was op basis van artikel 438 lid 2 Rv, en dat de nietigheid niet kon worden opgeheven door een later gelegd beslag op 17 februari 2014. Het Hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en hevelde het beslag op, waarbij Nederex werd veroordeeld in de proceskosten van MITS. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van procesrechtelijke vereisten bij het leggen van beslag.

Uitspraak

Registratienummer: KG 58695 – H 160/13
Uitspraak: 23 september 2014
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MITS CURAÇAO N.V.,
hierna ook te noemen: MITS,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. J.B.S. Loth,
tegen
de naamloze vennootschap
NEDEREX CURACAO N.V.,
hierna ook te noemen: Nederex,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.A. de Baar.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor de procedure tot dan toe verwijst het Hof naar zijn vonnis van 4 februari 2014.
1.2
Op de rolzitting van het Hof op 25 februari 2014 heeft Nederex een ‘akte houdende overleggen van stukken + uitlating’, met producties, ingediend. MITS heeft toen een akte uitlating genomen.
1.3
MITS heeft ter rolle van 6 mei 2014, de daarvoor nader bepaalde datum, een ‘contra akte tot uitlating’ genomen en daarbij haar eis vermeerderd.
1.4
Op de rolzitting van 12 augustus 2014, de daarvoor nader bepaalde datum, heeft Nederex een ‘contra akte tevens antwoord vermeerdering van eis’ genomen.
1.5
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij de ter rolle van 6 mei 2014 genomen akte heeft MITS haar eis aldus vermeerderd dat die eis thans inhoudt dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i) het gelegde beslag ten laste van MITS op alle vorderingen, gelden en geldswaarden en goederen onder de ISLA zal worden opgeheven,
ii) dan wel voor recht zal worden verklaard dat het gelegde (derden)beslag onder de ISLA van onwaarde, althans nietig is,
iii) kosten rechtens.
Nederex heeft tegen deze eisvermeerdering geen bezwaar gemaakt. Naar het oordeel van het Hof is zij niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het Hof zal daarom op de gewijzigde eis beslissen.
2.2
Ingevolge art. 721 Rv is de beslaglegger op straffe van nietigheid van het beslag verplicht, indien, zoals in de onderhavige zaak, de eis in de hoofdzaak na het beslag wordt ingesteld, om binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van het bewijs van het instellen van de eis in de hoofdzaak met een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering aan de derde te betekenen. Uit de overgelegde stukken met betrekking tot het op 5 oktober 2012 gelegde conservatoir derdenbeslag blijkt niet dat Nederex aan deze verplichting heeft voldaan, hetgeen zij zelf ook erkent. De wetgever heeft aan dit vormverzuim de sanctie van nietigheid van het beslag verbonden. Daarvoor is niet vereist dat de beslagene (de ISLA) een beroep doet op het niet naleven van deze verplichting. Evenmin kan daaraan afdoen dat de ISLA mogelijk anders dan door de wettelijk vereiste overbetekening bekend was met het instellen van de vordering in de hoofdzaak. Van herstel op de voet van het bepaalde in art. 438 lid 2 Rv kan gelet op de aard van het hier gelegde beslag geen sprake zijn. Aan de nietigheid van het beslag staat verder ook niet in de weg dat Nederex op 17 februari 2014 opnieuw ten laste van MITS conservatoir derdenbeslag onder de ISLA heeft gelegd. Het beslag is daarom nietig.
2.3
Gegeven het verzuim van de op straffe van nietigheid voorgeschreven vorm, dient op de voet van art. 705 lid 2 Rv de opheffing van het op 5 oktober 2012 gelegde beslag te worden uitgesproken. Uit de stelling van Nederex dat zij dit beslag reeds heeft opgeheven naar aanleiding van de veroordeling in de bodemprocedure van MITS tot betaling van een bedrag van NAf 1.132.323,-- bij (onherroepelijk) vonnis van 19 mei 2014, waaraan MITS heeft voldaan, volgt niet dat MITS geen belang (meer) heeft bij haar vordering. MITS vordert immers ook dat Nederex wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
2.4
Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep doel treft. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het op 5 oktober 2012 gelegde beslag zal worden opgeheven. De verklaring voor recht is naar het Hof begrijpt subsidiair gevorderd. Nederex zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis van 22 november 2012;
heft het op 5 oktober 2012 ten laste van MITS onder de ISLA gelegde beslag op;
veroordeelt Nederex in de proceskosten gevallen aan de zijde van MITS en tot op heden begroot op:
  • in eerste aanleg: NAf 738,-- aan griffierecht en betekeningskosten inleidend verzoekschrift, en NAf 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
  • in hoger beroep: NAf 1.133,75 aan griffierecht en betekeningskosten akte van hoger beroep en memorie van grieven, en NAf 3.600,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, H.J. van Kooten en S. Verheijen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 23 september 2014 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.