Uitspraak
LANDSONTVANGER VAN CURAÇAO,
SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant], een psycholoog en bestuurder van twee vennootschappen, tegen de Ontvanger en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De Ontvanger had dwangschriften uitgevaardigd tegen de vennootschappen vanwege belastingschulden, en had een vordering tot afdracht ingediend bij de SVB ten laste van [appellant]. [Appellant] betoogde dat deze gang van zaken in strijd was met de wet en dat hij niet hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de belastingschulden van de vennootschappen. Het Gerecht in eerste aanleg had zijn vorderingen afgewezen, waarna [appellant] in hoger beroep ging.
Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de gemachtigde van [appellant], [de belastingadviseur], niet was toegelaten als gemachtigde, maar het Hof besloot dat dit geen gevolgen had voor de ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de Ontvanger niet-ontvankelijkheid van [appellant] niet kon inroepen, omdat de procedurele vereisten niet in de weg stonden aan de mogelijkheid om het hoger beroep te behandelen.
Het Hof concludeerde dat de vorderingen van [appellant] onvoldoende onderbouwd waren en dat hij niet had aangetoond dat er een spoedeisend belang bestond bij de gevraagde voorzieningen. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en wees de vorderingen van [appellant] af, waarbij hij werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de Ontvanger als de SVB.